Ziektebestrijding en onderteelt op jonge fruitteeltbedrijven TUINBOUW Bodembehandelin |VE wijze waarop de grond in de fruitteelt wordt behandeld is van groot belang, omdat deze direct of indirect een grote invloed heeft op de wa tervoorziening en de voeding der vruchtbomen, en hierdoor op hun groei en. vruchtbaarheid Maar ook de kwaliteit der vruchten, in verband met het op>- treden van fy.siogene ziekten en de houdbaarheid, wordt door de bodembe handeling beïnvloed. Verder is deze van betekenis in verband met de instand houding en verbetering der bodemvruchtbaarheid op langere termijn. We zullen nu de verschillende methoden van bodembehandeling achtereen volgens bespreken. A. De blijvende grasmat (gras-klaver-mat). Uiteraard gaan we er in de moderne fruitteelt vanuit dat niet wordt be weid of gehooid, doch dat het gras wordt „gemulcht". Het geregeld maaien geschiedt d.m.v. een maaibalk, een cirkelmaaier of een messenkooienw machine. De voordelen van de gemulchte grasmat zijn: 1. Gemakkelijk bij de diverse werkzaamheden zoals het snoeien, spuiten enz. daar het land steeds toegankelijk is. 2. Betrekkelijk goedkoop. Een grasmat kost, zeker op zware grond, min der dan het zwart houden met werktuigen. Men maait 1 ha in ruim één uur. 3. Het fruit zou volgens sommigen beter bewaarbaar zijn, en het hout in de herfst beter afrijpen. Minder kanker. 4. De bodem is steeds bedekt waardoor geen struktuurbederf optreedt bij veel regen en bij slagregens. 5. Men krijgt een geregelde produktie van organische stof, en de goed koopste manier om organische stof te produceren is, deze ter plaatse te laten groeien. Dit heeft weer de volgende voordelen: a. Struktuurverbetering, o.a. door de werking van de organische stof zelf, door de afscheidingsprodukten der bacteriën en door de toe neming van het aantal regenwormen. Vooral op kleigrond geeft mul- chen prachtige structuurverbetering. b. Verbetering van het vochthoudend vermogen: de grond kan hier door in de winter meer hangwatervoorraad vormen. Hoewel het humusgehalte door het mulchen in betekenende mate wordt verhoogd weegt de verbetering van het vochthoudend vermogen toch niet op tegen de extra we.teronttreking door het gras. c. Minder gebreksziekten. Door de bacteriewerking en de ontleding der organische stof worden voedingsstoffen in omloop gebracht, spe ciaal ook de soms moeilijk toegankelijke spore-elementen. Ook in Engeland is gebleken dat in gemulchte grasboomgaarden minder gebreksziekten optreden. De grootte der organische stof-produktie is o.a. afhankelijk van de frekwen- tie van het maaien. Houdt men de grasmat zeer kort door om de 1014 dagen te maaien, dan is de produktie aan droge organische stof gering. De totale produktie is ook vrij gering, als men slechts 2 tot 3 keer per jaar maait. De produktie is het hoogst als men telkens maait, als het gras 15 ci 20 cm lang is; men maait dan 5 a 6 maal per jaar. De nadelen van een blijvende grasmat: 1. Zij vraagt extra bemesting vooral van stikstof, terwijl sommige meststoffen moeilijk door de zode dringen (fosfaat!) De extra bemesting is vooral nodig in het begin als de grasmat wordt „opgebouwd"; hierin gaat nl. een zekere voor raad zitten. Later komen de door het gras op genomen voedingsstoffen weer terug door het mulchen. Bij een boomgaard in gras zal men de meststoffen vroeger dan normaal moeten toedienen. 2. Meer gevaar voor naehtvorstschade. Dit is een gevolg van het geringe warmtegeleidingsvermo- gen der luchtige grasmat. 3. Het belangrijkste nadeel is de extra wateront trekking. Dit is vooral van belang omdat het gras het water vooral onttrekt aan de boven grond. Hoewel vruchtbomen soms vrij diep wortelen, bevindt de massa der wortels die de voedingsstoffen opnemen zich toch vooral in de bovenste grondlaag. Het gras onttrekt het meeste water in aprilmei, daar dit een top is in de grasgroei. In de zomer is de grasgroei minder (midzomerdepressie); in de nazomer weer sterker. Daar ook de vruchtbomen in het voorjaar veel water nodig hebben is dit zeer ongunstig. Bovendien is de gemiddelde regen val in aprilmei gering. Behalve aan de wateropname door de vrucht bomen moet men ook denken aan de voedsel- opname. Bewezen is nl. dat veel voedingsstof fen, vooral stikstof en kali overwegend in het voorjaar worden opgenomen vanaf april tot begin juni, en hierna weinig meer! Door de concurrentie van het gras kan de grond zodanig uitdrogen dat niet alleen de wa tervoorziening, doch vooral ook de voedselop- name in het gedrang komt. Men kan de wateronttrekking door de gras mat verminderen door zeer vaak te maaien. Als het gras nl. zeer kort wordt gehouden is de ver damping veel minder. Het bezwaar van veel en "^I^E stellen voorop, dat wanneer wij om te beginnen enkele opmerkingen plaatsen over deze ziekte bestrijding, dit alleen geldt voor zeer jonge bedrijven, waarvan dus nog geen oogst te verwachten valt. Dit dient men goed voor ogen te houden, omdat deze materie voor bomen, die gezien hun leeftijd, wel vruchten van betekenis kunnen geven, geheel anders ligt. Dan is het gevaar groot, dat men, ondanks een intensief uitgevoerd bestrijdingsprogramma, toch nog te weinig, nog niet vaak genoeg spuit. De be ginnende teler, die gehoord ën gelezen heeft om toch vooral zijn bomen vrij te houden van schurft, meel dauw, luis, spint en wat voor narigheid er nog meer op een boom kan zitten, is op zijn hoede. Op de vraag waarom wij een bestrijding uitvoeren, zou het antwoord kunnen zijn: „Om de boom dusdanig vrij te houden van parasieten, dat zijn ontwikkeling niet wordt geschaad". MINIMUM AANTAL BESPUITINGEN GAAN wij van dit laatste uit, dan zal in de praktijk blijken, dat in de eerste paar jaar de ziektebestrijding kan worden uitgevoerd met een minimum aantal bespuitingen. Ddt dit, gezien de prijzen van de bestrijdingsmiddelen, financiële voor delen meebrengt spreekt voor zich. Dat dit ook de ontwikkeling van de boom ten goede komt, is ook wel te verklaren. Elk chemisch middel, dat wij toepassen, heeft ook op de boom een zekere nadelige invloed. Elk middel, al is het nog zo „zacht" is in zekere mate agressief. Daarom niet domweg een bespuiting uitvoeren, om dat het zo ongeveer wel tijd hiervoor zal zijn, maar zich er eerst terdege van overtuigen, of het wel noodzakelijk is. Hoewel het mogelijk is te adviseren hoe te handelen, willen wij toch enkele opmer kingen maken over schurft, meeldauw en dierlijke parasieten. We stellen daarbij vast, dat het verschil maakt, of het perceel waarop jonge bomen staan, omringd is door oudere bedrijven. Is dit namelijk het geval, dan zal de bestrijding wel wat intensiever moeten plaatsvinden, omdat besmetting door middel van die bedrijven niet onmogelijk is. We zullen er vanuit gaan dat de bedrijven vrij geïsoleerd liggen. SCHURFT EN BLADNATPERIODE Bekijken we „schurft" dan bedenken wij, dat om dit te veroorzaken nodig zijn: 1. Ascosporen, 2. een bepaalde bladnatperiode en 3. een bepaalde temperatuur. Hoewel de temperatuur in een jonge aanplant in de regel iets lager zal zijn dan in een oudere, speelt dit niet zo'n grote rol. Bij de bladnatperiode ligt de zaak al iets anders. In een jonge boomgaard zullen de bomen aanzien lijk sneller drogen dan in een oude beplanting. Van veel belang zijn echter de ascosporen. We mogen aannemen dat op de bomen nog geen takschurft zit. Het blad, zo daarop schurft zou hebben gezeten, is bij de boomkweker gebleven. Waar zou dus de schurft vandaan moeten komen De praktijk heeft ons geleerd, dat het verantwoord is, zeker het eerste jaar, de „schurftbespuitingen" achterwege te laten. Te meer daar we deze op latere leeftijd toch in tensief moeten gaan uitvoeren. MEELDAUW VROEG BESTRIJDEN De bovenste plaats wordt thans zonder twijfel ingenomen door een zwam, welke, al doen we daar voor ook ons uiterste best, met geen enkel bestrij»

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 18