CHEMISCHt ONKRUIDBESTRIJDING IN GLADIOLEN
RASSENPROEF STAMSLABONEN 1962
327
VRIJDAG 12 APRIL 1963
QE teelt van gladiolen heeft zich de laatste jaren in het zuidwesten van
ons land sterk uitgebreid. Hoewel deze teelt ook op de kleinere bedrij
ven wordt uitgeoefend, waar het tekort aan arbeidskrachten niet zo groot is
als op de grotere bedrijven, is het toch maar gelukkig dat men bij de on
kruidbestrijding niet meer uitsluitend op handwerk is aangewezen, maar
ook van chemische bestrijding gebruik kan maken.
Chemische onkruidbestrijding moet wel gezien worden als een hulpmid
del. Grondbewerking, dus het open en los houden van de grond, mag hier
door zeker niet achterwege worden gelaten. Wanneer van chemische midde
len bij de onkruidbestrijding gebruik wordt gemaakt, dient men te weten
welk middel, of combinatie van middelen, met de grootste kans op succes
kan worden toegepast. Van de moeite en de kosten die gemaakt worden om
de bespuitingen uit te voeren, willen we immers graag het grootst moge
lijke profijt trekken. Bovendien is schade aan het gewas bij een verkeerde
toepassing zeker niet denkbeeldig.
Daarom zullen we in dit overzicht de verschillende mogelijkheden die ons
ten dienste staan, de revue laten passeren.
c. Chloor-IPC
dimethyldixanthogeen.
Dit middel, waarmee nog niet
zulke uitgebreide ervaringen be
staan, wordt onder de naam
„Trixan" in de handel gebracht.
Ook hier hebben we te maken
met een combinatie van een mid
del met contactwerking waaraan
chloor-IPC is toegevoegd.
De dosering van dit combinatie
middel bedraagt 25 liter per hec
tare, te verspuiten in tenminste
500 liter water per hectare. Bij
gebruik van dit middel moet er
rekening mee gehouden worden
dat het chloor-IPC bevat, zodat
de hiervóór genoemde voorzor
gen ook bij een bespuiting met dit
middel in acht genomen moet
worden. De kosten van een Tri-
xanbespuiting bedragen ca 125
per hectare.
TOEPASSING VóóR DE
OPKOMST VAN HET GEWAS
VRIJWEL alle ter beschikking
staande middelen geven het
grootste effect en de minste kans op
schade wanneer ze vóór de opkomst
van het gewas worden toegepast.
Gebruikt kunnen worden
a. PCP in olie chloor-IPC
Dit is een combinatie van een
middel met contact werking en
een middel met langere nawer
king. De bovengrondse onkruiden
worden grotendeels gedood door
de PCP in olie, terwijl de kiemen
de onkruidzaden door chloor-IPC
worden gedood. De dosering is 30
liter PCP en 4 liter chloor-IPC
40 verspuiten in 8001000 liter
water per ha. De weersomstandig
heden waaronder de bespuiting
uitgevoerd wordt, zijn van grote
invloed op de duur van dc wer
king. De beste resultaten worden
verkregen wanneer gespoten
wordt bij koel, droog weer. Bij
hogere temperatuur is de werking
van kortere duur. Door chloor-
IPC-dampen kan schade ontstaan
aan nabijgelegen gewassen. Voor
al vlas, blauwmaanzaad, kom
kommer, meloen, augurk en ane
moon zijn gevoelig voor chloor-
IPC. Raadpleeg hiervoor de aan
wijzingen die op de verpakking
vermeid staan. Een dergelijke be
spuiting kost aan middel circa
120.-— per hectare.
b. DNOC chloor-IPC
Ook in dit geval hebben we met
een combinatie van een middel
met contactwerking en de al be
sproken chloor-IPC met langere
werkingsduur te maken. De do
sering bedraagt 5 kg DNOC 80 °/o
en 4 1 chloor-IPC 40 °'o, te ver
spuiten in 800100 1 water per
hectare. Omdat beide middelen
bij overwaaien schade aan nabij
gelegen gewassen kunnen veroor
zaken, worden er hoge eisen ge
steld aan de omstandigneden
waaronder de bespuiting plaats
vindt. Een dergelijke bespuiting
kan alleen bij bedekte lucht, hoge
luchtvochtigheid en windstil weer
worden uitgevoerd. Toepassing
van deze bespuiting kost aan mid
del circa 75,per hectare.
d. MCPA chloor-IPC
Beide middelen met een langere
nawerking geven de mogelijkheid
om veel onkruiden in één keer te
bestrijden. Deze combinatie of een
afzonderlijke bespuiiing met MC
PA mag echter niet langer dan
tot uiterlijk één week vóór de op
komst worden toegepast, omdat
anders de kans op*schade te groot
wordt. De te gebruiken hoeveel
heid bedraagt 1 kg werkzame stof
MCPA en 4 liter chloor-IPC 40 °a,
te verspuiten in 8001000 l water
per hectare. Deze bespuiting kost
aan middel circa 75,per hec
tare,
e. Diquat
Een geheel ander, nog vrij nieuw
middel met contact werking is di
quat, dat onder de naam „Re-
glone" in de handel wordt ge
bracht. De toe te passen concen
tratie bedraagt 3 liter, te verspui
ten in 8001000 1 water per hec
tare. Ook bij gebruik van dit mid
del moeten de nodige voorzorgen
in acht worden genomen. Zo kan
bij aangrenzende populieren en
peren bladbeschadiging worden
veroorzaakt. Ook reeds boven
staande bieten zijn zeer gevoelig.
Deze bespuiting kost ongeveer
65.per hectare aan middel.
TOEPASSING NA DE
OPKOMST VAN HET GEWAS
TOALS genoemd, zijn de moge-
lijkheden na opkomst niet
groot. Eigenlijk staat ons dan maar
één middel ter beschikking, n.l.
chloor-IPC en ook dat heeft nog zijn
bezwaren. In vele gevallen zal im
mers de temperatuur te hoog zijn,
waardoor het effect van de onkruid
bestrijding grotendeels verloren gaat.
Door de hogere temperatuur neemt
bovendien de kans op beschadiging
aan in de nabijheid gelegen gevoe
lige gewassen toe. De te gebruiken
hoeveelheid bedraagt 4-6 liter, welke
met 8001000 liter water per hectare
moet worden verspoten. Het gebruik
van DNOC na opkomst is niet geheel
onmogelijk. Toepassing hiervan is
sterk ainankelijk van plaatselijke
omstandigheden, zoals lengte van de
gladiolen en de voorkomende on
kruiden. Het moet dus meer als een
noodoplossing worden gezien.
MOGELIJKHEDEN CHEMISCHE
ONKRUIDBESTRIJDING
ïjiT het voorgaande blijkt wel dat
U chemische onkruidbestrijding
mogelijkheden biedt. Het blijft ech
ter een hulpmiddel, dat het best vóór.
de opkomst van het gewas toegepast
kan worden. Later in het seizoen zal
wieden gewoonlijk noodzakelijk zijn.
Behalve dat dit voor de structuur
wenselijk is, zal ook een onkruid
zoals zwarte nachtschade in de zo
mer vaak het nodige handwerk vra
gen.
De keuze van het onkruidbestrij
dingsmiddel zal afhangen van de
onkruiden die bestreden moeten
worden, hoe het optreden van scha
de te vermijden is en wat de kosten
van het middel zijn. Wellicht kar.
het hier beschrevene steun geven bij
het nemen van deze beslissing.
H. J. MANDERSLOOT
A. SPRUIT
R. T. C. „Goes".
DE belangstelling voor stamslabonen neemt sterk
toe, vooral bij de groenteverwerkende indus
trie. Bovendien worden de laatste jaren vrij veel
nieuwe rassen bij de Raad voor het Kwekersrecht
aangemeld. Dit was voor het Proefstation te Alk
maar aanleiding om met een zogenaamd „Centraal,
rassenp roef veld" te beginnen. Deze naam is enigs
zins misleidend omdat de rassen niet op één proef
veld, maar op verschillende plaatsen werden ge
zaaid. Het doel van deze beproeving is meer ge
gevens te krijgen over de nieuwe rassen wat be
treft vroegheid, produktie, geschiktheid voor een
malige pluk, ziekteresistentie en kwaliteit. Het ligt
in de bedoeling dat dit centraal rassenproefveld de
schakel gaat vormen tussen het vooronderzoek van
nieuwe stamslabonerassen van het I. V. T. te Wage-
ningen enerzijds en de rassenproeven in landelijk
verband van het P. G. V. te Alkmaar anderzijds.
Verder wordt nauw samengewerkt met het I. P. O.
en het I. B. V. T. te Wageningen, respectievelijk
voor het vaststellen van de ziekteresistentie en
voor kwaliteitsbeoordeling van het verwerkte pro-
dukt.
Door de N. A. K.-G. te 's-Gravenhage en de P. S. C.
te Wageningen worden vaak waardevolle adviezen
gegeven. In België wordt aan dit onderzoek meege
werkt door het I. N. A. C. O. L. te Wezembeek-
Oppem. Door dit instituut werden op drie plaatsen
proefvelden aangelegd. De proef in Nederland om
vatte 44 en die in België 23 rassen. Tenslotte wordt
gewezen op 't feit dat de resultaten afkomstig zijn
van één proefjaar met voor bonen ongunstige
weersomstandigheden. De conclusies moeten dus
als zeer voorlopig worden beschouwd.
Als slot van dit interimrapport wordt een korte
beschrijving van de 26 aangehouden rassen ge
geven, die tevens te beschouwen is als een samen
vatting van de resultaten in 1962.
PROEFOPZET 1963.
IN 1963 zullen deze 26 rassen voor de tweede
keer worden beproefd, aangevuld met onge
veer 7 nieuwe rassen. Getracht zal worden de door-
plukproef in drievoud op te zetten. Bij de eenmalige
pluk gaan de gedachten uit naar het oogsten op
drie tijdstippen om een indruk te krijgen van het
produktieverloop. Het toetsen op gevoeligheid voor
ziekten zal op afzonderlijke proefveldjes geschie
den. Verder staat een gewas-beoordeling van de
rassèn onder glas op het programma. De verwer
king van het produkt en de kwaliteitsbeoordeling
zullen weer door het I. B. V. T. te Wageningen wor
den verzorgd. Tevens is contact opgenomen met
het I. N. A. C. O. L. te Wezembeek-Oppem in België.
Het ligt namelijk in de bedoeling alle rassen op
minstens drie plaatsen in België te zaaien. Op deze
wijze wordt getracht in een zo kort mogelijke tijd
voldoende gegevens te krijgen over de gebruiks
waarde van de nieuwe rassen.
Tot nu toe werd behalve in vakbladen, in hoofd
zaak gepubliceerd in de vorm van de zogenaamde
„Mededelingen" en „Jaarverslagen". Er blijkt ech
ter een grote behoefte te zijn aan publikaties, die
van nog lopende onderzoekingen tussentijds de be-
langrijkse resultaten bevatten. Op deze wijze kun
nen allerlei gegevens zo snel mogelijk aan belang
stellenden worden doorgegeven.
Aanvragen voor rapport no. 3 te richten aan
Proefstation voor de Groenteteelt in de Volle
Grond te Alkmaar, Hoeverweg 6 (tel. 02200*16541),