AABITOXAN
Meer dan honderd jaar
Saxonia-zaaimach ines
NIEUW!
Wie niet adverteert,
wordt vergeten!
Mogelijkheden gebruik grondwater voor glasteelt
GRONINGEN
VB IJ DAG 5 APRIL 1963
303
(Vervolg van vorige pagina)
Ook is er geen controle mogelijk op de ligging van de zoutgrens. Men kan
niet bepalen op welke afstand het filter van de zoutgrens is geplaatst,
waardoor men de kans loopt na enige tijd van onttrekking zout water op
te pompen. De geringe plaatsingskosten wegen dan ook niet op tegen de
gevaren die hieraan zijn verbonden. Het slaan van een bron moet in dit
gebied dan ook worden afgeraden.
b. Het plaatsen van een bron door middel van pulsen biedt hier meer kans
van slagen. Tijdens het boren kan het profiel worden gevolgd, zodat men
de meest gunstige zandlaag kan kiezen voor het plaatsen van het filter.
Tegelijkertijd kan door het nemen van watermonsters op verschillende diep.
ten het zoutgehalte worden gecontroleerd.
Aan de hand hiervan kan men de diepte van de zoutgrens bepalen. Een
even belangrijk voordeel bij het pulsen is, dat het filter met grind kan
worden omstort. Dit verhoogt de capaciteit van het filter en maakt de
kans op verstopping kleiner.
Het is begrijpelijk, dat deze methode in vergelijking met de vorige grotere
kosten met zieh meebrengt, omdat men genoodzaakt is de uitvoering aan
een boorfirma over te laten. Globaal moet worden gerekend op een bedrag
van 60 tot 90 gulden per meter, afhankelijk van de diepte van de bron en
de transportafstand van het boormateriaal. Men kan deze kosten verlagen
door gezamenlijk één boorfirma meerdere putten te laten plaatsen, omdat
een belangrijk percentage wordt gerekend voor transport van de boorstel-
ling. Ondanks de hoge kosten is dit de enige aan te bevelen methode.
DE EISEN DIE MOETEN WORDEN GESTELD
BIJ HET PLAATSEN VAN EEN BRON
le. De boring moet gepulst worden. Bij de nieuwste methode van boren
brengt men de hoorbuizen op diepte door het inspuiten van water, waar
door de grond uit de boorbuis wordt gespoeld. Hierbij heeft men geen
controle op de profielopbouw en kunnen geen watermonsters worden ge.
nomen.
2e. De boring moet worden uitgevoerd door een ervaren en deskundige boor
firma. Deze kan aan de hand van het profiel de juiste plaats van het filter
bepalen en zal een bepaalde capaciteit van de put gedurende een aantal
jaren garanderen.
3e. De boring moet worden uitgevoerd tot minstens 3 m beneden de uiteinde
lijke diepte van de onderkant van het filter. Uit de bemonstering van het
grondwater kan dan worden bepaald of de zoutgrens al dan niet is be
reikt. In ieder geval moet van het diepste punt een watermonster worden
genomen voor controle van het zoutgehalte. Met het oog op de bemonste
ring moet tijdens het boren zo weinig mogèlijk water worden toegevoegd.
Mocht bij de boring de zoutgrens worden gepasseerd, dan dient het boor
gat bij het optrekken van de boorbuis te worden opgevuld met klei.
4e. Het filter moet bij een maximum capaciteit van 10 m3/uur op een mini
male afstand van 3 m boven de zoutgrens worden geplaatst. Bij een
hogere capaciteit van de bron moet ook deze afstand groter worden ge
nomen.
5e. Het filter moet bij het plaatsen worden omstort met grof zand of fijn
grind. Een flinke omstorting is gewenst.
6e. De diameter van het filter moet zo groot mogelijk zijn. De meest gebrui
kelijke maat is 9 10 cm. Het grote filteroppervlak verhoogt de capaciteit
van de bron.
7e. De pomp moet door middel van een aparte aanzuigbuis het water op
pompen (zie schets). Door een directe aansluiting van de pomp op de bron
zou de kans bestaan dat het filter wordt stuk getrokken.
8e. Het verdient aanbeveling na een lange rustperiode van b.v. enkele maan
den het filter enige tijd, circa een half uur, door te pompen. Dit om ver
zanding van het filter te voorkomen.
9e. Het is gewenst het bronwater regelmatig op het zoutgehalte te con
troleren. Wanneer jaarlijks, b.v. aan het begin en eind van iedere pomp
periode, een watermonster wordt genomen, kan worden gecontroleerd of
eventueel verzilting van de bron optreedt.
10c. De capaciteit van de pomp moet in verhouding staan tot de capaciteit van
het filter. Een over-capaciteit van b.v. 5 m3 is gewenst. De boorfirma of de
leverancier van de pomp kan hierover het beste advies geven.
11e. De diepte en capaciteit van het filter moet worden aangepast aan de
dikte van de zoetwaterlaag. Voor een bron met een capaciteit van 10 m:!/u.
moet de zoutgrens tenminste op 12 m beneden maaiveld liggen. Voor een
pomp van 5 m3/uur is 10 m voldoende.
GEVAREN VOOR VERZILTING VAN DE BRON
De mogelijkheid van verzilten van de bron blijft ondanks al deze voorzor
gen bestaan. Om verzilting te voorkomen kan men echter:
a. De hoeveelheid water, die men per dag en per jaar gebruikt, zo klein mo
gelijk houden. Het zal duidelijk zijn, dat wanneer -lange tijd achtereen
water uit de bodem wordt gepompt, dit van steeds grotere afstand moet
toestromen. Dit gebeurt niet alleen in horizontale richting. Ook uit de die
pere lagen zal het water naar de bron stromen. Door deze opwaartse stro
ming kan de zoutgrens omhoog worden getrokken.
Rustperioden tussen het pompen bijvoorbeeld 's nachts, geeft het zoete
water de gelegenheid zich aan te vullen. Men is gauw geneigd, wanneer
éénmaal water voorhanden is, dit ook voor andere doeleinden te gebruiken.
Blijf echter altijd zuinig met dit water.
b. Het gevaar van verzilting wordt groter wanneer vele putten op een klein
oppervlak worden geconcentreerd. Het gezamenlijk wegtrekken van het
water kan de zoutgrens omhoog brengen. Jaarlijks is er gemiddeld een
regenoverschot van 200 mm dat in de ondergrond verdwijnt en ten goede
komt aan de zoet watervoorraad. Dit is een hoeveelheid water van 2.000 m:!
water per ha per jaar. Wanneer meer dan 2000 m3 water
per ha wordt opgepompt, betekent dit, dat de zoetwatervoorraad
langzaam wordt opgebruikt. Daarom moet deze 2.000 m3 water als maxi
mum hoeveelheid worden gesteld. Als wordt aangenomen dat de glasteelt
per jaar 500 mm nodig heeft, betekent dit dat per hectare met één bron
4.000 m-2 glasoppervlak van water kan worden voorzien.
c. In de randgebieden is het gevaar van verzilten extra groot. De zoetwater-
laag is dun, waardoor bij onttrekking het zoute water snel omhoog kan
komen. Het plaatsen van een bron in een zoetwaterlaag die dunner is dan
10 m is derhalve niet mogelijk als men hiervan een capaciteit verlangt van
5 m3/uur of meer. In deze gevallen is alleen een welput bruikbaar. Om aan
de benodigde hoeveelheid water te komen kan men meerdere welputten
plaatsen. Ligt de zoutgrens op een diepte van 4 m beneden maaiveld of
hoger, dan is ook de aanleg van een welput onmogelijk en is men geheel
aangewezen op de waterleiding.
HET IJZERGEHALTE VAN HET GRONDWATER
Behalve het zoutgehalte heeft ook het ijzergehalte invloed op de bruikbaar,
heid van het grondwater. In de praktijk is gebleken, dat bij een ijzerconcen
tratie van meer dan 2 mg per liter schade optreedt bij beregening van de ge
wassen. Het grondwater in het gebied heeft een ijzergehalte van 3 tot 4 mg/1.
Er moet dus rekening worden gehouden met extra kosten voor een ontijze-
ringsinstallatie of men moet overgaan op bevloeien of infiltreren. (Over de
ontijzeringsinstallatie plaatsten wij destijds reeds een artikel. - Red.)
PM
mp
PPM
ppp
Sppp
pp*
ppp
ppp
ppp
ppp
pp pa
ppp
lil:
!ppp
ppp
•ppp
3 ppp
ppp
Sppp
ppp
ppp
pp pp
ppp
ip pp
(DEXD, OMU, BIPG)
fë het middel met een dubbele werking
bestrijdt een groot sortiment zaadonkruiden
Uw faversncier oft
\V 1 T*i*fö6h 059AA-20441
Norton-kast met 72 mogelijkheden
Leverbaar met veerdruk of met gewichtsbelasting.
Genormaliseerd op 11 en 12.5 cm.
Volledig automatische uitheffing van markeurs, zaaipijpèn en eventueel
sporen wissers.
Ook leverbaar op de 3 punts ophanging.
EEN MODERN GEBOUWDE, SOLIDE TREKKERZAAIMACHINE
tegen de laagste prijs!
Alle inlichtingen bij:
- andbou V/servicebedrijf
YAH GEM A M.V. - AAGTEKERKE - Telefoon 01188-59/
F.' louisasiraat 3 - SLUISKIL Telet'oon 01157-377