Rassenonderzoek bij Knolselderij
TUINBOUW:
Fa. M.l.van ACKER in. A.D.RIEMENS. fn. G.l.
VRIJDAG 15 FEBRUARI 1963
1-4S
KNOLSELDERIJ was tot voor kort in Nederland een vrij onbelangrijk gewas, wat tot uiting
kwam in de kleine oppervlakte die jaarlijks te velde stond. De laatste jaren is de belangstelling
voor deze teelt echter sterk toegenomen, wat resulteerde in een aanzienlijke vergroting van het areaal.
Deze toename is waarschijnlijk niet in de laatste plaats te danken aan de goede tot zeer goede prij
zen die in de afgelopen jaren voor knolselderij werden betaald. De teelt kent een aantal problemen,
zöals het doorschieten in sommige jaren, de moeilijke rooibaarheid van verschillende rassen en de
inwendige bruinverkleuring. Ook zijn er diverse klachten bekend van de conservenindustrie over het
./zwartkoken". Het landelijk onderzoek met knolselderijrassen is opgezet voor een periode van twee
opeenvolgende jaren. Dit interimrapport geeft een samenvattend overzicht van de uitkomsten in het
eerste proefjaar, om allerlei gegevens zo snel mogelijk aan belangstellenden te kunnen doorgeven.
mogelijke kwaliteitseisen moeten worden gesteld.
In rapport no. 2 van het Proefstation voor de
Groenteteelt in de volle grond kunt u nog uitvoe
riger gegevens vinden.
RASSEN
OP negen plaatsen in Nederland en op vier
plaatsen in België werd een proef aangelegd.
Er namen 12 rassen aan het onderzoek deel, te
weten de goedgekeurde rassen uit de praktijk
proeven die in 1959 en 1960 door het I.V.T. zijn
genomen en twee nieuwe rassen, waarvan één van
buitenlandse herkomst.
Door het zeer koude voorjaar en de daaropvol
gende lage temperaturen in de zomer, kwam er
oen ongeKend hoog aantal schieters voor, vooral
op die plaatsen waar op de normale tijd was ge
zaaid en uitgeplant; bij laat zaaien en planten was
het aantal scnieters beduidend minder. Er waren
grote rasverschillen wat betreft schietvoeligheid.
Het ras Ponoma kwam veruit het gunstigst naar
voren. Gemiddeld over alle proefvelden werd de
hoogste knolopbrengst behaald door de rassen
Huizer, Maagdenburger en Roem van Zwijndrecht.
De Qpbrengstvolgorde van de rassen was niet op
alle proefvelden gelijk.
KNOLVORM EN ROOIBAARHEID
ER waren grote verschillen in knoivorm en
rooibaarheid. Een ras met. ronde, gladde
knollen en lichte beworteling kost minder tijd
aan rooien en afleverings-klaar-maken en wordt
tevens door de verwerKende industrie meer op
prijs gesteld dan een ras met zware wortelpruik
en hoekige, onregelmatige vorm. Zeer gunstig
kwamen wat dit betreft de rassen Invectus en Po
mona naar voren. Sommige rassen krijgen tij
dens het koken een grauwe kleur. Dit is een on
gunstige eigenschap. Ivora en Invictus hebben
deze afwijking niet. Hild's Neckarland slechts in
zèer geringe mate.
In dit verband kan het óók nog verschil maken
of men knolselderij teelt voor de fabriek of voor
afzet aan de veiling, hoewel ook daarvoor zo hoog
De overige rassen hebben min of meer last van
dit „zwartkoken". Ongeveer dezelfde lijn zit er in
voor het inwendig bruin. Een duidelijk verband
tussen inwendig bruin en zwartkoken kon echter
niet worden aangetoond. Door bladwegingen en
waarderingscijfers kon worden vastgesteld dat
Venlose, Roem van Zwijndrecht en Maagdenbur
ger de grootste bladhoeveelheid hebben. Waar het
blad aan de verwerkende industrie wordt verkocht,
speelt dit een rol bij de gebruikswaarde-bepaling
van de rassen.
ZIEKTEN
VAN de ziekten was het in 1962 alleen schurft
waar beduidende schade door werd veroor
zaakt. Hild's Neckarland was vrij veel en Ivora
zeer veel vatbaarder dan de andere rassen. Maag
denburger, Venlose, Invictus en Ponoma kwamen
wat dit betreft het gunstigst naar voren.
Als we het geheel overzien, kunnen we na af
loop van het eerste proefjaar vaststellen dat geen
enkel ras op alle fronten de overwinning heeft be
haald. Rassen die b.v. een hoge produktie hebben,
laten het vaak op andere punten zoals schietge-
voeligheid, schurftaantasting of zwartkoken weer
wat zitten.
Gemiddeld over alle eigenschappen- hebben
Maagdenburger, Maagdenburger Markt en Roem
van Zwijndrecht goed voldaan.
Deze beide rassen kwamen in verschillende op
zichten gunstig tot zeer gunstig naar voren. Ze
behoorden niet tot de meest produktieve, maar
kunnen in verband met hun groeiwijze iets nau
wer worden geplant dan de andere rassen. De op
brengst per oppervlakte eenheid zal dan waar
schijnlijk niet of nauwelijks achterblijven bij die
van de rassen met grotere knollen. Bij Pomona
blijft echter wel het nadeel van zwartkoken aan
wezig. Vooral de verwerkende industrie zal dit als
een bezwaar aanvoelen.
Het koint cr op neer dat men hij de rassenkeuxe
niet alleen let op de produktie, maar ook de ande
re raseigenschappen laat meetellen.
HET ROOIEN
I\E knollen kunnen volgens ervaringen in 1962
V opgedaan, met een Vicon bietenrooier mei
een stortbak op de trekker goed gerooid worden
Met vijf man, een bietenrooier, één wagen bij de
rooier, één wagon aan het lossen en één wagen
die naar de rooier rijdt werd per dag 1 Vz ha knol
len geoogst. Om deze methode te kunnen toepas
sen moet men een niet te klein perceel telen en
uitpoten in lange rijen. Een gemiddelde opbrengst
van 30.000 kg per ha is een normale opbrengst.
Hiervoor zijn 50.000 tot 60.000 planten nodig. Bij
contracteren via de veiling, met een tevoren over
eengekomen prijs zijn er voor deze teelt goede
mogelijkheden. Zelf planten telen of zich in ver
binding stellen met een plantenteler (tuinder) is
een vraag waar men zich nu reeds mee bezig moet
houden.
HET ZAAIEN EN DE OPKWEEK
JJET kiemen van het zaad duurt erg lang. De
beste methode is, om het zaad eerst voor te
weken en daarna in vochtig zand in een plastic,
zak of emmer op een warme plaats voor te kiemen,
b.v. achter de kachel. U dient er wel op te letten,
dat tijdens de kieming fiet zand niet te droog
wordt. Het voorkiemen geschiedt bij een tempera
tuur van 15° C., een lage temperatuur geeft soms
vee] schieters.
Ook kan voorgekiemd worden in kistjes op de
verwarmingsbuizen. Voor een gelijkmatige warm
te verdeling dient u een paar panlatten onder de
kistjes te plaatsen. Gebruik zaad dat met een
kwikhoudend middel is ontsmet.
ZAAITIJD
DE zaaitijd bij een normale teelt is eind febru-
ari-half maart. Voor een nateelt kan latei-
gezaaid worden. Zaait men onder platglas dan
dient u de bakken minstens 3 weken van te voren
klaar te maken. De grond kan dan op tempera
tuur komen. Een fijne grond is een goed zaaibed.
Valt het zaad te diep dan hebt u een slechte op
komst tot gevolg. Per raam is gram zaad nodig.
Na opkomst kunt u de dikste plekken nog wat
uitdunnen. U teelt dan 500 600 goede planten
per raam.
Daar de jonge plantjes de zon slecht verdragen
is het nodig direct na opkomst het glas te krijten.
Tijdens de opkweek het plantenbed regelmatig
licht broezen met een fijne broes.
JkE P. D. vestigt er in bericht N° 1523 de aandacht van de fruittelers op, dat
voor de winterbespuiting in de fruitteelt van de volgende middelen gebruik
gemaakt kan worden:
1. Vruchtboomcarbolineum (vbc) of geëmulgeerd vbc;
2. DNOC (kleurstoffen);
3. Combinaties van DNOC met teeroliën en andere oliën (niet voor spint
doding), en
4. eventueel combinaties van DNOC met minerale olie (voor gelijktijdige
spintdoding).
Wanneer de temperatuur overdag boven het vriespunt is, kan bij helder, snel
drogend weer worden gespoten met vbc. Deze bespuiting dient niet te laat in de
namiddag te worden uitgevoerd, aangezien de bomen dan niet meer tijdig kunnen
opdrogen en er kans op knopbeschadiging ontstaat.
Zodra er werking in de knoppen komt., dient men ter voorkoming van knop
beschadiging tijdig over te gaan op het gebruik van DNOC of gecombineerde
wjnterspuitmiddelen, die worden verspoten bij niet sneldrogend weer en bedekte
lucht, terwijl voor het verkrijgen van een goede werking de gemiddelde etmaaï-
témperatuur tenminste 5 C moet zijn.
Het verdient aanbeveling de genoemde middelen met kracht en overvloedig te
verspuiten. Van deze middelen kunnen de onder 1 en 4 genoemde niet worden
verneveld.
Zowel vbc als DNOC zijn afdoende werkzaam o.a. tegen eitjes van bladluizen
(o.a. ook tegen die van de rose appelbladluis, maar niet tegen die van de bloed-
vlekkenluis) en wintervlinders, maar niet tegen die van spint en wantsen.
Het zijn de omstandigheden van temperatuur, vochtigheid en knopontwikkeling
op een bepaald tijdstip, die beslissen welk van deze middelen moet worden ge
bruikt.
De aandacht wordt er op gevestigd, dat op bessen, frambozen en bramen het
gebruik van vbc in het algemeen voorkeur verdient boven dat van DNOC, in
verband met de vroege ontwikkeling van de knoppen van deze gewassen. Met
deze vbc-bespuiting bestrijdt men bladluis, dopluis, bessespruitvreter en kruis-
ftessespint bij bessen, en bladluis, galmijt en rode worm bü frambozen. Ook de
eitjes van de frambozecicade, die de gevreesde dwergziekte (virus) overbrengt,
worden door vbc gedood.
Ondercultuur, b.v. aardbeien, dienen tijdens het uitvoeren van de winterbespui-
tingen te worden afgedekt.
Indien men geen winterbespuiting uitvoert, moet reeds vroeg in het voorjaar
een bespuiting met parathion of een andere voor dit doel geschikte organische
fosforverbinding of met earbaryl worden uitgevoerd, om de pas uitgekomen
bladluizen en wintervlinderrupsen te doden.
Aangezien de genoemde insekten zich spoedig naar plaatsen begeven waar zij
moeilijk met spuitmiddelen kunnen worden geraakt, staat voor deze voorjaars-
bespulting slechts een korte periode ter beschikking. Wanneer in deze periode
ongunstige weersomstandigheden het uitvoeren van een bespuiting niet mogelijk
maken, wordt dus de zekerheid van een goede bestrijding aanzienlijk verminderd.
Een winterbespuiting geeft in het algemeen een grotere zekerheid insekten-
beschadiging in het voorjaar te voorkomen, dan een bespuiting in het voorjaar.
In de weerpraat jes van het K. N. M. I. zal worden bekend gemaakt, wanneer
de weersomstandigheden gunstig zijn voor het uitvoeren van de winterbespuiting.
Overzicht werkzaamheid van de winterbespuitingsiniddelen en aantastingen.
1 2 3 4
DNOCiDNOC
bespuiting A
stadium
-f teer-
4-
gericht
dat wordt
vbc
DNOC
andere
minerale
tegen
bestreden
oliën
oliën
Algen, wieren en korstmossen
4-.
Appelbloesemkever
kevers
4-$
4-$
Bessenspruitvretci
rupsen
4*
7
7
7
Bladluis
eieren
4-
4-
-f
Bloedluis
luizen
i;
Frambozegalmijt
mijten
4-
7
7
7
Frambozecicade
eieren
/f,
-
Kruisbessespint
eieren
4-
4"
-£•
Perebladvlo
larven
-l-$
4*$
4-$
Perepokziekte
mijten
4*
4-
Schildluis
eieren
-f
Spint
eieren
Vruchtbladroller
en rode knopbladroller
rupsen
4-$
4-$
Wantsen
eieren
4-
Wintervlinder
eieren
4-,
-f*
-f goede bestrijding; redelijke resultaten; niet of onvoldoende werkzaam;
dieren die actief aanwezig zijn worden gedood; bij late toepassing de beste
resultaten; geen ervaring.
(Adv.)
Een OPVALLENDE machine,
deze LELY Kunstmeststrooier.
Opvallend door solide constructie, door do
gunstige strooibroedte, de eenvoudige manier
om schoon te maken, door de snel afneem
bare voorraadbak.
Opvallend doordat de grote, maar toch lage
voorraadbak zo gemakkelijk gevuld kan
worden.
Vraag daarom naar aan
LELY kunstmeststrooier
Waterlandkerkje Hoek
Tel. 01170-2163 Tel. 01154-298 T.
Kloetinge
- Tel. 01100-6606