Mogelijkheden gebruik grondwater voor glasteelt in de omgeving Kapelle-Biezelinge ~Wi £F 302 1 1 Door J. J. LINDENBERGH, Commissie Waterbeheersing en Ontzilting. IN de provincie Zeeland is de mogelijkheid tot onttrekking van zoet water uit de bodem gering. Slechts op een beperkt aantal plaatsen is een zoetwaterlaag van voldoende dikte aanwezig. Bij het gebruik van dit water voor land- of tuinbouw, dient echter de grootste voorzichtigheid in acht te worden genomen. In dit artikel worden de mogelijkheden en gevaren van wateronttrekking in het gebied rond Kapelle-Bieze linge nader besproken. De snelle uitbreiding van de glasteelt heeft de vraag naar bedrijfswater in dit ge bied tot een probleem gemaakt Aansluiting van de percelen op de waterleiding brengt hoge kosten met zich mee, terwijl in de maanden dat het verbruik het grootst is de druk vaak nog terugloopt. Vandaar dat bij vele kwekers de vraag rijst of hier geen andere oplossing mogelijk is. Verschillende telers hebben reeds getracht, door het plaatsen van een bron, het grond water als zodanig te gebruiken. Het resultaat bleek dikwijls onbevredigend te zijn. De hoeveelheid water die werd opgepompt was gering terwijl het bronwater veel zand bevatte. Wat is hiervan de oorzaak en welke oplossing kan hiervoor worden gevonden? Om deze vragen te kunnen beantwoorden moet worden nagegaan welke factoren hierbij een rol spelen. DE GEOLOGISCHE OPBOUW VAN HET GEBIED ILLEREERST is het van groot belang te weten hoe deze gronden tot grote diepte zijn opgebouwd. De samenstelling van de grond bepaalt namelijk de doorstroom mogelijkheid van het grondwater. Het is duidelijk dat in een profiel met veel klei t.g.v. een geringe doorlatendheid het grondwater langzamer zal kunnen stromen dan in een grof-zandig profiel. Juist deze doorlatendheid bepaalt de mogelijkheid tot het plaat sen van een bron. Het gebied, waarvan hier sprake is, ligt op een omvangrijke kreekrug. Deze is dui delijk te onderscheiden van de omliggende gronden door zijn hoge ligging, zavelige» bouwvoor en betere ontwatering. Het profiel van deze kreekruggronden bestaat tot grote diepte (minstens 20 m) uit tamelijk fijn-zandige lagen, die slibhoudend zijn en afge wisseld worden door dunne kleilagen van enkele decimeters dikte. In de overgang naar de lager gelegen gronden is het mogelijk, dat in het profiel een veenlaag of veenresten met klei wordt aangetroffen. Dergelijke prof iel typen geven een geringe kans om met succes een bron te plaatsen. De doorlatendheid is vaak onvoldoende. Het is echter in bepaalde gevallen niet onmogelijk een bron te plaatsen, mits dit op deskundige wijze gebeurt. HET VASTSTELLEN VAN DE AANWEZIGHEID VAN ZOET GRONDWATER EEN belangrijke vraag is of er voldoende zoet water in de ondergrond aanwezig is, dat als beregenings- of bevloeiingswater kan worden gebruikt. 4*.,f om storting pomp aonzuiflbüig. •••iv. •4$ I filter Schets von een bror» Om een beter inzicht te krijgen in de ligging van de zoetwaterlaag is in opdracht van de Commissie Waterbeheersing en Ontzilting in 1956 een onder zoek ingesteld door de Werkgroep Geo-electrisch Onder-zoek T.N.O. Deze heeft het volgende kunnen vaststellen: a. de diepte van de zoet-zoutgrens ligt maximaal tussen 16 en 25 m beneden maaiveld in het centrum van het gebied en loopt naar beide zijden ge leidelijk op; b. de zoet-zoutgrens duikt aan beide zijden van de kreekrug plaatselijk snel omhoog; c. het maximale zoutgehalte van het grondwater boven het zoutfront is 0.350 gr Cl per liter (uitgedrukt in keukenzout 0.576 gr/1), maar is vermoede lijk veelal aanzienlijk lager. diepte grent 2o«l-;oul >3m en <I0n WERKGROEP GEO - ELEKTR ISC H ONDERZOEK T.N.O. Diepte van het 2oetwatervoorhomen, Uit dit onderzoek blijkt, dat de mogelijkheid tot efficiënte onttrekking van zoet grondwater plaatselijk aanwezig is. In de grensgebieden zal men zeer voorzichtig moeten zijn met het plaatsen van een bron, omdat d/3 mogelijk heid bestaat dat enkele tientallen meters verder de zontgrens aanmerkelijk hoger kan liggen dan op de plaats van de bron. Het maximale zoutgehalte is voor gebruik onder glas te hoog. De water monsters, genomen op verschillende diepten, bewijzen dat het zoutgehalte over het algemeen lager is en niet meer bedraagt dan 0.100 gram keukenzout per liter. Het zoutgehalte van het grondwater vormt dus in het algemeen geen bezwaar voor gebruik als bedrijfswater. Op het afgebeelde overzichtskaartje wordt een indruk verkregen van de ligging van deze zoetwaterzak in het ge bied. Door het ontbreken van voldoende controlepunten (slechts 1 diepboring) moet worden vermeld, dat de ligging op de overzichtskaart kan afwijken van de bestaande toestand. Men kan dus niet zonder meer op de kaart bepalen, waar het plaatsen van een bron mogelijk is. Te allen tijde moet bij het plaat sen worden gecontroleerd op welke diepte de zoutgrens aanwezig is. DE WIJZE WAAROP HET GRONDWATER AAN DE OPPERVI.AKTE KAN WORDEN GEBRACHT De welput. Dit is de meest bekende en oudste manier om water uit de bodem te halen. De hoeveelheid water die een dergelijke put kan leveren is geheel afhankelijk van de doorlatendheid van de grond. Op de hier beschreven gronden mag in het algemeen ywrd^n .y^rjyacht, dat na leeghalen van de put geruime tijd zal moeten wördëri gewatiit vóórdat het water weer op liet oude peil staat. De hoeveelheid water die per dag kan worden gebruikt zal daardoor gering zijn. Het plaatsen van een welput heeft vaak moeilijkheden door het aanwellen van het zand. De bodem kan daardoor niet diep genoeg gehouden worden. De bron of pompput. De meer moderne methode is de bron. Deze bestaat uit een vertikaal in de grond geplaatste buisleiding, van onderen vooraen van een filter. Het filter bestaat uit een geperforeerde ijzeren buis, die omwikkeld wordt met koperen tressen gaas (gaas met fijne openingen). Uit deze buis wordt met behulp van een pomp het water omhoog gebracht. In do laatste jaren gebruikt men in plaats van het koperen filter voornamelijk plastic fil ters, omdat deze veel minder snel worden aangetast. HET PLAATSEN VAN EEN FILTER IN DE GROND Men kan het filter in de grond slaan. Het filter moet dan van stevige con structie zijn en aan de onderkant zijn voorzien van een ijzeren punt. Het spreekt varfzelf dat bij deze methode geen plastic materiaal kan worden ge bruikt. De tweede manier is het boren en pulsen van een gat, waarin het fil ter wordt geplaatst. Hiervoor is een boorstelling nodig. Men gebruikt daarbij ijzeren buizen met een grote diameter, die op elkaar worden geschroefd. Door het uitpulsen van de grond in de buis worden deze op de gewenste diepte ge bracht, waarna het filter erin kan worden geplaatst. De buizen worden daarna weer verwijderd. VOOR. EN NADELEN VAN HET SLAAN OF PULSEN VAN EEN FILTER IN DE GROND a. Hef slaan van een filter heeft het voordeel, dat de kosten hoegenaamd be perkt blijven tot de aanschaffing van het filter en de verlengbuizen. Iedere kweker kan, met eventuele hulp van de plaatselijke smid, een dergelijke bron plaatsen. Het succes ervan moet worden afgewacht. De ondergrond is namelijk niet geschikt voor deze methode. Het zand is te fijn van korrel, terwijl regelmatig kleilagen in het profiel voorkomen. Daarom bestaat bij het slaan de grote kans, dat het filter door de trillingen verstopt raakt met zand of wordt dichtgesmeerd met klei. In welke profiellaag het filter uiteindelijk terechtkomt kan niet worden gecontroleerd. Het is goed mo gelijk dat hot filter juist komt te staan in een laag met veel klei of slib. De hoeveelheid water die dan uit de bron te pompen is zal onvoldoende zijn. (Zie verder volgende pagina.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 6