Waterbehoefte en watervoorziening in de tuinbouw 804 t E l< t W I A X D B O L! M H i D V7 OOR het telen van tuinbouwgewassen is voldoende goed water nodig. Bij vestiging van nieuwe be- drijven of bij intensivering van bestaande, dient altijd eerst onderzocht te worden of er voldoende goed water aanwezig is. Is dat niet het geval, dan dient hierin eerst te worden voorzien, voordat de ver dere plannen gerealiseerd mogen worden. Er zijn thans nog veel plaatsen waar geen goed oppervlakte water en nog geen aansluiting op de waterleiding aanwezig is. In dergelijke gevallen dient het bouwen van glasopstanden voorlopig ontraden te worden. De behoefte aan voldoende goed water neemt steeds toe. De vollegrondstuinder kan door waterttoediening de kg-opbrengst verhogen. Ook in de bloembollenteelt geeft enkele malen beregenen een niet onaanzienlijke opbrengstverhoging. Bij aardbeien neemt het vrucht- gewicht sterk toe, bij vroege aardappels is het resultaat meer kilo's, bij bloemkool ëen betere kwaliteit, bij bloembollen een grotere bol, bjj komkommers meer eerste kwaliteit enz. Op aardbeiplantenvelden kan men door op tijd water te geven de wortelontwikkeling stimuleren. In de fruitteelt resulteert het water geven op droogte-gevoelige gronden in een hogere opbrengst van betere kwaliteit. Er zijn verschillende hulp middelen om het water bij de gewassen te brengen. Men kan zowel dure als goedkope installaties aan schaffen. De waterbehoefte per grond en per gewas kunnen echter sterk uiteenlopen. Men zal dan ook per bedrijf dienen vast te stellen welke methode daar de beste is. Er zijn dus tal van mogelijkheden indien er voldoende zoet water aanwezig is. En dat is iets waar de Zeeuwse tuinbouw op wacht. Voor alle gevallen geldt: Gebruik steeds goed water, zelfs al moet dit betrok ken worden van één der waterleidingmaatschappijen. Water uit sloten, vijvers, kreken en bronnen dient men vooraf steeds te laten onderzoeken. Met weinig moeite kan men aldus inlichtingen krijgen over de kwaliteit. De huidige mogelijkheden voor de watervoorziening zijn: 1. beregening 2. bevloeiing 3. infiltratie VAN het Rijks tuinbouwconsulentschap te Goes ontvingen wij een tweetal bijdra gen verzorgd door de heer P. Meeuwse, Hoofd assistent bij dit Consulentschap. Deze bijdra gen zijn opgenomen in „kleinfruitteeltadvie- zen", no. 2 en wij ontlenen hieraaA het vol gende tensiometer kan het vochtgehalte worden gemeten. Het bezwaar hiervan is dat men alleen plaatselijk inzicht krijgt over de voorraad water in de grond. Als hulpmiddel om zelf het vochtgehalte van de grond te leren schatten, kan de tensiometer echter goede diensten bewijzen. Bedenk dat volwassen to maten- en komkommerplanten tijdens warme dagen zeer veel water nodig hebben. Het gebruik per plant en per dag kan zelfs oplopen tot plm. 2 liter. In dergelijke perioden moet er dus dikwijls water worden gegeven. Hoeveel water men per keer kan toedienen, is afhankelijk van structuur en samen stelling van de grond. Op slempige gronden kan 20 mm reeds teveel zijn, terwijl op humusrijke gron den bij giften van 40 mm de structuur nog niet ge leden heeft. Op elk bedrijf afzonderlijk zal men dus moeten vaststellen hoever men kan gaan. Beter is het echter meer keren weinig dan enkele keren veel toe te dienen. Bij beregening in de open grond moet in Zeeland 30 mm wel als maximum worden be schouwd. Zodra echter een goede beschermende laag» op de grond aanwezig is, kan men wel hoger gaan. BEREGENING LATER toedienen via een beregeningsinstallatie is thans de meest gebruikte methode. Het is de meest natuurlijke wijze van toediening en heeft als voordelen dat het waterverbruik geringer is en de verdeling beter. Toepassing op alle grondsoorten is mogelijk. Men kan de gewassen op elk gewenst moment van water voorzien. Zowel onder glas als in de volle grond is van beregening een gunstig effect te verwachten, ten minste als men op tijd voldoende water geeft en geschikt water aanwezig is. De hoe veelheid per keer is afhankelijk van het gewas en de grondsoort. Meestal moet men in meer keren minder water tegelijk toedienen om afstroming naar diepere lagen of de sloot te voorkomen. Op slemp- gevoelige gronden moet men zeer voorzichtig zijn met veel water ineens. Voor de meeste groentege wassen en bloembollen is beregening de aangewezen methode. In de kassen en warenhuizen kan de in stallatie zowel hoog als laag worden aangebracht. Over het algemeen maakt men daar gebruik van ketsdoppen. Voor gebruik in het open veld kan men gebruik maken van de ronddraaiende cirkel sproeiers. Voor grotere oppervlakten is dit ook de beste methode. Aardbeien onder glas verdragen bovengrondse watertoediening over het algemeen minder goed. Vroeg ih het seizoen is het nog wel mogelijk om te beregenen, maar van voor de bloei tot aan de pluk moet men dit gewas op een andere wijze van water voorzien. Dit voornamelijk in ver band met het optreden van schimmelziekten. BE VLOEIING BEVLOEIEN door greppels zoals dat vroeger werd uitgevoerd, vindt in Zeeland vrijwel niet plaats. De hoeveelheid water die hiervoor nodig is, blijkt zo groot, dat het tot de onmogelijkheden be hoort dit vol te houden. Oppervlaktewater uit sloten en welen is vaak diep worden ingegraven, althans op de meeste gronden. Er zijn verschillende manieren om plasticbuizen te gebruiken voor infiltratie. Op korte afstanden, vermoedelijk tot 25 m, kan de normale drain met 4 sleuven worden gebruikt. Bij gebruik van dezelfde buizen op langere afstanden bestaat het gevaar dat niet overal evenveel water wordt aangevoerd, zeker niet, wanneer de druk maar nauwelijks voldoende is. Behalve van reeksen met sleuven kan men ook gebruik maken van plasticbuizen met gaatjes van 1 a IV2 mm doorsnede. Deze kunnen vermoedelijk in grotere lengten en meer reeksen tegelijk aange sloten worden op de waterleiding. Door de relatief kleine doorlaatopeningen zal minder drukverlies op treden, waardoor de waterverdeling beter kan zijn. Behalve bij aardbeien onder glas wordt sinds enige tijd ook bij andere groenteteeltgewassen weer meer gebruik gemaakt van deze methode van watertoediening. Ook hier moet echter gebied voor gebied en geval voor geval worden beoordeeld. De grond in Zeeland reageert beslist anders dan in de Betuwe of elders. Eveneens zal een humusrijke grond anders reageren op infiltratie dan een humus- arme vaste bovenlaag. WANNEER EN HOEVEEL WATER GEVEN T_JET tijdstip van watergeven wordt in de eerste plaats bepaald door de vochttoestand van de grond. Regelmatige controle op de vochtvoorraad is daarom gewenst. Het kan plaats vinden met de spade of met een zelf gemaakte grondboor. Op di verse plaatsen in de kas of het open veld kan men op deze wijze het vochtgehalte van de grond be oordelen. Hiermee kan men vochtgebrek consta teren voordat dit aan de gewassen te zien is en tijdig maatregelen nemen. Ook met behulp van een iü$t agrarisch gebruik. Op boomgaarden in gras kan zelfs tot 100 mm in-< eens worden gegeven. KUNSTMATIGE AANVOER VAN WATER Hiertoe kan men gebruik maken van: 1. Leidingwater Leidingwater is over het algemeen van uit stekende kwaliteit en kan in de tuinbouw onder alle omstandigheden worden gebruikt. Als bezwaar is wel genoemd de lage temperatuur, vooral wan neer beregening plaats vindt bij hoge temperaturen in de kas. Meestal is een dergelijke schade moeilijk vast te stellen. Wel neemt water door beregening in de kas gebracht vrij snel de temperatuur van de omgeving aan, zodat nooit schade van betekenis zal voorkomen. Wat wel als een bezwaar moet worden genoemd is, dat tijdens de zomermaanden plaatselijk de druk te laag is om rechtstreeks uit de leiding te beregenen. Meestal kan dan slechts een deel van de regenleiding in werking worden gesteld. Dit komt juist op een moment dat er veel water door het ge was wordt verbruikt. De aansluiting die bij normale druk voldoende water afgeeft, blijkt vaak te klein. Met extra kosten is dan een reservoir met pomp de oplossing. Het water vangt men op in een reservoir en wanneer dit vol is, gaat men beregenen. Tijdens het water geven, laat men de kraan van de waterleiding naar het reservoir open staan; zodat aanvulling plaats vindt. Bovendien kan men tijdens de nacht het reservoir vol laten stromen. Mede een voordeel van het op deze wijze voorraad vormen is dat altijd water van een hogere temperatuur voorhanden is. 2. Oppervlaktewater Als tweede mogelijkheid voor de watervoorzie- IN FILTRATIE LJ IERONDER verstaan we ondergrondse water- aanvulling door drainbuizen. Infiltratie is te onderscheiden in diepe en ondiepe aanvoer. Voor diepe infiltratie komt slechts een enkel bedrijf in Zeeland in aanmerking. Bij een ondiepe infiltratie is het de bedoeling de hangwaterzone in de grond aan te vullen. In tegen stelling tot diepe infiltratie waar men van onderaf water toedient, begint men bij een ondiep systeem dus van bovenaf. Voor laatstgenoemd systeem komt steeds meer belangstelling. Tot nog toe wordt dit op grote schaal toegepast bij aardbeien onder glas. Men gebruikt daarvoor plastic draineerbuizen. Deze hebben het voordeel dat ze gemakkelijk gelegd en verwijderd kunnen worden. De buizen mogen hoogstens 10 cm Bevloeiing van aardbeien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 8