2Ö5 WIJ ONTVINGEN: V B U D A 6 2 2 SI A 4 R 1 1963 ng in de Fruitteelt kort maaien is echter de geringere produktie van organische stof (zie boven). Toch wordt deze methode in Nederland vrij veel toegepast, vooral op de Zuidhollandse eilanden en ook Steeds meer in» de Betuwe. Vooral in het voor jaar houdt men het gras kort; in de nazomer, als de bomen minder water nodig hebben, en er gemiddeld meer regen valt, gaat men minder vaak maaien. Ondanks de mogelijkheid de verdamping van een grasmat in het voorjaar te beperken, blijkt een blijvende grasmat zonder meer toch vaak nief te voldoen, zeker niet op min of meer droogtegevoelige gronden, en- nimmer bij ge bruik van zwakke onderstammen zoals M IX en kwee. Dit is o.m. het geval in Zeeland en vele bedrijven op zandgrond in Noord-Brabant. B. Zwart houden van de grond. Praktisch het ge hele jaar door zwarthouden werd vroeger wel toegepast op intensieve fruitbedrijven. Wegens de grote nadelen van struktuurbederf, optreden van gebreksziekten, veel arbeid, enz. is deze methode in Nederland thans algemeen verlaten. C. Zwart houden gevolgd door groenbemester. Het doel van deze methode is de voordelen van A. en B. te combineren. De grond wordt zwartgehouden in de periode dat de neerslag gering is, en de vocht- en voedselopname der vruchtbomen het grootst is. Verder houdt men de bodem zoveel mogelijk begroeid. De voor delen hiervan zijn: 1. Jaarlijkse voorziening met» organische stof, waaruit weer verschillende voordelen voort vloeien. 2. De grond blijft bedekt waardoor minder struktuurbederf optreedt. In verband hier mee wordt de groenbemester zoveel mogelijk pas in maart ingewerkt. 3. Minder uitspoeling van voedingsstoffen: de groenbemester neemt voedingsstoffen op, die later geleidelijk weer vrij komen. Bij de beoordeling van de waarde van een gewas als groenbemester in de fruitteelt, zijn de volgen de eigenschappen van belang: a. De groeisnelheid mede in verband met de mo gelijkheid nog laat in de zorrier te kunnen zaai en. De groeisnelheid in de jeugd bepaalt het vermogen tot onderdrukking van onkruid. b. De opbrengst aan droge organische stof, zowel boven als onder de grond. c. Het bestand zijn tegen schaduw. d. De hbogte van het gewas. e. De mogelijkheid het gewas te kunnen maaien. f. De diepte der beworteling. g. Het vochtverbruik en de droogtegevoeligheid. h. De gevoeligheid voor ziekten en plagen. i. De invloed van de winterbespuiting op winter harde groenbemesters. j. De binding van stikstof (vlinderbloemigen). Zaaitijden. Op vrij goed vochthoudende gronden wordt soms reeds in april gezaaid; voorts in juni. Op sterk droogtegevoelige gronden in juliaugustus (september). Voor zaaien in het voorjaar worden o.m. ge bruikt: rode klaver, witte klaver, hopperupskla- ver, luzerne. Deze zijn alle meer geschikt voor kleigrond. Luzerne wortelt diep, doch kan slecht tegen schaduw. De onderdrukking van het onkruid is bij deze vlinderbloemige gewassen vrij slecht. Sommigen zjjn winterhard en ook geschikt voor meerjarige groenbemester. Voor zaaien in juni gebruikt men voederwik ke, lupine en serradelle. Ook deze vlinderbloemi gen onderdrukken het onkruid slecht. Ze zijn ge schikt voor zandgrond en niet winterhard. Voor zaaien in juli—(aug.) zijn o.m. geschikt, speciaal ook voor zandgronden: serradelle; inear- naatklavèr (vatbaar voor meeldauw)stoppelknol- len (knolgroen, herf strapenbernagie of borago (geeft veel massa, later veel opslag, wordt hoog en kan niet gemaaid worden); spurrie (veel op slag, uitstekend tegen droogte, minder massa); gele mosterd (groeit zeer snel, geeft opslag); sl- letta (nieuw gewas, groeit snel, wordt soms nogal hoog). Zeer laat kunnen nog gezaaid worden: rogge en spurrie. Het in de nazomer laten doorgroeien van on kruiden is minder aanbevelenswaardig. Deze geven een te lage produktie van organische stof. De wintergrasmat. Voor kortdurende groenbemesters kan men ook enige grassoorten aanwenden. Grassen geven in het algemeen een in verhouding tot de groeitijd behoorlijke produktie van organische stof. Bruik baar zijn: Italiaans raaigras: is winterhard, zaad vrij duur. Westerwolds raaigras: niet winterhard, zaad wat goedkoper. Engels raaigras: groeit in het begin langzaam maar vormt een dichte zode, blijft laag. Men heeft 40 kg graszaad nodig per ha. De kosten bedragen 100,per ha. De zaaitijd is juli, uiterlijk begin augustus. De eerstgenoemde 2 grassoorten moeten 1 a 2 maal worden gemaaid. Blijvende grasmat, gecombineerd met beregening. Op droogtegevoelige grond zal men meestal in het voorjaar de grond zwarthouden, en hierna inw zaaien met een groenbemester (hierbij inbegrepen de wintergrasmat). In de tweede plaats is echter op droogtegevoelige gronden waarschijnlijk ook een blijvende grasmat verantwoord, indien tevens beregening wordt toegepast. Beregening heeft dan het voordeel dat in de kri tieke periode in het voorjaar de grond op veldca- pacitèit wordt gehouden (ö.w.z. zoveel mogelijk hangwater bevat), waardoor de voehtopname en tevens de opname van voedingsstoffen optimaal kunnen blijven. Tevens profiteert men van de voordelen van de grasmat, terwijl de regeninstallatie ook kan wor den benut bjj later optredende droogteperioden in de zomer. De kosten ener regeninstallatie zijn sterk afhan kelijk van de kosten der waterbron (diepboring)', en bedragen in Nederland 1200 a 1500 gulden per ha, zijnde de investeringskosten. De jaarlijkse kos ten aan rente, afschrijving, onderhoud en extra arbeid bedragen 200- 300 gulden per ha. Naast het voordeel dat men nu eventueel een blijvende grasmat kan aanleggen, heeft de regen installatie nog de volgende voordelen op droogten- gevoelige gronden: 1. hogere opbrengst: bij een proef gaf het zeer droogte-voelige appelras Cox's Orange Pippin op de beregende veldjes ruim 2 maal zoveel kg-opbrengst als op de onberegende veldjes. Bij Golden Delicious gaven de beregende veld jes ruim 20 meer opbrengst. 2. betere vruchtkwaliteit, nl. grotere vruchten, minder gescheurde vruchten, en veel minder vruchten met stip. 3 meer scheutgroei. dingsmiddel zó volledig kan worden bestreden als de schurft, meeldauw. Bij deze is het wel noodzaak vanaf het begin niets door de vingers te zien. Het is zeer goed mogelijk een jonge boom „gezond" te hou den, maar het is een zeer zware opgave een oudere „zieke" boom te genezen. Dus dan wel spuiten Nee, ook voor de meeldauw kan men aanvankelijk de nevelspuit rustig op zijn plaats laten staan. Maar dan wel daarvoor in de plaats een veel kleiner en gemakkelijker hulpmiddel vaak gebruiken: de snoeischaar. Op dit vaak gebruiken vooral de na druk. Niet een of twee keer, maar regelmatig de bomen controleren, aangetaste scheutjes uitknippen en vernietigen. Zolang de bomen nog klein zijn, is dit niet zo'n groot karwei en veel effectiever en voordeliger dan een chemische bestrijding. Mits goed toegepast, gaat het er dan op lijken dat we de leverancier van bestrijdingsmid delen de eerste paar jaar buiten de deur kunnen houden. Dit zou ook inderdaad zo zijn, als wij niets te maken hadden met de insekten. En daar wij helaas onze bomen niet met een stofkam kunnen bewerken, zal het er in de praktijk wel op neer komen, dat wij deze bestrijdingsmiddelenman toch een paar maal te woord zullen moeten staan en van zijn diensten gebruik maken. Regelmatig de zaak controleren en zodra nodig ingrijpen. Maar dan ook alleen indien nodig Waarom wij dit alles neer schrijven? Och, we herinneren ons nog goed toen wij begonnen. En dat is nog niet zo vreselijk lang geleden. We wilden ook toen een gezonde boom telen, vrij van allerlei ondeugden. We dachten dat dit_alleen te bereiken viel, door vanaf het begin behoorlijk en vrij regelmatig te spuiten. Latere er varingen hebben ons geleerd, dat dit echt niet nodig is. Door goed opletten en de sproeimachine mini maal te gebruiken kan dit«ook bereikt worden. We herhalen nog eens, dat dit alles dus slechts geldt, zolang de boom nog geen vruchten van betekenis geeft. Zou men op later leeftijd te werk gaan als hierboven omschreven, dan zaten wij tot en met fout. GEEN BOMEN TUSSEN DE ONDERTEELT Nog een enkel woord over de onderteelt van ge wassen tussen de jonge bomen. In principe is on derteelt altijd nadelig. Veel werk, dat op het open veld machinaal kan gebeuren, moet nu in hand werk worden gedaan, dus duur. Chemische onkruid- bestrijding is heel moeilijk, zo niet onmogelijk. Dat de gewassen minder snel opdrogen, of zo men wil langer nat blijven, maakt de kans op mis lukking groter („kwaad" in aardappelen) (piksel in bonen). Doodspuiten van het loof is te gevaarlijk. Wil men de eerste paar jaar de grond tussen de bomen benutten, ga dan in de eerste plaats van het standpunt uit een onderteelt te hebben tussen de bomen en geen bomen tussen de önderteelt d. R. Uw tuin bij het huis door J. Bergmans versche nen bij L. J. Veen's Uitgevers Mij. N. V, te Am sterdam. Prijs geb. 4,90. In de Hobby-serie als 2e druk. Een van mooie foto's voorzien boekje met goede tips, raadgevingen en wenken voor de tuinlief- hebber. Bevat overzichtelijke lijsten van de vele soorten verschillende bomen, struiken, heesteFS, vaste planten, bolgewassen enz. ter oriëntatie bij het vaak niet eenvoudige, maar verkwikken de tuinwerk met zijn overvloed aan mogelijkhe den. De toepassing van Chemische bestrijdingsmid delen in de landbouw door K. Schipstra. 3e her ziene druk. Prijs: ingenaaid 5,90. Een geschik te handleiding voor de toepassing van de chemï. sche bestrijdingsmiddelen, gebaseerd op een sy stematische indeling. De derde druk is geheel herzien en bijgewerkt in overleg met „Wagenin* gen". Uitgegeven door H. Veenman en Zonen N. V. te Wageningen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 19