HET PRIJS- OVItzlCHT
EN MARKTBELEID
NIET ALLEEN
E.E.G.-ZAAK!
Tranterlng habocmemeats Ttameaan
VRIJDAG 15 FEBRUARI 196$
Sle Jaargang
No., sum-
eeuujs landbouwblad
.Officieel orgaan van de MaafsehappU tof bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland'
IN ons vorig Overzicht behandelden wij het inleidende
deel van de Nota inzake het Landbouwbeleid van Minis
ter Marijnen, waarin vooral een aantal interessante cijfers
worden vermeld en waarin de bewindsman duidelijk aan
toont van welk een groot belang de bedrijfstak landbouw
voor de Nederlandse economie is, zowel direct als indirect.
In het tweede deel wordt aandacht besteed aan een drie
tal elementen van het beleid zelve en wel het markt- en
prijsbeleid, het structuurbeleid en het valorisatiebeleid.
Wanneer men de zeer uitvoerige Nota leest krijgt men de
indruk dat 's Ministers mening is, dat de verantwoording
voor het tot waarde brengen van de landbouwprodukten.
het valorisatiebeleid, voor het grootste deel bij het bedrijfs
leven zelve zou moeten berusten. Het prijs- en marktbeleid
zal voortaan voornamelijk door de E. E. G.-organen te
Brussel worden gevoerd. Voor het verbeteren van de struc
tuur van onze landbouw blijft er een zeer belangrijke taak
liggen voor de eigen Nederlandse overheid.
Nu is deze conclusie vanzelfsprekend oppervlakkig, maar
toch kan men gevoegelijk aannemen, dat dit in grote lijnen
de mening van deze Minister en zijn naaste medewerkers
ten departemente is.
De lange, lange weg..
Ten. aanzien van het markt- en prijsbeleid zegt de bewindsman aan het begin van de betreffende
paragraaf:
„Het allengs gestalte verkrijgende gemeenschappelijke Europese landbouwbeleid zal in hoge
mate bepalend zijn voor het economische klimaat, waarin de Nederlandse land- en tuinbouw
zich in de toekomst zal moeten ontwikkelen".
De Minister besteedt dan alleen aandacht aan de hoofdlijnen van deze gemeenschappelijke markt
en prijspolitiek in de eindphase (dus na 1970), aan de noodzakelijke aanpassing van het eigen beleid
en de eisen die deze ontwikkeling stelt.
Juist deze beperkte behandeling wijst dus sterk in de richting, dat hij een eigen prijsbeleid niet meer
denkt nodig te hebben.
Inmiddels heeft de Minister reeds maatregelen genomen in het kader van dit Europese beleid. Het
prijsbeleid voor de granen is reeds Aangepast aan de Europese regeling voor de granen, welke door
de zes E. E. G.-landen is aanvaard en op 1 augustus van het vorige jaar in werking is getreden.
ENKELE VRAGEN
PR doen zich, gezien deze Ministeriële opvat-
ting, enkele vragen voor. De belangrijkste op
dit ogenblik is, hoe het met de E. E. G. verder zal
gaan nadat de verhoudingen tussen de regeringen
der zes landen verstoord zijn door de weigering
van Frankrijk, Engeland als volwaardig lid tot de
Europese Economische Gemeenschap toe te laten.
Zoals onze lezers weten, is er na het door gene
raal De Gaulle op een persconferentie uitge
sproken veto, een enorme deining ontstaan in de
E. E. G. zee. Alle politici, alle dagbladen, alle volks
vertegenwoordigingen in de zes landen hebben in
vele toonaarden hun verontrusting, verontwaar
diging of iets anders uitgesproken en nog zijn vele
gemoederen geenszins bedaard.
Maar tevens is men voor en achter de schermen
weer druk doende de scherven te lijmen of althans
zo goed mogelijk aan elkaar te passen. Het staat
wel vast dat de weigering van Frankrijk vooral op
wereldpolitieke gronden Is geschied. Gronden, die
wij hier niet kunnen bespreken, omdat wij deze
niet kennen en êmdat vermoedens hieromtrent
veeleer in de dagbladpers, dan in een vakblad als
het onze thuis horen.
Maar er zij.i ten aanzien van de landbouwpro
blemen een paar punten, die vast staan. Deze han
gen juist nauw samen met het prijs- en markt
beleid voor landbouwprodukten.
NUCHTER EN ZAKELIJK STANDPUNT
VEREIST
IN de eerste plaats zijn er een aantal verorde-
ningen in E. E. G.-verband, die reeds in wer
king ziin getreden. Zij betreffen een gemeenschap
pelijk beleid voor granen, varkensvlees, eieren,
slachtpluimvee en groente en fruit. Het zou voor
onze land- en tuinbouw zeer .schadelijk zijn als niet
voortgewerkt werd aan de toepassing dezer ver
ordeningen. Er ontstaat namelijk door verdere toe
passing een gemeenschappelijke markt en dus voor
onze land- en tuinbouw een grotere afzetmogelijk
heid. Voorts staat vast, dat op de Engelse markt
voorlopig de situatie blijft zoals die was. Daar
verandert dus niets, ook al zou in E. E. G.-verband
niet verder gewerkt worden. Wij geloven, dat een
nuchter en zakelijk standpunt betere resultaten
oplevert dan een handelwijze, die ingegeven wordt
door verontwaardiging, emotie of dergelijke ge
voelens.
ZUIVEL- EN RUNDVLEESRËGELINGEN
VAN GROOT BELANG
IN de tweede plaats liggen er in E. E. G.-verband
voorstellen voor regelingen voor zuivelproduk-
ten en rundvlees. Deze moeten nog aanvaard wor
den. Maar het is juist voor de Nederlandse land
bouw van groot belang, dat, nu bijvoorbeeld de
granen geregeld zijn, de zuivel en het rundvlees
ook geregeld worden.
Vandaar dat wij ook hier menen, dat het een
belang voor onze vaderlandse landbouw is, als ook
hier in E. E. G.-verband verder gewerkt wordt.
Dat daarnaast door de staatslieden getracht
wordt alsnog wegen te vinden de Engelsen op
de een of andere manier bij de Euromagkt te
betrekken kan vanuit een algemeen Nederlands
standpunt niet anders dan toegejuicht worden.
Maar onze regering moge dan wel bedenken^
dat dit niet ten koste of met opoffering van de
landbouwbelangen mag gaan. Daarvoor neemt
onze landbouw een te belangrijke plaats in onze
economie in. En deze zinsnede is geen verzinsel
van een chauvinistische landbouwfunctionariSp
maar ontleend aan de Nota, welke Minister
Marijnen zelve aan de Tweede Kamer heeft aan
geboden
Voor alles geloven wij, dat het tijd wordt, dat
in het eigen land de zakelijke belangen weer da
overhand krijgen over de politieke emoties. Want
zelfs in onze nabuurlanden begrijpt men ons op
dit punt niet en men kan erop rekenen, dat de
staatslieden van onze partnerlanden in de E. E. G.
wel degelijk de zakelijke belangen van hun landen
bij hun in te nemen standpunten een belangrijke
rol zullen laten spelen.
GEEN PLAATS VOOR
NATIONAAL PRIJSBELEID
WANNEER wij nu tenslotte terugkeren tot het
standpunt van de Minister van Landbouw,
waarbij hij van mening was, dat er voor een na
tionaal prijsbeleid geen plaats meer is, dan is de
tweede vraag, die gesteld kan worden, of het niet
goed zou zijn, dat hij zich, juist in het licht van
de moeilijke situatie in de E. E. G., mede bezint
of en waar er nog wel degelijk in eigen land iets
te doen valt. Want de financiële toestand van veie
landbouwbedrijven is verre van fraai. Het zou dan
goed zijn, indien hij wilde bedenken, dat terwijl «le
kosten steeds verder stijgen en veie prijzen een
opwaartse beweging vertonen, ook de boeren recht
hebben op hogere prijzen. Want wij achten het
maar wonderlijk, dat bijvoorbeeld de Nederlandse
Spoorwegen hun tarieven drastisch mogen ver
hogen, de P. T. T. over hogere tarieven nadenkt,
de lonen alsmaar flink stijgen, de grondprijzen
stijgen, terwijl die hogere welvaart van de Neder
landers niet toelaat dat brood, melk en suiker een
paar centen duurder worden.
net lijkt er dan op, dat een deel van die
hogere welvaart wordt verkregen op de rug
van de boer. Dat nu is bepaald onverteerbaar*
En wanneer hier in E. E. G.-verband voorlopig
niets aan te doen valt, dan zat het In nationaal)
verband moeten gebeuren.