K. N. L. C.
AURITSPLEIIN 23
Erfpacht in
Oostelijk Flevoland
Algemene Kinderbijslagwet
300
ZFFTWS f *NDBOUWBLAD
BOUWKOSTEN
BEHALVE voordelen zijn er ook
een aantal punten die voor erf
pacht minder gunstig zijn dan voor
pacht. Zo moet de erfpachter b. v.
over aanzienlijk meer kapitaal kun
nen beschikken dan de pachter, in
verband met het stichten van de
gebouwen
De Staat stelt als eis, dat de kan
didaat-erfpachter tenminste moet
kunnen beschikken over 30.000
voor het bouwen van een woning.
Daarnaast moet voor het bouwen
van de bedrijfsgebouwen minimaal
ƒ1.000 per ha beschikbaar zijn. Van
het totale vereiste kapitaal moet de
erfpachter in ieder geval M deel uit
eigen middelen beschikbaar hebben.
Het door de Staat vereiste bedrag
voor het bouwen van woning en be
drijfsgebouwen is zeker niet onbe
langrijk. Toch zal men vermoedelijk
niet in staat zijn hiervoor een be
hoorlijke woning met de nodige be
drijfsruimte te bouwen.
Globaal geschat is te verwachten,
dat bij een klein akkerbedrijf wo
ning en gebouwen we] ongeveer 1%
maai het doOr de Staat vereiste be
drag zullen kosten. Bij een groter
akkerbouwbedrijf zal dit vermoede
lijk ongeveer IV2 maal het vereiste
kapitaal zijn.
Bij gemengde bedrijven zullen de
bouwkosten, in verband met de no
dige stalruimte, nog aanzienlijk ho
ger zijn. Al naar de oppervlakte van
het bedrijf en de veebezetting moet
men rekenen met een bedrag aan
bouwkosten dat 1% k 2Va maal zo
groot is als het door de Staat ver
eiste kapitaal.
Bij vorenstaande schattingen is
uitgegaan van de gedachte dat de
erfpachters een woning zullen bou
wen van ongeveer 500 m3 inhoud
voor een prijs van 85 per m3. De
stalruimte is geschat op een prijs
van ongeveer 1.000 per groot vee
eenheid. Verder is gerekend met een
schuurruimte die in grote lijnen ge
lijk is aan die voor pachtbedrijven
van overeenkomstige grootte.
In het algemeen is men van oor
deel, dat de schuurruimte voor de
pachtbedrijven eigenlijk te klein is.
Bovendien is in deze schuren zeer
weinig indeling aangebracht. In deze
gebouwen zullen nog verschillende
voorzieningen moeten worden aange
bracht om ze goed bruikbaar te ma
ken.
De kosten van deze voorzieningen
zuilen voor pachter en erfpachter
wel ongeveer even groot zijn. Door
dat het bij erfpacht investeringen in
eigen gebouwen betreft, zal de finan
ciering van deze kosten bij erfpacht
veelal minder problemen geven dan
bij pacht.
GEBOUWENLASTEN
DE erfpachter heeft als eigenaar
van de gebouwen, te rekenen
met de eigenaarslasten van deze be
zittingen. De grootte van het jaar
lijks hiervoor te rekenen bedrag kan
worden uitgedrukt in een percentage
van de stichtingskosten. De op deze
wijze bepaalde eigenaarslasten zijn
vergelijkbaar met de jaarlijkse pacht
voor de bedrijfsgebouwen en de wo-
ninghuur die de pachter moet beta
len
Door het L. E. I. zijn verschillen
de berekeningen opgesteld over de
perspectieven van verschillende be-
drijfsgrootten in de IJsselmeerpol-
ders. (Bedrijfseconomische Medelin-
gen nr.'s 36 en 42.) Daarbij heeft men
de eigenaarslasten voor de gebouwen
gesteld op 6,3 van de stichtings
kosten.
Berekenen we de gebouwenlasten
bij erfpacht op overeenkomstige wij
ze dan blijkt, dat deze nogal wat ho
ger zijn dan de gebouwenlasten bij
pacht. Oorzaak hiervan is het feit,
dat de Staat de werkelijke eigenaars
lasten voor de gebouwen maar voor
een deel in de pacht, tot uitdruk
king brengt. De lasten die uit- z.g. „on_
rendabele top" van de bouwkosten
voortvloeien, worden niet in de pacht
berekend. De erfpachter daarente
gen moet de eigenaarslasten voor de
gebouwen volledig dragen, dus ook
die welke betrekking hebben op de
„onrendabele top".
Wij menen te kunnen berekenen,
dat bij de kleinste akkerbouwbedrij
ven de jaarlijkse gebouwenlasten
voor erfpachters bijna 2 maal zo
groot zullen zijn als die voor pach
ters.
Daarbij is rekening gehouden met
gebouwen van ongeveer gelijke
grootte en inrichting.
Bij de grotere akkerbouwbedrijven
zijn de jaarlijkse gebouwenlasten bij
erfpacht vermoedelijk ongeveer IV2
maal zo groot als bij pacht. Op de
gemengde erfpachtsbedrijven zijn ge
bouwenlasten te verwachten die
naar schatting 1% k 2Vz maal zo
groot zijn als op de gemengde pacht
bedrijven. Naarmate het bedrijf gro
ter of de veebezetting geringer is,
wordt het verschil in gebouwenlas
ten tussen de pacht- en erfpachtbe-
drijven van dit type kleiner.
AANTREKKELIJKHEID
UIT het voorgaande blijkt, dat de
voordelen van erfpacht ten op
zichte pacht nogal duur betaald
moeten worden. In verband hiermee
is door het Landbouwschap gepleit
voor een andere wijze van vaststel
ling van de erfpachtscanon. Daarbij
wilde men de canon bepalen op een
bedrag gelijk aan de pachtprijs van
grond met gebouwen, verminderd
met de te verwachten gebouwenlas
ten
De lasten voor de erfpachter kun
nen ook worden verminderd door,
evenals bij de verplaatsing van ge
bouwen in ruilverkavelingsverband,
'n subsidie te geven op de boerde-
rijenbouw. Ook voor deze werkwijze
is al eens gepleit bij de overheid,
doch zonder succes.
Verlaging van de lasten van de
erfpachter kan ook worden verkre
gen door een goedkopere bouw mo
gelijk te maken. Op dit punt zijn er
waarschijnlijk nog wel mogelijkhe
den, hoewel deze ook niet overschat
moeten worden. Wil men tot een ver
laging van de bouwkosten kunnen
komen, dan zullen de eisen die wor
den gestéld omtrent het uiterlijk van
de gebouwen, met meer soepelheid
moeten worden toegepast dan thans
het geval is.
Het is duidelijk dat de lasten voor
de erfpachter moeilijk op hetzelfde
niveau zijn te brengen als die voor
de pachter. Daarbij moet ook be
dacht worden dat het niet onredelijk
is dat de lasten voor de erfpachter
wat hoger zijn. Hij heeft ook meer
rechten en vrijheden dan de pach
ter.
Hoe groot dit verschil in lasten
mag zijn, is echter moeilijk te bepa
len. Het is immers niet doenlijk om
aan te geven wat de voordelen van
erfpacht precies waard zijn. Verder
zal ook ieders persoonlijk inzicht en
de situatie waarin men verkeert in
belangrijke mate mee bepalen of de
hogere lasten al of niet aanvaard
baar zijn. Wil erfpacht echter enigs
zins aantrekkelijk zijn, dan zal ge
tracht moeten worden het verschil
in lasten bij pacht en erfpacht bin
nen redelijke grenzen te houden.
SJ. DE HAAN.
BIJ de uitgifte van de gronden in Oostelijk Flevoland
worden, voor het eerst in de IJsselmeerpolders, ook
een aantal landbouwbedrijven in erfpacht uitgegeven. Het
gaat daarbij om altijd durende erfpacht voor de grond,
waarvoor een orfpachtcanon verschuldigd is, die gelijk is
aan de pachtprijs voor de grond bij gewone pacht. Deze
canon kan om de zes jaar worden herzien. De gebouwen
en de woning op deze bedrijven moet de erfpachter zelf
stichten.
Over het uitgeven in erfpacht van gronden in de IJs
selmeerpolders is al jaren een discussie gaande. Over een
en ander wordt nogal verschillend geoordeeld. Het is dan
ook geen eenvoudige zaak om de consequenties van erf
pacht geheel te overzien. Enkele aspecten van deze zaak
willen wij hier wat nader belichten.
VOORDELEN
ÏT erfpachtsrecht is een vorm van grondgebruik die tussen pacht en
eigendom in staat. Deze rechtsvorm geeft uiteraard wel enige voordelen
boven pacht. Daarnaast zijn ook uit de verschillen in voorwaarden vbor pacht
en erfpacht in Oostelijk Flevoland enkele voordelen van erfpacht ten opzichte
van pacht af te leiden.
In de eerste plaats is het erfpachtsrecht een zekerder recht dan het pacht-
recht. (Altijd durend tegenover beperkte duur.) Het is echter twijfelachtig
of hieraan, bij de tegenwoordige pachtwetgeving en bij pacht van de Staat,
veel waarde moet worden toegekend.
Belangrijker is, dat het erfpachtsrecht verkocht mag worden en dat het
ook een zekere verkoopwaarde heeft. Die verkoopwaarde is natuurlijk sterk
afhankelijk van de vraag naar landbouwgrond. Op grond van de verkoop
waarde kan op het erfpachtsrecht desnoods ook een hypotheek worden ge
nomen.
In bepaalde omstandigheden kan dit voor de financiering van het bedrijf
van belang zijn.
De erfpachter mag geheel zelf bepalen wie hem zal opvolgen, als hij het
bedrijf wil beëindigen. Meestal zal dit wel een zoon, een schoonzoon of een
ander familielid zijn, maar desnoods mag ook een volkomen vreemde hem
opvolgen.
De erfpachter moet zelf woning en bedrijfsgebouwen stichten. De grootte
daarvan mag hij ook naar eigen inzichten bepalen. Bij het bouwen moet wel
aan bepaalde eisen omtrent uiterlijk en degelijkheid worden voldaan.
Doordat de gebouwen eigendom zijn van de erfpachter, is hij niet gebon
den aan allerlei voorschriften met betrekking tot de inrichting en het ge
bruik. Bovendien is voor het maken van bepaalde voorzieningen in de gebou
wen zonodig krediet te krijgen. Dezelfde voorzieningen hebben in gepachte
gebouwen geen onderpandswaarde. Bij pacht is hiervoor dus geen krediet
aan te trekken.
Hoewel in beperkte mate, heeft de erfpachter bij het gebruik van de grond
ook wat meer vrijheid dan de pachter. Bij erfpacht bestaat bovendien in
enkele gevallen een recht op vergoeding van schade die ontstaat door han
delingen van de Staat. Bij pacht bestaat in dezelfde situatie geen recht op
schadevergoeding.
Deze wet is 1 januari 1963 in werking getreden en regelt door middel van
een volksverzekering een recht op kinderbijslag vanaf het derde kind. Ieder,
die de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt, is verzekerd.
Niet loontrekkenden hebben recht op kinderbijslag vanaf het derde kind,
indien hun fiskaal inkomen over het voorafgaande kalenderjaar nadat dit
is verminderd met de fiskaal in aanmerking te nemen giften en/of buiten
gewone lasten en invaliditeitsaftrek, alsmede met de uitgekeerde kinderbijslag,
enz. niet meer bedraagt dan f 14.000,
Overschrijdt dit inkomen de f 14.000,met niet meer dan het jaarbedrag
van de kinderbijslag voor een derde kind, dan heeft men recht op kinderbijslag
vanaf het vierde kind, enz. De kinderbijslagen bedragen:
voor het derde kind 70,20 per kwartaal
voor het vierde kind95,94 per kwartaal
voor het vijfde kind 95,94 per kwartaal
voor het zesde en volgende kinderen 107,64 per kwartaal
Schoolgaande en zieke of gebrekkige kinderen van 16 t/m 26 jaar tellen
dubbel voor het recht op kinderbijslag.
De premieheffing geschiedt door de belastingdienst.
De premie bedraagt 1.9% en wordt gelijktijdig met de premie A.O.W. en
A.W.W. betaald, terwijl de premie-inkomensgrens f 9.000,bedraagt.
De verzekerden van 65 jaar en ouder zijn geen premie verschuldigd even
min als de ongehuwde vrouwen van 45 jaar en ouder, die niet in loondienst
zijn.
Formulieren om kinderbijslag aan te vragen zijn bg de postkantoren en
bij de Raden van Arbeid verkrijgbaar.
KINDERBIJSLAGWET VOOR KLEINE ZELFSTANDIGEN
De zelfstandige wiens inkomen over het voorafgaande kalenderjaar niet
meer bedraagt dan f4.000,komt in aanmerking voor kinderbijslag voor het
eerste en tweede kind. Bedraagt het inkomen meer dan f4.000,doch niet
meer dan f4.258,96, dan bestaat recht op kinderbijslag voor het tweede kind.
De kinderbijslag bedraagt voor het eerste kind f 64,76 per kwartaal en voor
het tweede kind f70,20 per kwartaal.