Insectenbestrijdïng in Erwten Insectenbestrijding bij Bieten VRIJDAG 2 MAART 1963 BLADRANDKEVER REEDS spoedig na het opkomen van erwten, veld- bonen en andere vlinderbloemige gewassen begint dit 4 mm lange snuitkevertje aan de bladranden van de ionge plantjes te vreten, waardoor deze randen een typische karteling vertonen. De grootste schade wordt meestal echter veroorzaakt door de larven, die in de «rond leven en zich voeden met de stikstofknolletjes en de wortels van de planten. Tengevolge van deze vreter ij ontwikkelt het gewas zich minder krachtig en kan het een geelachtige tint krijgen stikstof gebrek Vermoedelijk bevordert de vreterij van de larven ook het optreden van voetziekte. Daar de larven in de grond niet kunnen worden bestreden, wordt de bestrijding tegen de kevers ge richt. Deze moeten worden gedood vóór zij hun eieren hebben afgezet. Met de bestrijding wordt dus begon nen, zodra de eerste kevers of de eerste vreterij aan de bladeren wordt waargenomen. Bij voorkeur wordt hiervoor een warme zonnige dag uitgekozen. Zodra opnieuw vreterij optreedt dient de behandeling te wor den herhaald. J Indien alleen bladrandkevers moeten worden be streden, dient de bestrijding bij voorkeur te geschieden met: DDT vloeibaar 25 2,5 1/ha. DDT-spuitpoeder of -pasta 25 3 kg/ha. Indien gelijktijdig bladrandkever en vroege akker- trips moeten worden bestreden, dient het bestrijdings- advies voor VROEGE AKKERTRIPS te worden opge volgd (zie insektenbestrijding bieten). De daar ge noemde middelen met uitzondering van dimethoaat worden gebruikt. ERWTEBLADLUIS Ff sommige jaren, kan dé vrij grote, lichtgroene erwtebladluis vrij veel schade aanrichten. Deze luis leeft vooral in de toppen van de planten tussen de blaadjes. De planten blijven kleiner, kunnen voortijdig af sterven of onvoldoende peulen vormen door het zuigen van de luizen. Indien een bestrijding van deze luizen nodig wordt geacht, worden de beste resultaten verkregen, wanneer de middelen in een grote hoeveelheid water (ca. 800 1/hal worden toegepast en de luchtvochtigheid tijdens de behandeling hoog is. Bij zonnig en sterk drogend weer heeft het uitvoeren van een bestrijding meestal minder effect. Men kan dan beter 's avonds bij stijgen de luchtvochtigheid spuiten. De volgende middelen kunnen worden gebruikt: (tusSen haakjes is vermeld de veiligheidstermijn in dagen of weken vóór de oogst A van conservendop erwten, B van rijp te oogsten erwten): Parathion 25 1 liter of kg/ha (A 10 dagen, B 3 weken). Fosfamidon 1,1/ha (A 4 weken, B 4 weken). Phosdrin 0,5 l./ha (A 4 dagen, B 4 dagen), dimethoaat: (A 3 weken, B 3 weken), voor dosering en merken zie onder vroege akkertrips thiometon 1 1/ha (A 4 weken, B 4 weken). „AAfac-20" 1 liter of kg/ha (A 3 weken, B 3 weken), isolan 20 1-1,5 1/ha (A 2 weken, B 2 weken), malathion 50 (vloeibaar) 1 1/ha (A 4 dagen, B 4 dagen). ERWTEGALGUM (Erwteknopniade) DE bestrijding is gericht tegen de mugjes. Meestal verschijnen de eerste mugjes in de tweede helft van mei. In landbouwerwten kan het juiste tijdstip van de bestrijding volgens twee werkwijzen worden bepaald, t.w.: Ie. door op de ontwikkinlg van het gewas èn op de aanwezigheid van mugjes te letten. In het algemeen geldt, dat het gewas kan worden aangetast, vanaf het moment, waarop de blaadjes, waartussen de eerste bloemknoppen verscholen zitten, beginnen uiteen te wijken. Zodra daarna de eerste mugjes in de groeitoppen worden waargenomen, moet de eerste bespuiting worden uitgevoerd. De volgende bespuiting heeft en week later plaats. In dié streken, waar de erwteknopmade een jaar lijkse plaag is, kan daarom beter de volgende werk wijze worden gevolgd. 2e, door uitsluitend op de ontwikkeling van het gewas te letten. De eerste bespuiting wordt uitgevoerd zodra het gewas kan worden aangetast, dus wanneer de blaadjes waartussen de eerste bloemknoppen ver scholen zitten beginnen uiteen te wijken. Een tweede bespmting wordt 7 dagen later uitgevoerd. Om bij de oogst enige spreiding in de aanvoer te krijgen worden de conservendoperwten op verschillende tydsfcippen gezaaid en worden rassen die op verschil lende tijdstippen afrijpen (zeer vroeg, vroeg, normaal, laat> gebruikt. Bij deze erwten kan het juiste tijdstip voor ae bestrijding van de erwteknopmade op de vol gende wijze worden bepaald: a, bij vroeg bloeiende gewassen kunnen de mugjes verschijnen wanneer de planten reeds enige tijd in het infecteerbare stadium verkeren. Daarom moet op het verschijnen van de mugjes worden gelet. Zodra de eerste mugjes in het gewas worden waargenomen en het gewas nog niet is uitgebloeid, moet de bestrijding wopden uitgevoerd. De behandeling kan zonodig na 7 dagen worden herhaald. b, bij op normale tijd bloeiende gewassen wordt op de ontwikkeling van het gewas en eventueel op de aan wezigheid van mugjes gelet. Hiervoor geldt het voor landbouwerwten gegeven advies. c, bij Iaat bloeiende gewassen wordt op de ontwik keling van het gewas en eventueel op de aanwezigheid van mugjes gelet. Vóór het gewas in het infecteerbare stadium verkeert zullen de mugjes in het algemeen reeds aanwezig zijn. Zodra de blaadjes, waartussen de eerste bloemkoppen verscholen zitten, beginnen uiteen te wijken moet de eerste bespuiting worden uitgevoerd. In streken waar regelmatig een aantasting door de erwtegalmug optreedt, is deze bespuiting altijd gewenst. De behandeling wordt na 7 dagen herhaald. De bestrijding dient te geschieden met 2 1/ha van een 25 °/«-ige-DDT-emulsie. Dit middel is ongeveer één week werkzaam, zodat een tweede bespuiting een week na de eerste dient plaats te hebben. Bij conservendoperwten mag DDT niet later dan 4 weken vóór de oogst worden toegepast. In verband met een mogelijke giftigheid van het stro is het toch gewenst dit in te kuilen en niet te drogen of in verse toestand te vervoederen. ERWTETRIPS taEZE trips-soort treedt kort vóór of tijdens de bloei van landbouwerwten op. De volwassen tripsen richten zo goed als geen schade aan. Dit is wel het geval met de larven. De larven die aanvanke lijk grijswit, maar na enkele dagen bleekgeel tot licht- oranje worden, zuigen vnl. aan de peulen. Deze ver tonen een typische zilverglans en worden later bruin. Bij een zware aantasting verdrogen zeer jonge peultjes vóór de zaadvorming en de oudere peulen worden krom kleinere dan in gezonde peulen worden gevormd. Ook bloemknoppen kunnen worden aangetast, waardoor deze verdrogen en afvallen. Zodra op de jonge peulen van de bovenste trossen larven of zilverachtige verkleuringen worden waarge nomen, kan een bestrijding met 1,6 1 of kg/ha parathion 25 worden uitgevoerd. Deze bespuiting is vaak te combineren met de bestrijding van de erwtepeulboorder. Indien bij de bestrijding van de erwteknopmade reeds veel tripsen in het gewas worden waargenomen, kan een gecombineerde bespuiting worden uitgevoerd met een mengsel van DDT en parathion. Van één van deze middelen moet een spuitpoeder worden genomen omdat anders het gewas kan worden beschadigd. De kans op beschadiging is het grootst bij tuinbouwerwten en bij landbouwerwten tijdens een groeizame periode. Zie voor de veiligheidstermijn onder Erwtepeulboorder. ERWTEPEULBOORDER TA E bestrijding is gericht tegen de pas uitgekomen rupsjes; ze moet worden uitgevoerd vóór deze rupsjes zich in de peulen hebben kunnen boren. Voor het bepalen van het juiste tijdstip is het dus van belang om te weten, wanneer de eerste rupsjes kunnen worden verwacht. Dit kan op twee manieren worden bepaald: le. Door kort voordat de onderste peulen langs de rand van het perceel beginnen te zwellen een aantal peulen te openen en na te gaan of hierin reeds een rupsje aanwezig is. Deze controle dient vanaf dat moment vrijwel dagelijks te worden herhaald. Zodra de eerste rupsjes worden gevonden, dient de eerste bespuiting te worden uitgevoerd. Eventueel kan deze behandeling beperkt blijven tot de rand van het per ceel (b.v. een strook van 10 meter breedte). Daarna dient ook de rest van het perceel op het voorkomen van rupsjes te worden onderzocht. Over .het algemeen verschijnen de rupsjes daar enkele dagen later dan in de randen. Zodra de eerste rupsjes in de rest van het perceel worden gevonden, dient een tweede bespuiting te wor- uitgevoerd. Bij deze tweede bespuiting wordt het ge hele perceel bespoten. Het kan nodig zijn na ongeveer een week nog een derde bespuiting uit te voeren. Tn het: voorjaar kunnen bieten herhaaldelijk door ver- schillende insekten worden aangetast, waarvan de volgende worden genoemd, aldus P.D.-bericht nr. 1527, waaraan wij het volgende ontlenen: BIETEKEVERTJE Het bruinzwarte bietekevertje is 11,5 mm lang. De jonge kevers vreten ronde gaatjes in de stengels, juist onder de grond van de reeds bovengekomen kiemplant- -jes. De jonge plantjes kunnen hierdoor te gronde gaan. Oudere planten blijven achter in ontwikkeling. De oudere kevers kunnen bij hoge luchtvochtigheid ook aan de bovengrondse plantendelen vreten. Met name op kleigrond, kan door dit insekt schade worden aangericht, hetgeen o.a. in 1962 het geval was. De schade is vooral te verwachten op of naast een perceel waar het vorige jaar bieten of spinazie stonden, die door dit insekt werden aangetast. Wanneer schade wordt verwacht, kan een grond- of zaadbehandeling uit gevoerd worden. Worden de bieten gezaaid naast een perceel, waar vorig jaar bieten stonden, dan verdient het aanbeveling op een grensstrook van 1525 m zowel een grond- als een zaadbehandeling uit te voeren. Met deze behande lingen worden tevens eventueel aanwezige ritnaalden of emelten bestreden. Een grondbehandeling kan worden uitgevoerd met: heptachloor 25 pCt. 10 kg 1/ha; dieldrin spuitpoeder of vloeibaar 25 pCt. 7,5 kg of 1/ ha. Deze middelen worden kort voor het klaarmaken van het zaadbed op de grond gespoten. Hierbij dient veel water te worden gebruikt. Een zaadbehandeling kan worden uitgevoerd met: dieldrin spuitpoeder 50 pCt. 15 g/kg zaad. Eventueel kan een bespuiting van het gewas worden uitgevoerd, zodra de eerste vreterij wordt waargenomen. Bij voor keur dient 's avonds bij stijgende luchtvochtigheid te worden gespoten met veel water (1000 1/ha). Het be- strijdingseffect is echter minder goed dan dat van een grond- of zaadbehandeling. De volgende middelen ko men in aanmerking: dieldrin 25 pCt. 3 kg of 1/ha; hepta chloor 25 pCt. 4 kg of l/'ha. VROEGE AKKERTRIPS -UIETEN, die na vlas, erwten, gerst of tarwe worden -L' geteeld, kunnen in een jong stadium door de vroege akkertrips worden aangetast. De bestrijding van de vroege akkertrips kan met één van onderstaande middelen worden uitgevoerd; parathion 25 pCt. 1,6 1 of kg per ha; dieldrin 25 pCt. 1,0 1 of kg per ha; hepta chloor 25 pCt. 1,0 1 of kg per ha, of dimethoaat 20 pCt. (proefgewijs). (AA-Rogor, Rogor spuitpoeder, Unirog): Met deze methode zijn, indien de voorschriften nauw keurig worden opgevolgd, zeer goede resultaten te ver krijgen. Het bezwaar ervan is echter, dat het zoeken naar de eerste, zeer kleine rupsjes regelmatig en nauw keurig moet worden uitgevoerd, omdat anders meestal één of meer dagen te laat tot bestrijding wordt over gegaan. 2. Door uitsluitend op de ontwikkeling van het ge was te letten. Bij erwten die op de normale tijd zijn gezaaid, kan de eerste bespuiting worden uitgevoerd, zodra de onderste peulen langs de rand van het per- ceel beginnen te zwellen, m.a.w. wanneer de zaden voor de helft zijn volgroeid. Eventueel kan deze behandeling tot de rand van het perceel beperkt blijven. Een tweede bespuiting wordt uitgevoerd, zodra de zaden in de verst ontwikkelde peulen langs de randen van het perceel voor driekwart zijn volgroeid. Het kan nodig zijn na ongeveer een week nog een derde be spuiting uit te voeren. Soms worden erwten met opzet laat (eind april) gezaaid, b.v. indien zij door de conservenindustrie wor den verbouwd. In dat geval kan de eerste aantasting reeds voorkomen vóór de zaden in de onderste peulen van de randplanten voor driekwart zijn volgroeid. Bij late zaai dient het moment voor de eerste bespuiting daarom iets vroeger te worden gesteld, n.l.: kort vóór dat de onderste peulen van de randplanten beginnen te zwellen, terwijl een tweede hespuiting wordt uit gevoerd, zodra de verst ontwikkelde peulen zaden heb ben die voor de helft zijn volgroeid. Eventueel kan deze bespuiting nog worden herhaald. Voor de bestrijding kan 1,6 liter of kg parathion 25 of 2'/2 kg diazinon-spuitpoeder per ha worden gebruikt. Bij voorkeur dienen deze middelen met vrij veel water, tenminste 200 1/ha, te worden verspoten. Bij het gebruik van minder water kan vooral met diazinon beschadiging in het gewas optreden. Groen te oogsten erwten (doperwten), bestemd voor de diepvries- of de conservenindustrie, mogen met para thion of diazinon worden bespoten, mits de tijd tussen de laatste bespuitingen en het oogsten een periode van tenminste 10 dagen bedraagt. Dit in verband met de giftigheid van parathon en diazinon. Vlak vóór de oogst kan vaak nog een bespuiting nodig zijn, deze kan dan geschieden met 2 1/ha „Phosdrin mengolie". In verband met de giftigheid van het middel moet tussen deze bespuiting en de oogst een periode van tenminste 4 dagen verlopen. Om dezelfde reden mogen erwten, die in ongedopte toestand aan de consument worden geleverd (doperw ten bestemd voor de weck of voor gebruik als verse groenten en dergelijke) alleen met parathion worden behandeld, indien de periode tussen de laatste behan deling en het oogsten tenminste drie weken bedraagt. Diazinon mag ook in .dit geval tot 10 dagen vóór de oogst worden toegepast. Evenals bij doperwten kan tenminste 4 dagen voor de oogst een aanvullende bespuiting met „Phosdrin" worden uitgevoerd. Erwten te gebruiken als peultje mogen in het geheel niet wor den bespoten. OPMERKING ONKRUIDBESTRIJDINGSMIDDELEN op basis van dinoseb (DNBP) mogen niet vermengd met insek- tenbestrijdingsmiddelen worden verspoten. Ook een bespuiting met dinoseb (DNBP) kort na een behande ling met een insektenbestrijdingsmiddel kan beschadi ging geven, vooral wanneer het gewas weinig afge hard is. 1,0 1 of kg/ha; dimethoaat 40 pCt. (proefsgewijs); (Asep- ta Roxion, Dimethoaat-Bayer, Rogor 40 pCt. mengolie, Trimetion): 0,5 1/ha. BIETEVLIEG \r EESTAL worden tegen eind mei de eerste eieren -iV*- van de bietenvlieg op de onderzijde van de bla deren gevonden. Na een zachte winter gevolgd door een vroeg voorjaar kan dit echter reeds vroeger het geval zijn. Men kan dan het opéénzetten eventueel zo lang mogelijk uitstellen. Het is moeilijk om aan te geven of een bestrijding van de bietevlieg al dan niet noodzakelijk is, omdat het bietegewas zich bij groeizaam weer snel herstelt. Het beste lijkt af te gaan op het aantal afgezette eieren. Is dit aantal gering, dan kan een bestrijding achterwege blijven. Het is dan wel nodig het gewas regelmatig te blijven controleren. Wanneer veel eieren op de kiem- plantjes voorkomen, zodat deze plantjes bij ongunstige groeiomstandigheden te gronde kunnen gaan, is een be strijding in het algemeen gewenst. Wanneer een bestrijding van de bietevlieg noodza kelijk wordt geacht, hangt de keuze van het bestrij dingsmiddel mede af van de mate waarin mineergangen voorkomen. De middelen zijn daarom onderverdeeld in de volgende drie groepen: 1. Middelen, die worden toegepast wanneer de eerste mineergangen worden waargenomen: dieldrin 25 PCt. 0,6 1 of kg/ha; dimethoaat 20 pCt. 0,5 1 of kg/ha; dimetho aat 40 pCt. 0,25 1/ha; endosulfan 35 pCt. („Thiodan") 1,75 1/ha; heptachloor 25 pCt. 1,5 kg ha. 2. Middelen, die worden gebruikt zodra de helft van de planten mineergangen vertonen: parathion 25 pCt. 0,6 1 of kg/ha; dimethoaal, zie onder punt 1; AA-fac-20" 1 1 of kg/ha; diazinon 20 pCt. 0,75 1 of kg/ha; „Dipterex" 0,6 kg/ha; „Phosdrin mengolie" 0,5 1/ha. 3. Middelen, die op een iets vroeger dan het onder punt 2 genoemde tijdstip worden toegepast: „Ronnel" (Nankor 44 E) 0,6 1/ha. Wanneer een niet te zware aantasting van de biete vlieg optreedt ten tijde dat een bestrijding van blad luizen noodzakelijk is, kunnen beide insekten gelijk tijdig worden bestreden. De keuze van het middel hangt af van het doel der luisbestrijding (beperking verge- lingsziekte of zuigschade). Voor deze gecombineerde toepassingen komen in aanmerking de in het nog te verschijnen bericht „de Bestrijding van bladluizen bij bieten in verband met de vergelingsziekte en de zuigschade" vermelde middelen en doseringen met uitzondering van isolan 20 pCt. en malathion spuitpoeder 25 pCt,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 13