LANDBOUWBEGROTING 1963 E OLVEH VAN 1879 279 H' LANDBOUWSCHAP VRAAGT SPOEDIGER REGELING MIDDELING VAN INKOMENS PROVINCIALE RAAD VOOR DE LANDBOUWVOORLICHTING IN ZEELAND BESTRIJDING KRAAIACIITIGEN LEVENSVERZEKERING - PENSIOENCONTRACTEN WIN5TDELING VOOR ALLEN V R IJ D A G 2 9 MAART 1963 IET Landbouwschap heeft zieh tot de staats secretaris van Financiën gewend met een brief betreffende de middeling van inkomens voor de heffing van de inkomstenbelasting. In dit schrij ven verzoekt het Landbouwschap de staatssecreta ris een afzonderlijk wetsvoorstel over deze materie aan de Staten-Generaal voor te leggen, dat met spoed en voorrang zou kunnen worden behandeld. De regeling van de middeling van inkomens zou dan uit het ontwerp van Wet op de Inkomsten belasting 1960 gelicht worden, welk wetsvoorstel waarschijnlijk pas in 1964 of begin 1965 in werking zal treden. Het landbouwl>edrijfsleven zou er zeer bij gebaat zijn, als de regeling eerder tot stand kwam dan 1964 of 1965. De gevolgen van de byzonder strenge winter 1962/1963 vormen een reden temeer om op bespoediging van de behandeling aan te dringen. Het landbouwbedrijfsleven heeft bij voortduring een regeling voorgestaan om de progressie van tie inkomstenbelasting af te zwakken. Men wilde dit bereiken door een herrekening van het inkomen gedurende een bepaalde periode, waarna het ge middelde als basis aan de heffing van de inkom stenbelasting ten grondslag wordt gelegd. In een rekest aan de Tweede Kamer heeft «ie toenmalige Stichting voor de Landbouw in novem ber 1952 een vyfjarige periode voor deze herreke ning bepleit. In het kader van de algemene belas tingherziening 1958 werd de middeling van inko mens uit een onderneming mogelijk gemaakt. Het Landbouwschap was daarover verheugd, ofschoon het ernstige bezwaren heeft tegen de uitwerking van dit beginsel. Het Landbouwschap herhaalt in de brief aan de staatssecretaris zyn eerder geuit bezwaar tegen de wijze waarop het wetsvoorstel de middeling be perkt. Er wordt namelijk een marge verlangd van meer dan 10 en 300,—. Hierdoor zal deze rege ling voor de landbouw nauwelijks effect sorteren. Het Landbouwschap acht verlaging van de gestel de grenzen tot 5 en 150,vereist. Op de vegadering van 13 maart j.l. werden o.m. de volgende aangelegenheden besproken Walcheren nieuw streekverbeteringsgebied. Met voldoening nam de Provinciale Land bouw voor lichtingsraad kennis van het besluit van de Lan delijke Landbouwvoorlichtingsraad om Walcheren als nieuw streekverbeteringsgebied in 1963 aan te wijzen. Proef- en demonstratiebedryven. Omtrent de keuze van eventuele proef- en demonstratiebedrij- ven werd langdurig van gedachten gewisseld. Er werden voorstellen gedaan die nader door de kon- sulenten zullen worden uitgewerkt. Aan de keuze van de objekten worden hoge eisen gesteld. Demonstratie-objekten dienen zodanig te zijn dat zij voor de desbetreffende streek inderdaad een nieuw instruktief voorbeeld vormen voor een ont wikkeling, terwijl voor de proefbedrijven iets nieuws in studie wordt genomen. De tuinbouw in Zeeland. De ontwikkeling van de tuinbouw in Zeeland werd aan de hand van een door de Rijkstuinbouwkonsulent voor Zeeland en West Noord-Brabant samengestelde diskussienota besproken. Met de strekking van deze nota kon de Raad zich goed verenigen. Beschouwing over de ontwikkeling van het be drijf van 25 ha in het zuidwestelijk kleigebied. Deze studie die het resultaat is van een werkgroep uit de samenwerkende Rijkslandbouwkonsulentschap- pen voor het zuidwestelijk kleigebied werd door de Raad een uitstekende methode van benadering van de problematiek van dit bedrijfstype geacht. Even als dit het geval was bij de studie van het 50 ha grote akkerbouwbedrijf, verzocht de Raad ook thans weer aan de betrokken konsulenten derge lijke studies voor andere veel voorkomende be- drijfstypen in het zuidwestelijk kleigebied te ver richten. De gebiedsprogramma's voor 1962-1963 van het Rijkslandbouwkonsulentschap te Goes. De Raad nam met belangstelling kennis van de door het Rijkslandbouwkonsulentschap te Goes opgestelde gebiedsprogramma's voor dit jaar, die zijn afgeleid van het eerder door de Raad vastgestelde provin ciaal voorlichtingsprogramma voor land- en tuin bouw. (Vervolg van 1ste pag.) EERSTE VERANTWOORDELIJKHEID VOOR AFZET EN VALORISATIE BIJ BEDRIJFSLEVEN. IJKT in de nota omtrent het afzet en valorisatiebeleid gestelde betekent weliswaar, dat naar de mening van de bewindsman de primaire verantwoordelijkheid bij het bedrijfsleven is gelegen, doch hij heeft geenszins willen ontkennen, dat de overheid terzake een eigen taak heeft. De minister heeft er verder bewust van afgezien in de nota een prognose op te nemen met betrekking tot de toekomstige afzetsituatie voor de agrarische produkten. Naar zijn mening zijn er met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling nog zoveel onzekere factoren, dat het, met name voor de zo sterk door klimatologische omstandigheden beïnvloede land en tuinbouwproduktie, niet wel doenlijk is zonder diepgaande bestudering van alle aspecten een ver antwoorde prognose op te stellen. Overigens acht de bewindsman het ook niet di- rekt op de weg van de overheid te liggen, prog noses met betrekking tot de toekomstige afzetmo gelijkheden der verschillende produkten samen te stellen; dit moet naar zijn mening veeleer tot de taak en de verantwoordelijkheid van het bedrijfs leven in zijn verschillende organisatorische ver banden worden gerekend. In dit verband spreekt minister Marijnen er zijn teleurstelling over uit, dat de herhaalde initiatie ven van zijn kant om in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven tot een breder opge zet agrarisch marktonderzoek te komen, bij het bedrijfsleven weinig of geen weerklank hebben ge vonden. NOG RUIMTE VOOR EEN EIGEN- MARKT- EN PRIJSBELEID IN DH LANDBOUW BINNEN de regels van het beleid der Europese Economische Gemeenschap bestaat een zeke re ruimte voor het voeren van een eigen nationaal markt- en prijsbeleid in de landbouw. De bewinds man ontkent, dat hij bij de uitwerking van het landbouwprijsbeleid te sterk rekening zou hebben gehouden met de E. E. G.-ontwikkeling. De verhoging van de tarweprijs voor de oogst 1963 met 2 per 100 kg bij een gelijkblijvend prijs niveau voor voedergranen, zal een zekere vei:,.hui ving binnen het graanareaal in de richting van de tarwe veroorzaken. Sinds de invoering van het E. E. G.-graanheffingstelsel voor tarwe zijn de be zwaren van een dergelijke ontwikkeling echter ge ringer dan voorheen. Onder de werking van het nieuwe stelsel worden namelijk veel minder moei lijkheden ondervonden bij de afzet van de inland se tarwe. Bovendien dient te worden bedacht, dat aan een verhoging van de voedergraanprijzen het bezwaar is verbonden, dat de in de E. E. G. gel- dende heffingen, restituties en sluisprijzen met een belangrijke vertraging aan een voedergraan- prijsverhoging worden aangepast, zodat de dier lijke veredelingsproduktie daardoor ernstig zou worden benadeeld. Inmiddels heeft de minister in E. E. G.-verband reeds de nodige stappen onderno men om voor dit probleem een bevredigende op lossing te vinden. Voor het achterwege laten van een verhoging van het voedergraanprijspcil is ove rigens volledig compensatie verstrekt in de vorm van een extra verhoging van de tarweprijs. RUNDVLEES ALS gevolg van de geleidelijk gewijzigde situatie op de slachtveemarkt hebben de middelen waarmede tot nu toe uitzonderingssituaties voorbehouden een bevredigende stabiliteit van het binnenlands prijspeil kon worden bereikt, on der bepaalde omstandigheden aanvulling nodig. Daartoe zal in de eerstkomende suppletoire begro ting van hot Landbouw-Egalisatiefonds voor het dienstjaar 1963 een pro-memoriepost worden opge nomen voor eventuele maatregelen ten behoeve van de rundvleessector. De minister erkent, dat de import van «lacht- runderen in liet kader van het met Denemarken ge. sloten handelsverdrag onder de huidige bijzondere omstandigheden nu het aantal slachtingen van runderen in ons land reeds gedurende een aantal maanden ca. 30% hoger ligt dan in het vooraf gaande jaar de afzet en daarmede de valorisatie van liet binnenlandse slachtvee enigermate be perkt. Dit invoercontingent maakt echter deel uit van liet tussen de Beneluxlanden en Denemarken afgesloten handelsverdrag, waarin een aantal we derzijdse verplichtingen tot het openen van invoer- mogelijkheden zijn overeengekomen. In liet onder linge handelsverkeer met Denemarken is de Ne derlandse uitvoer drie tot viermaal zo groot ais de invoer uit Denemarken. LANDBOUW ONDERWIJSNOTA IN UITZICHT GESTELD MU de wet op het voortgezet onderwijs tot stand is gekomen, kan een landbouwonderwijsnota worden ontworpen. De minister stelt zich voor hierin slechts een aantal hoofdzaken ter sprake te brengen, daar het in het voornemen ligt juist in het raam van de uitwerking van de wet op het voortgezet onderwijs nog zeer uitvoerig overleg te plegen met de schoolbesturen en met de leraren organisaties. Bij het overleg zal ook aan vorm en inhoud van de middelbare landbouwschool uitvoe rig aandacht worden geschonken. Vorm en inhoud van de programma's der hogere landbouwscholen zullen op korte termijn in over leg met het bedrijfsleven nader worden bezien. Met het teruglopen van het aantal personen, dat werk zaam in de landbouw is gaat een gestadig afne mende belangstelling voor het landbouwonderwijs gepaard. Een verdere daling van het aantal leer lingen is dan ook te verwachten. Dit zal ongetwij feld intrekking van het rijkssubsidie voor een aan tal onderbezette scholen ten gevolge hebben. Deze daling geldt bijna uitsluitend de lagere landbouw scholen; de lagere tuinbouwscholen mogen zich in een grote bloei verheugen. Het totaal aantal leer lingen in de eerste klasse van lagere tuinbouw scholen 7e leerjaar was op 1 januari 1963 ruim 20 hoger dan op 1 januari 1962. DE VERDERE VOORTGANG IN DE E. E. G. De bewindsman kan niet een vermoedelijk tijd stip in uitzicht stellen, waarop de thans in behan deling zijnde ontwerp-verordeningen voor zuivel, rundvlees en rijst, alsmede een ontwerp-verorde- ning voor de criteria bij de vaststelling van richt prijzen, rijp zullen zijn voor een beslissing door de Raad van Ministers der E. E. G. Dit is namelijk sterk afhankelijk van de inhoud der ontwerp-ver ordeningen. Zo hangt bij de zuivelverordening naast het overleg over meer technische vraagpun ten het grote vraagstuk van de band met de oliën- en vettensector nog boven de conferentietafel. Het overleg over dit probleem heeft niet tot een oplos sing geleid, aangezien Nederland zich tegen een prea labele koppeling tussen de zuivel en de oliën- en vettensector krachtig verzette. De Europese Commissie heeft toegezegd suggesties voor een op lossing aan de Raad te zullen voorleggen. Ook over het vraagstuk, op welke wijze het han delsverkeer in zuivelprodukten via een systeem van drempelprijzen moet worden ontwikkeld, is het overleg nog gaande. In verband met vertraging in het gereedkomen van een aantal uitvoeringsverordeningen, is op 30 juli 1962 het heffingenstelsel voor de varkens vleessector alleen in werking getreden voor leven de en geslachte varkens en nog niet voor verse onderdelen, vleeswaren en conserven. Voor de toe passing van het heffingenstelsel op laatstgenoem de produkten is de datum van uiterlijk 1 mei 1963 overeengekomen. Met het spoedig gereedkomen van de desbetreffende uitvoeringsverordeningen is een groot Nederlands belang gemoeid. HE Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Landbouwschap deelt mede, dat, na overleg niet de afdeling Zeeland van de Koninklijke Neder landse Jagersvereniging en de Directie Faunabe heer van het Ministerie van Landbouw en Visserij is besloten, dat de georganiseerde bestrijding van kraaiachtigen zal plaatshebben in de gemeenten Westerschouwen, Domburg, Oostkapelle, Vrou wenpolder, Clinge, St. Jansteen, Hulst, Koewacht, Zuiddorpe en Westdorpe en wel in de weck van: 1 tot en met 6 april 1963. Onder kraaiachtigen worden verstaan: de zwarte kraai, roek, kauw, ekster en Vlaamse gaai. De premie bedraagt f 0,75 per afgeschoten vogel. De in het kader van deze aktie afgeschoten vogels moeten worden ingeleverd hij de betreffende post- commandant der Rijkspolitie.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 3