Lagere Land- en Tuinbouwschool voorziet in onderwijsbehoefte D1 groei 281 Een glanzend verenpak en een fraaie pootkieur. Daar kwam U aan te pas! het volmaakt volledig opfokvoer van CLDTT geeft de pluimveehouder plezier in zijn werk en extra geld in zijn beurs. Want beste legkippen leggen veel eieren. U. TW IJ NS TRA'S OLIEFABRIEKEN N.V. AKKRUM - MAARSSEN voorkomt verspilling V K W I) A G 39 MAAKT 1963 >E laatste tijd is het landbouwonderwijs nogal eens het onderwerp van discussie. In een periode als deze waarin de landbouw onderhevig is aan grote veranderingen, is het ondenkbaar dat het land bouwonderwijs daar niet de weerslag van ondervindt. Het is trouwens verheugend dat de landbouw zelf mee denkt en mee praat over het landbouwonderwijs en dit niet alleen aan de overheid overlaat. Het onderwijs is een belangrijke zaak voor ieder volk en voor iedere bevolkingsgroep en zeker ook voor de landbouw, omdat in de toekomst steeds hoger eisen zullen worden gesteld aan de werkers in die landbouw. Ik las onlangs eens „het moderne -agrarische bedrijf ontlast de boer zijn rug, maar belast steeds meer zijn geest". Bij de discussie van de laatste tijd staat de Lagere Landbouwschool nogal eens in het middelpunt. Welke is de toekomst van deze school en is zij een goede vooropleiding voor de M.L.S. of verdient de M.U.L.O. daarbij de voorkeur Ik wil mij in dit artikel beperken tot het landbouwonderwijs en het tuinbouwonderwijs niet bespreken, wat niet zeggen wil dat daar geen problemen zijn. Het landbouwonderwijs heeft een tweedelige taak. n.l. de opleiding van de toekomstige boeren en de opleiding van hen die straks als werknemer in de landbouw in de meest ruime zin werkzaam zullen zijn. Wat is de meest aangewezen opleiding BEPALEN wij ons eerst tot de opleiding tot boer. Ik geloof dat men in Nederland wel vrij alge meen van mening is dat de Middelbare Landbouw school hiervoor de meest aangewezen onderwijsin stelling is. Telkens weer horen en lezen wij dat de boer vóór alles ondernemer zal moeten zijn. Hij zal on dernemingsgeest, initiatief en durf moeten hebben. Deze eigenschappen leert men niet op een school, maar moeten in aanleg aanwezig zijn. Daarnaast moet hij als boer zijn vak goed verstaan, hij moet zijn bedrijf technisch en economisch goed en ratio neel kunnen leiden. Verder moet hij een brede al gemene ontwikkeling en maatschappelijk en sociaal inzicht hebben om ook op maatschappelijk en or ganisatorisch terrein de belangen te kunnen behar tigen. Niemand zal van welke school of opleiding ook eisen dat deze haar leerlingen kant en klaar afle vert. Maar de vraag welke school de voorkeur ver dient voor de opleiding tot boer, de Lagere Land bouwschool of de Middelbare Landbouwschool, is, rekeninghoudend met de eisen, m.i. gemakkelijk te beantwoorden. Maar deze vraag is niet redelijk, omdat het geen vergelijkbare grootheden zijn. De L.L.S. heeft leerlingen van 12 tot 16 a 17 jaar, de M.L.S. van 16 tot 19 jaar. Zowel de opleiding voor het technisch- en economisch ondernemerschap als de sociaal-maatschappelijke vorming zijn pas mo gelijk als de leerlingen er rijp voor zijn, als zij enige praktijkervaring en inzicht hebben. De L.L.S.-leer- ling is daarvoor nog te jong, dit zijn nog kinderen, de M.L.S.-leerling begint er rijp voor te worden. B\j leerlingen op een leeftijd van 1619 jaar kan de M.L.S. het fundament leggen en in buitenschool se verbanden en d.m.v. cursussen zal de vorming daarna door moeten gaan. Lagere Landbouwschool, elementair agrarische opleiding. HET landbouwonderwijs moet geen receptenleer zijn, want die recepten verouderen snel. 't moet de jongens inzicht en begrip bijbrengen, het ver mogen om kritisch te denken, te oordelen en te kie zen, zodat zij straks als boer zelfstandig hun be drijfsvoering aan de dan geldende, steeds wisselen de omstandigheden kunnen aanpassen. Onze M.L.S. is daarom een kostbaar bezit en de leeftijdsgroep van 1619 jaar is bij uitstek geschikt voor middel baar landbouwonderwijs. Toch mag men hieruit niet concluderen dat er geen wensen meer zijn. In twee winters school en een zomer voor de praktijk kan men geen middelbare opleiding op voldoende niveau geven. Vooral t.a.v. de algemene ontwikke ling en de opleiding tot ondernemer schiet het hui dige leerplan tekort terwijl, ook voor de sociaal maatschappelijke vorming door gebrek aan tijd een onvoldoend fundament kan worden gelegd. Houdt dit pleidooi voor de M.L.S. als opleidings school voor de boer nu in dat de L.L.S. haar tijd heeft gehad Geenszins. Maar dan zal men de L.L.S. niet als opleidingsschool voor boeren, maar als een school voor elementair agrarisch beroepsonderwijs gecombineerd met voortgezet lager onderwijs moe ten zien voor de leeftijdsgroep vaan 1216 jaar. Voor welke jongens is deze school dan wel bedoeld? Wij kunnen de jongens die landbouwonderwijs gaan volgen op twee manieren verdelen. De jongens die ander voortgezet onderwijs gaan volgen laat ik bui ten beschouwing. a. de groep die boer wil en kan worden; b. de jongens die wel een landbouwkundige op leiding willen volgen, maar geen boejr kunnen of willen worden en dus straks als werknemer in de-landbouw en peripheric van de landbouw werkzaam zullen zijn. Beide groepen kan men weer verdelen in: 1. de jongens met een goede tot zeer goede theore tische intelligentie, dus de jongens die op de lagere school goed kunnen leren en daar ook plezier in hebben; 2. de jongens wier intelligentie meer praktisch dan theoretisch is gericht. Dit zijn de jongens die op het bedrijf graag helpen, handige prak tische jongens die helemaal niet dom zijn, maar die liever met de handen werken dan uit de boeken leren. Over de zwak begaafden en de jongens die tegen het B.L.O. aanliggen spreek ik hier niet, dit is een ander probleem. Mogelijkheden na lagere school. BIJ de schoolkeus na de lagere school zie ik op grond van bovengenoemde verdeling de vol gende mogelijkheden. De groepen a-1 en b-1 (dus jongens met een goed leervermogen) kunnen m.i. beter naar de Mulo of H.B.S./Lyceum gaan. Wie boer wil worden gaat daarna naar de "M.L.S. en heeft een stuk algemene ontwikkeling waar hij later alleen maar pleizier van zal hebben. En voor de jongens die geen boer kunnen of willen worden, is de keus van Mulo of H.B.S. nog belangrijker, omdat zij zodoende diver se mogelijkheden voor een middelbare of hogere beroepsopleiding openhouden. Op 1618 jarige leef tijd is de beroepskeuze bovendien veel gemakke lijker en betrouwbaarder dan op een jongere leef tijd. De groepen a-2 en b-2 (de jongens met een meer praktische intelligentie) hebben t.a.v. hun verdere opleiding minder mogelijkheden. Voor hen verdient de L.L.S. de voorkeur. Het leerplan heeft een mooie combinatie van voortgezet algemeen vormend on derwijs en elementair praktisch en theoretisch vak onderwijs en is voor deze groep veel geschikter dan het eenzijdige theoretische Mulo-onderwijs, dat op heel andere beroepsgroepen is georiënteerd. Gaat het op de L.L.S. goed en behoren zij daar tot de beste helft, dan kunnen zij doorgaan naar de M.L.S. om later boer te worden, terwijl het M.L.S.- diploma ook voor diverse agrarische functies of opleidingen een aanbeveling is. Van de jongens uit deze groepen, die wat hun leervermogen betreft met de L.L.S. moeten vol staan, kunnen de jongens die boer willen worden via leerlingstelsel, vervolgcursussen en praktijk scholen zich tot goede praktische boeren ontwikke len mits zij, wat voor alle boeren nodig is, de ware ondernemers aanleg bezitten. De jongens die na de L.L.S. moeten gaan verdienen en voor wie de M.L.S. te hoog grijpt, gaan na de L.L.S. aan het werk in diverse agrarische beroepen, waar zij als het goed is een verdere vakopleiding dienen te ontvangen. In het voorgaande ligt m.i. opgesloten, dat de vraag is wat de beste vooropleiding voor de M.L.S. de L.L.S. of de Mulo, niet zonder meer beantwoord kan worden. Dit hangt van de jongen af, in welke van de 4 categoriën past hij het meest De inleiding gehouden door de heer E. Meilink tijdens de Algemene Contactdag der P.J.G.Z. heeft, zoals te voorzien was, „enige" deinig veroorzaakt. Gevolg enige ingezonden stukken, waarvan wij een tweetal de vorige week in ons blad opnamen. Deze week geven wij op deze pagina het oordeel van Ir. J. J. Manschot, Inspecteur van het Landbouwonderwijs, zoals hij dit schreef in het Maandblad voor Land- en Tuinbouw onderwijs, maart '63. In verband met de be schikbare plaatsruimte werd echter alleen het eerste gedeelte opgenomen. Op de „Platte- landsjeugd" pagina geeft daarnaast zowel de Voorzitter der P.J.G.Z. als de heer Meilink commentaar op de ingezonden stukken. En na deze „woorden" en „wederwoorden" achten wij het beter de discussie te sluiten. RED. Het spreekt vanzelf dat deze indeling, evenals iedere indeling maar betrekkelijk is, maar de lief hebberij voor de landbouw, de gerichtheid van de intelligentie en het al of niet aanwezig zijn van een aanleg voor ondernemerschap, zijn m.i. toch goede aanwijzingen voor het doen van de juiste school keus. Persoonlijk ben ik van mening dat de M.L.S. er bij gebaat is dat de leerlingen zowel van de Mulo als van de L.L.S. komen. Beide groepen brengen kwaliteiten mee die elkaar op de M.L.S. aanvullen en bevruchten. Ik geloof dat dit belangrijker is dan de onderwijstechnische handicap dat men onder wijs moet geven aan leerlingen met een verschil lende vooropleiding. L.L.School heeft brede doelstelling. AANNEMEND dat het aantal boeren in de toe komst kleiner wordt en een wat groter per centage dan tot dusver, de opleiding via Mulo (ma vo) en M.L.S. zal volgen, zal de betekenis van de L.L.S. als opleidingsschool voor boeren dus ver minderen, Ja, maar wjj moeten zoals ik reeds op merkte de L.L.S. niet als zodanig zien, maar als een lagere beroepsschool met een veel bredere doelstelling. In de peripheric van de landbouw is een groot aantal werknemers no dig met voldoende voortgezet lager onder wijs en een goede praktische en theoretische elementaire landbouwkundige opleiding. Ik denk hierbij aan de coöperaties, de zuivel fabrieken, de andere landbouwindustriën, de loonbedrijven, de vleeswarenindustrie, de agrarische handel en distributie van werktui gen, levensmiddelen, veevoeders, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, de waterschappen, cul tuurmaatschappijen, openbare lichamen enz. Het betreft een grote categorie werknemers die nu vaak als ongeschoolden in het bedrijf komen. Ik geloof dat met een verlenging van de leerplicht tot 9 jaar en met een partiële leerplicht in het 10e leer jaar al deze bedrijven, instellingen en diensten ge baat zouden zijn met jonge en elementair prak tisch en theoretisch vakonderwijs hebben gehad en daarna als jong werknemer in het bedrijf een aanvullende gespecialiseerde vakopleiding krijgen d.m.v. bedrijfscursussen of bedrijfsscholen. Naar myn mening kan de L.L.S. met dit doel voor ogen op het platteland in de onderwijsbehoefte van een belangrijke catergorie jongens voorzien. Bredere doelstelling nodig. OM deze bredere doelstelling voor de L.L.S. te bereiken is m.i. nodig: 1. dat de L.L.S. zich niet het opleiden van jonge boeren als vn. taak stelt maar de bovengenoem de bredere doelstelling nastreeft. 2. dat de organisaties zich met de gedachte ver trouwd maken dat de L.L.S. niet een school van boeren en voor boeren is, maar in de besturen ook vertegenwoordigers opnemen van de land arbeiders en van de werknemers en werkge vers van alle in de peripheric van de landbouw werkzame catergoriën. 3. dat de L.L.S. ook buiten de landbouw bekend heid krijgt. Er zijn n.l. ook niet-boerenjongens van het platteland en ook uit de stad, die niets voelen voor de fabriek of de kantoorkruk en die als zij er mee bekend waren een werkkring op het platteland in de agrarische sector zouden ambiëren. Wij zien dit mo menteel bij de lagere bos- bouwschool in Apeldoorn, waar meer dan 80 °/o van .•sillÉ de leerlingen niet uit de llliflf bosbouw of landbouw komt. :j:|§§:§§ Laten wij de boeren- en landarbeiderszoons die niet in de landbouw willen blij - Kj-jxSg ven tijdig de weg en de mo- gelijkheden van andere op- leidingen wijzen, maar la- ten wjj omgekeerd ook de jongens uit dorp en stad die wel naar de landbouw te- rug willen op de mogelijk heden wijzen die het land en tuinbouwonderwijs bie den.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 5