DE voorjaarswerkzaamheden komen dit jaar wel uiterst traag op gang.
7. n «r. r w s r v n w o f i a n t t n
De maand april
Nu we dit schrijven is er praktisch nog niets gezaaid of gepoot en het
ziet er nog niet naar uit ook. De tegenstelling tot vorig jaar is wel bijzonder
groot. In andere jaren wordt in april reeds een begin gemaakt met de ver
zorging van verschillende gewassen. Thans moet op alle grondsoorten nog een
begin gemaakt worden met het zaaien.
Een laat voorjaar wil echter niet zeggen dat de kg-opbrengsten minder
goed zullen zijn. De zaaidata liepen ook vorig jaar sterk uiteen en de laatst
gemaaide of gepote gewassen gaven ook een goede opbrengst.
De zaaitijd breekt immers pas aan wanneer de grond droog is en een goed
zaaibed gemaakt kan worden. Juist daardoor wordt op de ene grondsoort
vroeger gezaaid dan op de andere. De z.g. latere gronden zijn nog niet bewerk
baar wanneer op de „vroege" gronden met de werkzaamheden wordt begon
nen. Naar verhouding vindt veelal de grondbewerking op de latere gronden te
vroeg plaats, met een minder goede struktuur als gevolg. Vooral dit voorjaar
kan het „te driftig zijn" minder gunstige gevolgen hebben en het gezegde „een
goed begin is het halve werk" zeer zeker van toepassing zijn.
Het is gelukkig dat de wintertarwe goed door de strenge en langdurige
winter is gekomen. Was dit niet het geval geweest, dan zou de arbeidsver
deling nog ongunstiger worden dan nu wordt verwacht. Al het voor j aars wérk
zal straks in een korte periode verricht moeten worden. Door het toepassen
van mechanische en chemische onkruidbestrijding wordt de arbeidsverdeling
gunstig beïnvloed. Tijdige uitvoering is echter gewenst. Dit geldt vooral voor
de chemische onkruidbestrijding.
WINTERTARWE
T"AE ontwikkeling van de wintertarwe is laat en de bemesting is veelal nog niet aangewend. Voor een
goede ontwikkeling en opbrengst is een zo spoedig mogelijke N-bemesting gewenst. Laat de grond
het berijden met trekker en kunstmeststrooier niet toe, dan is het gewenst om, indien mogelijk, de be
mesting met de hand uit te voeren. Ook aan de onkruidbestrijding moet aandacht besteed worden. Be
gin april is het nog mogelijk om een chemische onkruidbestrijding met DNOC toe te passen tegen on
kruiden in kiemplantstadium (o.a. kamille) en wel zodra de grond het berijden toelaat. Houd er echter
rekening mee dat de tarwe nog zwak is en het onkruid klein. Overdrijf dit voorjaar de hoeveelheden
DNOC daarom niet. Of dit voorjaar ergens toevoeging van natriumarseniet nodig zal zijn, moet sterk
betwijfeld worden. Alleen als het heel laat zou worden voor men op het land kan, zou dit op kamille
percelen op zijn plaats kunnen zijn. Het verdient steeds aanbeveling om te spuiten voor men gaat eggen
of wieden. De groenbemesters zoals rode klaver, witte klaver en hopperups kunnen 5 dagen na een
DNOC-behandeling ingezaaid worden. Bij ondergezaaide klaver moet de bespuiting met MCPA uitgevoerd
worden bij een gewaslengte van minstens 20 cm.
De ondergezaaide klaver wordt dan door het gewas beschermd. De dosering van MCPA kan met
het oog op de klaver eventueel ook iets verlaagd worden. Komt er veel muur voor, dan kan bij een ge
waslengte van 15 cm MCPP gespoten worden. Het mengsel MCPA/TBA tegen kamille (hoensdeel) wordt
toegepast tot een maximale gewaslengte van 15 cm.
Bij toepassing van MCPP en MCPA/TBA kan geen klaver als ondervrucht geteeld worden.
Percelen wintertarwe met een te dunne stand of open plekken kunnen doorgezaaid worden. Hier
over is reeds de vorige maand geschreven. Over het algemeen moet hiertoe niet te vlug worden over
gegaan. Op kleine open plekken kan beter een groenbemester ingezaaid worden
ZOMERGRANEN
AL het zaaizaad dient goed kiemkrachtig ge
schoond en ontsmet te zijn. Alleen goedge
keurd zaaizaad voldoet aan de gestelde eisen. Eigen
zaaizaad dient in ieder geval goéd geschoond te
zijn. Dit is'van groot belang, o.a. voor de bestrijding
van wilde haver. De laatste jaren komt dit gevaar
lijke onkruid op steeds meer percelen voor.
Aan de bestrijding daarvan dient de hoogste
aandacht besteed te worden. Elke partij zaaizaad
moet ontsmet uitgezaaid worden. Op percelen waar
schade verwacht kan worden door koperwormen,
emelten en aardrupsen, moet het zaad tevens ont
smet worden met een insektendodend middel. De
gecombineerde middelen op basis van kwik of thi-
ram met aldrin, lindaan of heptachloor zijn hiervoor
geschikt. Het aangekochte zaad is veelal niet ont
smet tegen insektenschade.
De onkruidbestrijding wordt direct na opkomst
uitgevoerd met schoffelmachine en/of onkruidegge.
Wordt er geen chemische onkruidbestrijding met
DNOC uitgevoerd, dan kunnen de klavers in het 2-
bladstadium van de dekvrucht of direct na het
zaaien daarvan gezaaid worden.
Bij een bespuiting met DNOC in het 3- tot 6-
bladstadium van het graan worden de klavers na 5
dagen gezaaid. Ook hier geldt: eerst spuiten, dan
eggen of wieden. Voor een goede ontwikkeling is
vroeg zaaien van de ondervrueht noodzakelijk.
De besté ondervrucht in granen vooral in
zomergerst is witte klaver. Ondiep zaaien naar
plm. 7 kg per ha geeft de beste resultaten. Met het
oog op het vermoedelijk latere oogsttijdstip is zo-
mertarwe een minder goed gewas voor het telen
van een goede vlinderbloemige groenbemester.
De teelt van Westerwolds raaigras is vooral on
der dit gewas beter op zijn plaats. Het wordt ge
zaaid naar 5 kg per ha gelijktijdig met het graan
gewas. Een voordeel van Westerwolds raaigras is
de ongevoeligheid voor groeistoffen. In het najaar
is het mogelijk om van dit gras kuilvoer te winnen.
Op gemengde bedrijven kan hierdoor de voeder-
voorraad vergroot worden.
De stikstofbemesting op het graangewas moet bij
de onderteelt van vlinderbloemigen niet overdreven
worden. Het schaadt niet alleen de ontwikkeling
van de klavers, maar ook de graanopbrengst wordt
ZAAIT
gedrukt. Dit jaar wordt geadviseerd om toch reeds
10 kg/ha minder stikstof te strooien dan normaal.
ERWTEN
T~NIT gewas dient gezaaid te worden op gronden
die i£ een goede kuituurtoestand verkeren.
Het zaad moet goed gedekt zijn. Hierdoor wordt
duivenschade voorkomen. Deze schade treedt veelal
op, op de eerst en laatst gezaaide percelen en die
waarop het zaad niet voldoende diep ligt. Een week
voor opkomst kan met zeer goed resultaat een lichte
onkruidegge gebruikt worden. Vele kiemende on
kruiden worden hierdoor vernietigd.
Voor de chemische onkruidbestrijding zijn en
kele nieuwe middelen goedgekeurd. Voor duist- en
wilde haverbestrijding is dit Avadex. Het wordt
aangewend tegen 1. per ha ingewerkt bij de
laatste grondbewerking vóór het zaaien. Tegen
zaadonkruiden wordt na opkomst de normale be
spuiting met DNBP toegepast. Ook is het mogelijk
om enkele dagen na het zaaien AApx-oron of Resi-
duren toe te passen. Daar deze middelen mede
chloor-IPC bevatten moet hiermede rekening wor
den gehouden bij reeds bovenstaand vlas in de
buurt. Hoewel in dé proeven de onkruiddodende
werking uitstekend en de kans op schade niet groot
blijkt te zijn, worden deze middelen toch alleen nog
voor proefsgewijze toepassing aanbevolen. Met si-
mazin, dat tegen 6 a Vk ons per ha wordt toege
past, zijn plaatselijk gunstige praktijkervaringen
opgedaan. Zowel Simazin als AAproron en Resi-
duren vragen voor een goede werking vochtop-
gevende grond. Simazin is echter niet goedgekeurd.
Trixabon, dat ook in bieten wordt toegepast, is ook
voor erwten goedgekeurd. Dit middel wordt 2 a 3
dagen voor opkomst toegepast.
HET reeds bovenstaande onkruid wordt gedood
en de nawei'king is eveneens afhankelijk van
de vochttoestand van de grond. Bij snelle opkomst
bestaat het gevaar dat er niet meer gespoten kan
worden. De voor- en nadelen van dit middel zijn
dezelfde als bij toepassing in bieten.
De chemische onkruidbestrijding in erwten heeft
door goedkeuring van nieuwe middelen meer
perspektief gekregen. Bij een normale bespuiting
met DNBP dienen de onkruiden voor een goed re
sultaat klein te zijn. Doorgaans wordt een bestrij
ding TE LAAT toegepast.
Conservenerwten moeten bij de bespuiting met
DNBP een gewaslengte hebben van 10-20 cm, in-
plaats van 5-10 cm, zoals bij landbouwerwten. Ras
sen of erwtensoorten die een snelle jeugdgroei heb
ben, zijn gevoeligex\ De schade door de bladrand
kever is veelal van weinig betekenis. Moet tot een
bestrijding worden overgegaan, dan dient DDT te
worden gebruikt. Meestal komt ook thripsaantas-
ting voor. Een bestrijding met parathion, hepta
chloor of dieldrin is dan noodzakelijk.
Op gescheurd grasland kan emeltenschade op
treden. Zaaizaadontsmetting is mogelijk met de
reeds eerder genoemde, hiervoor in aanmerking
komende middelen.
Ook kunnen de emelten bestreden worden door
het strooien van 25 kg zemelen gemengd met o.a.
*V4 1. heptachloor 25 °/o of 0,6 1. dieldrin 25% per
ha. De behandeling wordt uitgevoerd tegen de
avond als er een zachte nacht wordt verwacht. Op
verdachte percelen kan door het uitgieten van ben
zine op de grond geconstateerd worden of er
emelten aanwezig zijn.
VLAS
T~AOOR te zorgen voor een gelijkmatige en snelle
opkomst van het gewas, wox-dt de kans op
botrytisaantasting verkleind.
Een .goed zaaibed van goede struktuur is dus
vereist
Tevens is het van belang om niet te diep en te
'dik te zaaien. Tneggen, desnoods nog eens over
dwars, waardoor de rijen iets uit elkaar worden
getrokken, verdient aanbeveling. Ook de stikstof
bemesting moet niet te hoog zijn. Een thripsaan-
tasting dient met parathion, heptachloor of dieldrin
bestreden te worden. Waar mangaangebrek is te
verwachten, kan ter bestrijding 50 kg mangaan-
sulfaat gestrooid worden. Bij een eventuele thrips-
bestrijding kan ook gelijktijdig mangaansulfaat ver
spoten worden. Van de te gebruiken insekticide
moet dan het spuitpoeder gebruikt worden.
Omdat vlas een zeer goede dekvrucht is voor
groenbemesters, moet hier een klavergewas worden
ingezaaid. Vooral witte klaver heeft vorig jaar zeer
goed voldaan. Bij dauwroten zal deze klaver de
minste bezwaren opleveren. Wanneer voor deze
nieuwe methode geen klaver ingezaaid mag wor
den, is zij beslist geen verbetering uit het oogpunt
van behoud en bevordering van de bodemvrucht
baarheid.
De chemische onkruidbestrijding wordt dit jaar
nog met Na, DNOC, MCPA of een mengsel hiervan
uitgevoerd. De keuze van het middel is afhanke
lijk van het onkruidsortiment.
UIEN
I_JET zaaibed voor uien dient niet te diep los-
A A gemaakt te worden, fijnkruimelig te zijn en
vlak te liggen. Voor een regelmatige opkomst en
goed resultaat met chemische onkruidbestrijdings
middelen zowel vóór als na opkomst is dit gewenst.
Wil men de uien machinaal rooien met de Van
Rumpt uieni'ooier, dan is een rijafstand van 33 cm
noodzakelijk. Hiermede moet bij het zaaien dus
rekening worden gehouden. In vergelijking met
handwerk geeft het volledig machinaal oogsten éen
J. VAN BAI
1 R.L.V.D. C