Wei zelfstandig, niet alleen MEN zou het beu kunnen worden, zo vaak als met het concentra tie wordt geschermd. Toch kan niet genoeg worden gewezen op de ont wikkeling, die zich rondom het land en tuinbouwbedrijf van vandaag en morgen aftpeelt resp. gaat afspelen. Nadat in deze kolommen op de con centratie in het grote industriële be drijf al eens is gewezen, is het ook goed in het rapport over het midden, en kleinbedrijf na te gaan wat daar in dit opzicht aan de hand is. We la ten het rapport aan het woord. IJKT MIDDEN. EN KLEINBEDRIJF ÏÏYEZER dagen verscheen een pub'ikatie van de Raad voor het Midden, en Kleinbedrijf onder de titel „Structurele ontwikkeling midden -en kleinbe drijf". Ook de middenstand heeft zijn aanpassingsproblemen; de bedoe'ing van de genoemde publikatie is een overzicht te geven van de ontwikkeling in deze sector van 1950 tot 1960, alsmede een vooruitzicht voor de komende jaren, speciaal met betrekking tot het aantal en de omzet van en de werkgelegen heid in de middenstandsbedrijven. Omdat als grens van het midden, en kleinbedrijf het maximum van 25 ar beidskrachten wordt aangenomen, gaat het dus om een groep ondernemingen, waarmee het land- en tuinbouwbedrijf zich goed laat vergelijken. Er zijn wel andere reden om de ontwikkeling in de middenstand met aandacht te volgen. Dit soort bedrijven komt op het platteland nog in groten getale naast de landbouwbedrijven voor. Met de laatste behoren zij tot de zo vaak bejubelde groep van kleine zeïfstandige ondernemers, 'aan welker invloed nog graag oe geestelijke gezondheid van het platteland en van de gehele natie wordt toege schreven. Een belangrijker reden ligt echter in het feit, dat deze groep en dan speciaal de levensmiddelenbedrijven een belangrijke schakel vormen in de keten, waar langs de produkten van land- en tuinbouw moeten gaan om de huisvrouw te bereiken. Omdat wat in de detailhandel van levensmiddelen gebeurt de land bouw uiteindelijk in zijn bedrijfsorganisatie en bedrijfsvoering aangaat, is meer dan gewone belangstelling voor de ontwikkelingen in de kleinhandel niet bVerbodig. OOK DAAR CONCENTRATIE Van 1950 tot 1960 is het aantal ves tigingen van kleine detailhandels zaken in voedings. en genotmiddelen met 7 gedaald; het aantal ambach telijke voedingsvoorzieningsbedrijven (waaronder bakkers en molenaars, mengvoederbereiders) bijna 20%. En dat terwijl de consumptie via de totale handel in waarde gemeten in die tijd verdubbelde. Het grootbedrijf krijgt juist in de voedselvoorzieningssector meer voet aan de grond dan in de overige detailhandel. Het aantal le vensmiddelenbedrijven met één vesti ging is in dezelfde periode met 23 7o gedaald, wat een gevolg is van de schaalvergroting en het invoeren van moderne verkoopmethoden in groen- tenhandel, kruideniersbedrijf en bak kerij. Aangenomen wordt, dat het aantal van de zelfbedieningswinkels in 1970 een derde van de totale omzet van voedings- en genotmiddelen zal zijn (1960 8Yz Omzetvergroting, ver laging van arbeidskosten, tijdgebrek van huisvrouwen zijn hier belangrijke drijvende krachten. Ook zal in de toe komst om veelal dezelfde redenen veel meer per automaat worden ver kocht. Vooral t.a.v. de verpakking zijn er werkzaamheden van de detail list naar de fabrikant overgegaan. EN HET LANDBOUWBEDRIJF? UET aantal bedrijven boven 1 ha, 11 waarop het hoofdberoep land bouw werd uitgeoefend, is in die tien jaar met zo'n 13 gedaald. Een troost voor degenen, die niet of nau welijks boer meer zijn, zou dus kun nen zijn dat de sluiting van het aan tal bakkers- en molenaarsbedrijven nog sneller is gegaan. Op veel van deze laatste bedrijven wordt nu al leen nog aan wederverkoop gedaan; er is een en ander van de vroegere zelfstandigheid verlóren gegaan. Hier zal nu niet speciaal worden ingegaan op de wenselijkheid of nood zaak van een vermindering van het aantal ondernemers in de landbouw. Waar we het hier over willen heb ben, is het vooruitzicht van de veel genoemde zelfstandigheid van dege nen, die boer zijn en blijven. Er wordt nogal eens hoog opgegeven van de vrijheidszin en de zelfstandigneids- drang van de boer. Hoe gaat het daarmee in de toekomst? Of mis schien nog duidelijker gesteld, wat koopt men daar nog voor? Hoe goed het landbouwbeleid in Nederland of in de E.E. G. ook nog eens mocht worden, er kunnen in de toekomst minder mensen van landbouw leven. De voedingsmiddelenconsumptie stijgt minder dan de welvaart, zeker gemeten in hoeveelheden, die de boerderij verlaten. De boer wordt steeds prodyktiever, er wordt steeds meer per ha en per dier gepresteerd en het aantal dieren per man stijgt ook. In het algemeen zal er daarom een prijsdruk blijven; meer welvaart in de landbouw is dus alleen moge lijk bij minder mensen. Produktiekos- tenverlaging is het parool. Steeds meer boeren zullen dat alleen op hun eigen bedrijf niet meer kunnen en tot samenwerking met collega's moe ten komen. Enig verlies aan zelf standigheid lijkt onontkoombaar. NIET ALLEEN MAAR ook op een ander front zal de boer van morgen moeten nagaan wat hij voor volledige zelf standigheid als landbouwondernemer nog koopt, of Kever, verkoopt. Hier boven is de ontwikkeling in de le vensmiddelenhandel geschetst. Toe neming van het aantal zelfsbedie- ningsbedrijven en supermarkets be tekent, dat aan de leveranciers van die bedrijven (handel, be- en verwer king) wordt gevraagd te zorgen voor een geregelde stroom van goed en sprekend verpakte, soms verder be reide en panjdare artikelen van een goede en constante kwaliteit. Gevolg is, dat deze industriële en groothan delsbedrijven deze kwaliteit en regel matige aanvoer op hun beurt moeten vragen van hun leveranciers, de boe ren en tuinders. En het aantal van die afnemers van land- en tuinbouw- produkten wordt steeds kleiner; hun DE NIEUWE BEHUIZING VAN HET K. N. K. C.r MAURITSPLEIN 23 IN DEN HAAG Hoewel het Secretariaat van het Kon. Ned. Landbouw Comité al in november 1962 verhuisde naar het nieuwe adres, Prins Mauritsplein 23, heeft het nog maanden geduurd vóór het pand helemaal was opgeknapt en ingericht. Vooral in die eerste weken, toen alleen de eerste en tweede verdieping klaar waren,, de verwarming matig functioneerde en het niet mogelijk was de aan elke verhuizing onvermijdelijk verbonden rommel op te bergen, was het met recht zich behelpen Toch is het gelukt de gewone werkzaamheden te verrichten zonder slagnatie. Na de bevrijding is dit de vijfde maal dat het Secretariaat in Den Haag onderdak wist te vinden. Het is te hopen dat het nu gedaan is met het verhulzen van het Secretariaat en dat het begrip „Mauritsplein 23" tal van jaren verbonden zal zijn met het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité. economische markt stijgt navenant. Kan de vrije en zelfstandige boer hiertegenover alleen blijven staan? De vraag stellen is haar beantwoord den. Wie mocht verwachten, dat dit be toog uit zou lopen op een vermaan aan de boeren om zich met spoed bij alle bestaande coöperatieve instellin gen aan te sluiten, zal wat teleurge steld zijn. Voorlopig zien we daar nog van af. We gaan n.I. niet verder dan het dringende verzoek te beseffen, dat het in elk geval helemaal alleen tegenover steeds meer samenwerken de en groter wordende leveranciers en afnemers heel moeilijk zal wor den. Ieder moet zelf maar het ant woord vinden, dat het beste bij zijn omstandigheden past. Vooral buiten de coöperatieve afzet en verwerking zal steeds meer niet contraeten worden ge werkt. Produktie op contract is op zichzelf niet verwerpelijk. In het licht van de bovengeschetste ont wikkeling is dat onvermijdelijk. Wat echter wel verwerpelijk is, is dat er boeren zyn die contracten tekenen zonder hun verplichtingen en rechten te kennen of te kunnen schatten. Er schijnen zelfs con tracten te worden getekend onder liet beding, dat deze niet worden getoond aan anderen De bedoe ling van zo'n voorwaarde is dui delijk. Niets is de machtige part ners liever dan dat vrije en zelf standige boeren alleen staan, weerloos, aan hen overgeleverd. Samenwerking is het minste wat nodig is, juist om nog zoveel mo gelijk van het zelfstandige onder nemerschap in de landbouw te redden. Het is bepaald geen schande om op het gevaarlijke terrein van contractuele bindingen samen te werken met lotgenoten of bijstand te zoeken van zijn land bouworganisatie. Eigenlijk beho ren er voor allerlei van deze bin dingen standaardcontracten te gelden, waaraan de landbouwor ganisaties hun goedkeuring heb ben gegeven. De ontwikkelingen buiten de landbouw en vooral die by de verdere stadia op de weg van producent naar consument, zeggen veel voor boer of tuinder, die horen en zien wil.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 8