UIT DE PRAKTIJK
280
ALLERWEGEN blijkt dat de schade aan de wintertarwe van zó'n geringe betekenis is, dat dit van
geen invloed zal zijn op liet reeds op de bedrijven opgestelde bouwplan. Uiteindelijk blijkt
toch reeds dat per 1 december 1962 circa 13 meer wintertarwe uitgezaaid is als per 1 mei 1962 ge
ïnventariseerd werd. De oppervlakte zomertarwo zal door het volledig slagen van de wintertarwe wel
wat beperkt worden.
r] schrijven reeds 25 maart en nog is er ook
in ZUID-BEVELAND weinig of niets in het
veld geschied, en zoals het er thans uitziet, zullen
de kansen om deze week nog te zaaien wel uiterst
gering blijven. Vanaf vorige week zaterdag is hier
en daar al geploegd. We durven gerust te zeggen
dat het in vele gevallen toch nog rijkelijk vroeg
was. De kansen op struktuurbederf moeten bij de
nog natte grond niet onderschat worden.
Vorig jaar hadden we om deze tijd al heel wat
gezaaid, waarbij toen ook reeds wat suikerbieten
waren. Wanneer dit blad verschijnt, kunnen we
wel aannemen dat nog niets gezaaid is, hoogstens
in enkele zeer vroege buitenpolders.
Voor de zomertarwc gaat het nu toch wel tijd
worden, vooral voor het nieuwe ras Orca, dat on
gunstig reageert op een late uitzaai.
Hier en daar is men met de hand begonnen om
de N op wintertarwe te gaan strooien. Het lopen
op deze percelen blijkt, zo lang de grond niet vol
doende droog is, nog niet gemakkelijk te gaan.
Vele uientelers hadden hoop dat hun in de ren
bewaarde uien na de vorst nog een goede prijs
zouden opbrengen. Thans blijkt dat de prijs, zo er
nog geld voor geboden wordt, zeer matig is. De
houdbaarheid blijkt eveneens door de lange vorst
periode veel geleden te hebben, vooral waar ge
durende de vorst niet voldoende of te weinig zorg
aan de bewaring van de uien is besteed. Bij velen
zal na deze winter toch wel de gedachte uitgegaan
zijn om de uien voortaan niet meer in de ren te
bewaren, maar dat het beter is dit in een koelcel
te doen. Of dit individueel, via huren van koel
ruimte. in coöperatief verband of via het veiling
wezen dient te geschieden, is een zaak die het
overwegen, gezien de bewaarresultaten van deze
winter, ten volle waard is.
PÉN van de bedrijven op NOORD-BEVELAND
E die door de lange vorstperiode wel in het
bijzonder werd gehandicapt is de in aanbouw
zijnde Coöperatieve Groenvoederdrogerij. Dit be
drijf, waaraan in december pas volop kon worden
begonnen, had in april klaar moeten zijn. Hoewel
er momenteel met man en macht aan de bouw
wordt gewerkt, is het uiteraard niet mogelijk over
de bouwtijd van ongeveer 5 maanden zomaar 2I's
maand vorstverlet weg te werken. Wij vernamen
dat men nu eind mei/begin juni hoopt te kunnen
starten met het drogen van lucerne. Vóór die tijd
zal óf elders worden gedroogd óf zal worden ge
maaid voor hooiwinning. Ook dit laatste zal vol
ledig door het personeel van de drogerij worden
uitgevoerd.
De wintertarwe is boven verwachting goed door
de winter gekomen en ze wordt weer al mooi
groen. Zelfs het toch als weinig wintervast be
kend staande ras Capelle Desprez blijkt niet uit-
gevroren te zijn. Dit ondanks het feit dat de en
kele percelen die hiervan op Noord-Beveland
voorkomen, toch normaal in oktober zijn gezaaid
en vóór de winter goed ontwikkeld waren.
Dat de natuur weeral energie levert om te
groeien blijkt niet alleen uit het uitbotten van de
te velde staande gewassen, maar ook uit het feit
dat op de vroege gronden weeral kiemplanten
van onkruiden te zien zijn. Temidden van de te
leurstellingen over het steeds maar opschuiven
van het voorjaarswerk is het een voordeeltje dat
dat onkruid sraks met de voorjaarsbewerking van
de grond wordt vernietigd.
De vroege zaadonkruiden zijn in de wintertarwe
goed te bestrijden d.m.v. een D.N.O.C.-bespuiting.
Hierdoor kan wel eens een blaadje van de tarwe
Verbranden maar dit geeft mede, doordat dit mid
del later groeistimulerend werkt, beslist geen op
brengstderving en de onkruidbestrijding is meestal
zeer goed.
AN ZE wens in de vorige WALCHERSE rubriek
dat we een buitje regen zouden krijgen om
de vorst wat van het grasland en de wintertarwe
af te spoelen, is wel in vervulling gegaan. De
regenmeter wees 55 mm aan. Een dergelijke
„plas" is wel wat teveel van het goede, tegen de
tijd dat we willen gaan uitrijden.
Op het veld konden zodoende nog weinig werk
zaamheden worden uitgevoerd. Het strooien van
stikstofmeststoffen op graszaad en wintertarwe is
hierdoor nogal wat verlaat. Vooral degenen die
het met een trekker of paarden strooier willen
doen, moesten wel veel geduld hebben. Sommigen
hebben gestrooid met mankracht. Van verschil
lende kanten vernamen we dat dit nogal wal ener
gie en moed vergde.
Zo zien we, dat de eerste werkzaamheden voor
oogst 1963 alweer de nodige zorgen en moeilijk
heden meebrengen. Overigens is het voor ons ge
bied nog niet bijzonder laat indien we eind
maart/begin april met de inzaai kunnen beginnen.
We hebben de indruk dat de struktuur van de
grond, ondanks de vele regen, hiervan nog niet
ernstig heeft geleden. De kwestie is, dat we vol
doende geduld opbrengen totdat de grond goed
droog is. Dat geduld wordt vooral op de proef
gesteld wanneer buurman reeds begonnen is.
De wintertarwe heeft al een mooie groene kleur
gekregen. Voor vele collega's is dit een meevaller.
We hadden echt niet op zo'n snel herstel durven
hopen. Op sommige percelen zijn er wel enkele
slechte plekken, maar dit is meer waterschade
dan vorstschade. Er is tot op heden weinig ver
schil in herstellingsvermogen van de verschillende
tarwerassen waar te nemen.
Ook het grasland krijgt weer wat groenere tin
ten. Velen hebben al een flinke portie meststoffen
op het grasland gestrooid. Hopelijk komt'de gras-
groei een beetje vlug op gang, zodat het vee tijdig
de wei in kan. Op de meeste bedrijven is de vee
stapel groter dan normaal en de nog aanwezige
voedervoorraad krap. Volgens de decembertelling
van het C. B. S. was de rundveestapel in decem
ber 1962 902 stuks groter dan in december '61. Al
leen. de melkveestapel onderging al een uitbrei
ding van 660 stuks. Volgens deze zelfde telling be
droeg het aantal kopziektegevallen in 1962 121,
waarvan 26 met dodelijke afloop. In 1961 was dit
291 met 64 gevallen van dodelijke afloop. De tijd
nadert weer dat men tegen deze ziekte de nodige
maatregelen zal moeten treffen, vooral op die be
drijven waar zich geregeld gevallen voordoen.
Denkt u er ook nog aan dat het schrikdraad
apparaat door een deskundige moet worden ge
controleerd. En verder dat u na 1 april geen voe
derbieten met spruiten voorhanden mag hebben.
Over moeilijkheden en zorgen gesproken, .die
hebben wij boeren niet alleen. De politicie en za
kenlieden hebben ze ook!
AAN het landarbeiders vraagstuk op THOLEN
en ST. PHILIPSLAND is op Tholen in de
kort achter ons liggende periode in ruime mate
aandacht besteed. Eerst heeft de Streekverbete-
ringscommissie een openbare vergadering hier
aan gewijd en daarna heeft men een en ander in
een kleine kring van de besturen van de A.N.A.B.,
N.C.A.B. en Z.L.M. nogmaals aan de orde gesteld,
blijkens de nieuwsbrief.
De afvloeiing van arbeidskrachten uit de Thool-
se en Flipslandse landbouw is de laatste jaren
in een snel tempo gebeurd. Te snel? Wij menen
van niet. Door de snelle mechanisatie van onze
bedrijven hebben wij deze afvloeiing voldoende
op kunnen vangen, en tot moeilijkheden heeft;
deze afvloeiing in het algemeen zeker niet geleid,
maar hoewel we niet jvillen stellen, dat er uit de
landbouw in de toekomst geen arbeidskrachten
meer mogen vertrekken, zal dit aantal toch zeker
niet groot meer kunnen zijn, omdat anders de nog
verder gaande mechanisatie niet in staat zal zijn
de ontstane lacunes op te vullen. Deze snelle Ver
andering van het aanzien van onze landbouwbe
drijven heeft niet alleen de boer niet onberoerd
gelaten, ook aan de landarbeiders die op onze
bedrijven gebleven zijn, zijn deze nieuwe machi
nes en nieuwe werkmethoden niet ongemerkt
voorbijgegaan. Aan een landarbeider van het jaar
1C?3 worden heel andere eisen gesteld dan aan zijn
collega in b.v. 1953 of nog sterker: clan aan zijn
collega van 1943.
De arbeider van nu moet een goede kennis heb
ben van de moderne machines en er goed mee om
kunnen gaan. Hij moet ook meer dan vroeger zijn
gedachten kunnen gebruiken en te welen wat
de zin is van zijn werk. Vroeger werd men weken
achtereen met een korte schrepel het veld inge
stuurd en het enige wat men hoefde te weten was,
dat men zoveel mogelijk onkruid weg moest hak
ken, en daarvoor was niet vee] onderricht nodig.
Doch hoe anders is het nuvrij ingewikkelde ma
chines moeten worden bediend, die bovendien voor
verschillende bewerkingsmethoden zeer nauwkeu
rig moeten worden afgesteld (denk aan precisie-
zaaimachines, aan bietendunners, wiedmachines,
kunstmeststrooiers, combines, aardappel- en bie
tenrooiers, om zo maar enkele met name te noe
men), terwijl men van de trekkracht stellig meer
moet weten dan vroeger van onze 1 P.K.'s. En als
we dan naast deze snelle mechanische ontwikke
ling nog even een blik werpen op de chemische
bestrijdingsmogelijkheden, dan zal het een ieder
duidelijk zijn dat al deze ontwikkelingen heel an
dere eisen stellen aan de totale agrarische be
volking.
Wij hebben helaas de indruk dat een groot
deel van onze collega's en evenzeer een groot
deel van onze landarbeiders te weinig oog heb
ben voor deze snelle veranderingen. Ais wij met
4jn allen er niet in slagen om in de toekomst
goed geschoold personeel voor onze bedrijven
op te leiden, dan zullen de nadelige gevolgen
daarvan zeker niet uitblijven.
Dit vraagstuk zal in gezamenlijk overleg met
onze arbeiders tor hand genomen dienen te wor
den, waarbij voldoende aandacht moet worden be
steed aan een goede teamgeest op de bedrijven, die
t.o.v. de industrie altijd klein zullen blijven, doch
waarin de individuele werker veel meer atwxssciend
werk zal hebben in een gezonde omgeving, ter
wijl de waardering voor het werk op onze bedrij
ven, aan de werker meer voldoening zal schenken
dan dat van nummer zoveel in de industrie. Het
is goed dat onze Z. L. :>I. op dit terrein reeds blijk
heeft gegeven, dat zij mee wii werken aan üe iot-
stand koming van een goede arbeidssfeer op onze
bedrijven, waaraan een beter ontwikkelingspeil van
onze agrarische werkers zeker zal bijdragen.
NOG steeds zit er weinig schot in het voor
jaar. Op de lichtere gronden in OOST
ZEEUWS-VLAANDEREN is men aarzelend be
gonnen met wat gerst te zaaien. Op de zwaardere
klei is men pas aan de kunstmest toe, waarbij
velen het nog met de hand uitstrooien. Voor de
rest is het nog wachten op wat zon en wind en
gunstige voorspellingen van onze Nederlandse
meteoroloog-kapper.
De grote werken zijn na de langdurige winter
periode weer in volle gang. Aan de westkant van
het kanaal tussen Sluiskil en Temeuzen vindt een
ware grondverschuiving plaats. Eerst worden de
nieuwe wegen en de bouwputten voor de nieuwe
bruggen gelegd vóórdat aan de verbreding van
het kanaal kan worden begonnen. De verkaveling
in Westdorpe is ook startklaar en menigeen moei
dan ook reeds een partij grond voorlopig laten
braak liggen. Rond alle „steden" van enige be
tekenis zien we een drukke bedrijvigheid van be-
drijfs- en woningbouw. Axel-Westdorpe-Sas van
Gent zijn naarstig bezig het kanaalschap van 1200
ha groot bij de betrokken instanties zo mogelijk te
realiseren. Elke gemeente spreekt van recreatie,
industrialisatie en woningbouw. Ook de boer
schijnt het plotseling in deze expansie goed te
gaan, want door de voortdurende onteigeningen
zie we dat steeds meer „gezeten" renteniers zich
aan de royale buitenkant van de gemeenten ves
tigen.
Toevalligerwijs moesten we kortgeleden nog bij
de Enna-haven zijn aan de rand van het uitge
strekte Saeftinge. Een machtig stuk schor
(over)rijp voor inpoldering. Voor de boerenzoon,
welke door de onteigeningen hun toekomst zien
ontnomen, is het nog steeds de vraag of misschien
daa nog de kans voor hen is. Onze economen
welke landbouwoverschotten constateren, zullen
echter kostenverlaging wel op de urgentielijst
hebben gezet.
Voorlopig zullen deze rijpe Nederlandse
schorren dan ook wel Belgisch jachtgebied
blijven.
DE tarwepercelen in WEST ZEEUWS-VLAAN
DEREN beginnen mooi groen te worden en
vertonen overwegend een goede stand. Naast de
weinige schade die de wintervaste tarwerassen van
de vorst hebben ondervonden, valt het ook met de
waterschade op de tarwepercelen hier veel mee.
Een enkel plekje waarop het water wat te lang is
blijven staan zal wat achterblijven, maar dat be
loopt toch maar een klein percentage van het
totaal. Gelukkig maar, want het al of niet be
houden blijven van de wintertarwe maakt een
groot verschil voor het rendement van de tarwe
oogst. Want behalve de extra kosten en werk die
het over- of doorzaaien meebrengt, moet men
dan tevens rekenen met een kleinere opbrengst
per ha van meestal nogal enkele honderden kilo's.
En, gezien het areaal wintertarwe in ons gewest,
is hiermede een behoorlijke geldsom gemoeid.
Er valt dit jaar een groot verschil te consta
teren in het tijdstip waarop de kunstmest aan de
tarwe wordt toegediend. Sommigen strooiden de
kunstmest gedurende de laatste dagen van de
vorstperiode, anderen moeten er nog aan begin
nen omdat er na de vorst nog geen gelegenheid
is geweest om op behoorlijke wijze met de kunst
meststrooier over de tarwe te rijden.
Overigens kunnen ook wij dit jaar laat aan de
slag. Voor zover we weten was er vóór de week
van 24 maart nog niets gezaaid, hetgeen we in
jaren niet hebben meegemaakt, ook niet als het
een laat voorjaar betrof. Altijd was er dan wel
ergens wat gezaaid, hetzij in februari of begin
maart, maar blijkbaar hebben ook zij dit voorjaar
geen gelegenheid gevonden om eerder aan de slag
te gaan.
De weilanden vertonen nog niet veel groen en
het zal op de rundveebedrijven nog geruime tijd
schraalhans moeten blijven. Komt er straks vol
doende gras in de weiden, dan is die periode weer
voorbij, althans toch voor het vee. We zijn van
mening dat voor de veehouders zelf gras alleen
geen uitkomst biedt. Hun moeilijkheden zijn daar
voor te groot. Moge daar vooral geen gras over
groeien'.