Economische en structurele vraagstukken 141 BELGISCHE LANDBOUW VRIJDAG 15 FEBRUARI 1963 IJE Belgische landbouwmiddens zijn de laatste maanden wel erg geschokt geweest. Tiental len betogingen met tractoren en spanaoeken von den over nee gehele land, maar bijzondernjK in het Waalse landsgedeelte, plaats. De sprekers waren in Wallonië aangeduid door de Unions Prox'es- sionenes Agricoies U. P. A.vooral groeperend de suiKeroieien en tarwe voortbrengende boe ren van het land en in Vlaanderen waren het leiuers van het Boerenfront. Het geneel was genent tegen de door de Bel- glscne regering gevoerde lanaoouwpolitiek, de po lities partij cue praktisch aile Belgische land bouwers vertegenwoordigt: de C. V. P. en de Bel gische Boerenoond, die het verwijt werd gemaakt te traag en te braai te zijn en daarenboven alleen commercieie en financiële belangen na te jagen. Met de jaarwisseling is de situatie zo geworden, dat het Boereniront zich van de beweging heeft gedistancieerd, dat de U. P. A., samen met de Alli ance Agncole en de BoerenDond tot een gemeen schappelijke actie en programma zijn gekomen en dat „drietanders" (of viertanders) hebben beslo ten tot de oprichting van een onafhankelijk Alge meen Bóeren-Syndicaat (A. B. S.), dat op dit ogen blik doende is met ledenwerving. Een zijdelings gevolg van deze beroering was dat politieke partijen piots de landbouw zijn gaan ontdekken. Dat was speciaal het geval voor de Socialistische Partij en de Liberale Partij, terwijl de C. V. P. heftiger uit haar krammen is gescho ten. VERSLAG VAN SENATOR IT ASPliLMONT—LINDEN OP een onlangs door de Nationale Partijraad van de C. V. P. belegd congres werden de Bel gische landbouwproblemen onderzocht Honder den partijleden, meestal bij de landbouw betrok ken, waren hierop aanwezig. In zijn uitgebracht rapport stelde vooreerst senator Graaf D'Aspre- mont Lynden vast, dat de Belgische landbouwer op het economische vlak met onrust constateert dat waar het nationale inkomen een bestendige en regelmatige expansie beleeft zijn eigen inko men zich handhaaft op een peil waarvan de stabi liteit verontrustend is. Voor de gezamenlijke drie jaren van 1949 tot 1951 vertegenwoordigde de landbouwbevolking 10.3 van de actieve bevolking en slorpte zij 7,1 Op van het nationaal inkomen. Voor de jaren 1958 tol 1960 zijn die cijfers gemiddeld onderschei- delijk 7,3 en 5,3 Stellen wij op 100 het bedrag van het door iedere Belg opgenomen inkomen, dan ontving de landbouwer in de jaren 1Si9-1951 slechts 69, in 1958 nog maar 60, welk laatste cijfer relatief verbeterde door op te lopen tot 73. Ongetwijfeld moeten wij, bij het interpreteren van die cijfers, rekening houden met twee elemen ten: eensdeels leidt de vermindering van de land bouwbevolking, spijt de betrekkelijke relativiteit van het landbouwinkomen, tot een verhoging van het inkomen per hoofd. Anderdeels is de toestand in de Europese landen merkelijk minder gunstig dan in België. Zo genieten de landbouwers in Frank rijk, die 23 vertegenwoordigen van de bevolking slechts 14 van het nationaal inkomen. Voor Nederland zijn de cijfers 13 en 11 voor Duits land 16 en 7 en voor Italië 32 en 23 Een andere reden tot ontevredenheid bij de Bel gische landbouwersde landbouw heeft de indruk zich het voordeel te zien ontnemen van de merk- waarige inspanning die hij zich sedert 10 jaar heeft getroost op stuk van produktiviteit. Met een actieve landbouwbevolking die sterk vermindart, met een bebouwd areaal dat elk jaar kleiner wordt, is de Belgische landbouw er de jong ste tien jaar in geslaagd, zijn produktie met 27 op te voeren, wat een verhoging betekent van on geveer 3 per jaar. En de landbouwer stelt vast, dat waar de hem uitgekeerde prijzen geen wijzi ging ondergaan, waar integendeel zijn globaal in komen gestabiliseerd blijft, de kostprijs van de voedingswaren aan de verbruiker niettemin onop houdend stijgt. WU willen slechts enkele opvallende gegevens in het licht stellen. Eerst de melk. Het verschil tussen de aan de producent betaalde prys en de aan de verbruiker aangerekende prijs Ls 2,25 fr in Frank rijk, 2,59 in Duitsland, 2,74 fr in Nederland en 3,28 ffr in België. In 1961 is de index van de prijs der eieren aan producent teruggevallen op 78,8 in ver- gelijking tot 1953; de daling voor de verbruiker 3s niet noemenswaardig, ze vertegenwoordigt sleohts 3 ONTSTAAN VAN MINORISATIECOMPLEX UIT deze korte vaststellingen kunnen wij be sluiten, dat op het louter economisch vlak, de landbouwer een peil bereikt dat lager ligt dan het gemiddeld© van de samenleving. Het lijkt ons niet te betwisten, dat de regelmatige en vrij opval lende vermindering vau de actieve landbouwbe volking in de boerenwereld een minorisatiecom- plex doet ontstaan. Ten aanzien van die situatie is de Belgische landbouwer er meer en meer van overtuigd, dat hij om zijn gewettigde belangen te verdedigen, niet alleen zich moet groeperen met de anderen, maar zich ook moet voorbereiden tot de actie. Hij is de mening toegedaan dat de nu merieke zwakte, die steeds duidelijker wordt, de Zo ziet het Payottenland in Vlaanderen er uit. Het is de streek van Brabant tussen Au.se, Euingen, Halle en Brussel. aanleiding is tot de steeds talrijker voorbeelden van indexpolitiek, waarvan liij herhaaldelijk het enige en uitsluitende slachtoffer is. Aan de andere kant en dat is normaal ver gelijkt de Belgische landbouwer zijn arbeidsvoor waarden met die van andere klassen uit de sa menleving; voor hem is er geen sprake van acht- urendag, vijfdagenweek, beiaald verlof enz. Te genover de steeds grotere veiligheid van de loon- trekkenden, kan ongelukkig bij de Belgische landbouwer slechts een situatie worden geplaatst, waarvan de evolutie traag en aarzelend blijft. Er is ook de veroudering van de bevolking. De landbouwondernemingshooiden van 50 tot 65 jaar vertegenwoordigden in 1947, 36 van het totaal; dit cijfer is opgelopen tot 40 in 1959. Zulke toe stand kan alleen maar de aanpassing aan de eisen van een techniek en economie, die in volle ontwik keling zijn, lastiger malven. En ongetwijfeld moeten wij besluiten, dat het vooral op het sociale niveau is dat het onbehagen het meest reëel en ook het diepst is. WAT DENKT MEN TE DOEN? VHAT de Index betreft kunnen wij zeggen, dat het noodzakelijk is de samenstelling ervan te herzien om deze aan de nieuwe toestand aan te passen. In België vertegenwoordigt de aan voe ding bestede uitgaven 35 van het individueel budget. In het verleden heeft men reeds kunnen vaststellen, dat het moeilijk was de kaap van die verhouding te overschrijden. De landbouwersopinie is verwonderd en onge rust over de recente regeringsbeslissingen in ver band met de zuivelpoiitiek. De verhoging van de boterprijs schijnt rechtstreeks in tegenspraak met een traditioneel geworden axioma van ons land bouwbeleid: in het stadium van de distributie de prijs van 100 fr per kg boter niet overschrijden. Op nationaal niveau dreigt deze prijsstijging een sterke vermindering van de vraag in de hand te werken en de op zichzelf reeds verontrustende stroming tot vervanging van boter door margari ne, nog te doen toenemen. Deze beslissing schijnt daarenboven fundamenteel in tegenspraak met wat een der eindobjectieven schijnt te zijn van de Europese Gemeenschap op zuivelgebied: een ver laging van de boterprijs bekomen mits handha ving en zelfs verbetering van de aan de producent betaalde melkprijs. VERBETERING VAN DE INFRASTRUCTUUR I\E sociale, technische en economische evolutie eist dat een steeds grotere inspanning wordt gedaan voor de verbetering van de infrastructuur. In cijfers betekent dit: steeds omvangrijker in vesteringen. Daarom wordt o.m. aangedrongen op spoedige goedkeuring door het parlement van het wetsvoorstel van Hemelrijck betreffende de land pacht, van het wetsvoorstel betreffende het voor- kooprecht,, van een wetsvoorstel tot invoering van het uitgesteld loon, van een wijziging van de wet geving betreffende de onteigeningen ten algeme ne nutte, teneinde meer veiligheid, te bekomen, wat de onteigeningsvergoeding betreft en prioriteit toe te kennen aan de onteigende landbouwers voor het. in pacht nemen van aan de overheid, de C. O. O. en de kerkfabrieken toebehorende gronden. De C. V. P. vraagt eveneens de rpoedige bespreking door de beide kamers van de zg. „pariteitswet". Desniettegenstaande de resultaten bekomen bij de beroepsvorming van de landbouwers, blijkt het momenteel onontbeerlijk wetgevend op te treden om het leercontract in land- en tuinbouw te orga niseren, evenals -de hervorming van het land- en tuinoouwonaerwijs door een oriëntering naar de opleiding van ondernemingshoofden, de vorming van nieuwe leraars om in het huidige tekort te voorzien. DE BODEM Üb initiatief van de huidige minister van land bouw, de heer Héger, werd een vijfjarenplan uitgewerkt om van nu tot 1966, jaarlijks 25.00U ha grond te herverkavelen. Het ciepanement moet hiertoe kunnen beschikken over ue onontbeenijKe middelen voor de realisatie ervan. Dit is momen teel absoluut niet het geval: er is tekort aan per soneel, materiaal en geld. Vandaar dat dit vijf jarenplan een zeer slecnte start heeft gekend. In het kader van bovengenoemd p±an was de sanering voorzien van 20U.UÜ0 ha gronden. Wij moeten wel erkennen dat wij nog ver afstaan van het rythme dat noodzakelijk is om het gestelde doel binnen redelijke termijn te verwezenlijken. Met de mechanisering is onvermijdelijk gebleken hoe weinig de platteianuswegen in Beigie aan de nieuwe benoef ten zijn aangepast. Het departement van Landbouw zou de toelagen moeten kunnen verhogen aan de gemeenten, die de onontbeerlij ke veroeteringswerken zouden uitvoeren. Sommi ge plattelandsgebieden zijn stiefmoederlijk be deeld op het stuk van waterdistributie. DE VEESTAPEL ÜE Beigiscne veestapel, speciaal de varkens- en melkveestapel, kennen een bestendige uit breiding. de meikveestapel breidt zich vooral uit in de Waalse provincies. Namen en Luxemburg, waar tot dusver een zeer extensieve melkveehou derij voorhanden was. Dit schept zeer netelige problemen. Zowel voor de melk ais voor het vlees, is het zonder verwijl noodzakelijk de rationalisering aan te vatten van de distributiekanalen en de kosten ervan te druk ken. Voorts moet een verhoogde inspanning wor den geleverd om een einde te maken aan het pro bleem van de boteroverschotten ingevolge de smokkel van boter van Nederland naar België. De boterexport zal dienen te gebeuren ten la.ice van de Schatkist en niet van het Landbouwfonds zoals momenteel het geval is. Het toezicht op de binnen landse markt om fraude te voorkomen moet wor den verscherpt, terwijl de afschaffing van de ca tegorie „handelaarsboter'" dient overwogen te worden. De verbetering van de veestapel dient verder te worden doorgevoerd. De reglementering van de veeziekten en gezondheidsbescherming der huis dieren, nog daterend van 1883. dient dringend te worden herzien. De inenting tegen abortus Bang dient veralgemeend en de strijd tegen varkens pest die zich wederom uitbreidt dient verder doorgezet Op het stuk van het landbouwkapitaal moeten wij verwijzen naar de indrukwekkende resultaten die werden bekomen door de actie van het Land bouwinvesteringsfonds (L. I. F.). Op anderhalf jaar tijds werden zo 2 miljard ter beschikking ge steld van onze landbouwers. Een redelijke prijs voor de landbouwproduktie verzekeren, in de mate van het mogelijke de af zetgebieden verruimen, dit brengt voor België met zich de noodzaak een marktbeleid uit te stip pelen en een politiek van commercialisering der produkten.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 7