Verwachting voor de Nederlandse graszaadtee^fj Gematigd optimisme gewettigd RASSENBERICHT ZAAI-UIEN 1963 Wij verzochten de deskundige heer J. A. van Engelen voor ons Zeeuws Land- en Tuin bouwblad een overzicht omtrent de verwachte ontwikkeling van de Nederlandse graszaad teelt te verzorgen. De heer van Engelen heeft gaarne aan ons verzoek voldaan en schreef ons te hopen dat dit artikel mede zal bij dragen tot een beter inzicht omtrent de si tuatie waarin de Nederlandse graszaadteelt zich momenteel bevindt. Dat dit mede moge leiden tot verruiming en verbetering van de soorten en kwaliteiten die in Nederland on getwijfeld geproduceerd kunnen worden, al dus de heer Van Engelen. RED. Oude methode: De oogst van veldbeemdgras met de zelfbinder. De schoven worden opgehokt in hokjes van viei schoven, voorzien van een kopbandje. Nadat deze hokjes plm. 14 dagen op het land hebben gestaan, worden ze opgeladen om op een centrale plaats bij de schuur of op het veld gedorst te worden met een dorsmachine of een maaidorser. Nieuwe methode: Een in het zwad gemaaid perceel veldbeemdgras wordt, na eerst plm. 14 dagen gelegen te hebben, (vanwege minder gunstige weersomstandigheden, zodat de zwaden reeds enigszins ingegroeid waren) zonder enige moeilijkheden uit het zwad gedorst met een maaidorser voorzien van een opraper. ZOORAL de laatste jaren is ook in ons land de graszaadvermeerdering van steeds grotere betekenis V geworden. Dit moge o.a. blijken uit de volgende areaal-cijfers: 1960 1961 1962 Totaal-areaal graszaden in Nederland in hectaren 8.776 11.999 13.638 Terwijl het als bekend verondersteld mag worden dut de vermeerdering van graszaden in Nederland reeds van oude datum is, moet daarbij worden vermeld dat deze zaadteelt zich eerst de laatste jaren zo opmerkelijk in een versneld tempo heeft uitgebreid. Graszaad is reeds van oudsher een internationaal marktartikel bij uitstek. Het overgrote deel van de in Nederland vermeerderde graszaden wordt dan ook geëxporteerd. Enige cijfers: De waarde van de export van alle landbouwzaaizaden bedroeg in het seizoen 19611962, dus van oogst 1961, ruim ƒ44.000.000,waarvan ruim ƒ21.000.000,op rekening komt van de graszaden. In het seizoen 19601961 bedroeg de waarde van de geëxporteerde graszaden bijna 18.000.000,zodat de stijging ruim 3.500.000,bedroeg. Daarmede neemt graszaad op de ranglijst van exportwaarden van landbouwzaaizaden vèruit de eerste plaats in. De areaal-uitbreiding is het sterkst bij de soort Veldbeemdgras waar te nemen. Dit areaal steeg van 4.187 ha in 1961 tot 6.755 ha in 1962. Eveneens een grote uitbreiding bij Engels Raaigras: van 1.280 ha in 1961 tot 1.971 ha in 1962. Een sterke daling, overigens niet verwonderlijk, bij Westerwolds Raaigras: van 1.854 ha in 1961 tot 499 ha in 1962, dat is maar even 1.355 ha minder Een eveneens niet te verwonderen areaal-vermindering van de Roodzwenkgrassen: van 2.503 ha in 1961 tot 1.677 ha in 1962, dit is 826 ha minder. rT,ER verduidelijking van het hiernavolgende be- toog, lijkt het ons gewenst het Nederlandse graszaadareaal in een viertal groepen te verdelen n.l.: Groep 1: de belangrijke internationale handels*. soorten, waartoe gerekend kunnen wor den: Veldbeemdgras, Ruwbeemdgras en de beide Roodzwenkgrassen (N.B. Veld beemdgras incl. Merion Bluegrass en an dere rassen). Groep 2: de kleinere internationale handelssoorten. Groep 3: rassen van Weidegrassen. Groep 4: Westerwolds Raaigras. Men ziet dan in het areaal van: Groep 1: een uitbreiding van ca. 27% ten opzichte van 1961. Groep 2: een vrij grote constantheid met enige onderlinge verschuivingen. Groep 3: een opmerkelijke uitbreiding van 44 ten opzichte van 1961. Groep 4: een drastische inkrimping met ca 73%. In groep 3 kan men een sterke uitbreiding varv het landelijk areaal constateren, belangrijk groter dan de totale areaal-groei (ca. 13J^> hetwelk toe geschreven moet worden aan de zich sterk ver grotende mogelijkheden van afzet, zowel op de binnen- als buitenlandse markt, van rassen van weidegrassen. Deze uitbreiding zal zich, naar het zich laat aanzien, voortzetten voor oogst 1963. Een ontwikkeling als hierboven gesignaleerd kan niet genoeg toegejuicht worden, aangezien op deze wijze de basis van de graszaadvermeerdering in ons land, ongeacht of deze op participatie- dan wel op open- of vaste prijsbasis geschiedt, veel breder wordt en dientengevolge minder kwetsbaar. Bo- (Zie verder pagina 49) Bij normale groeiomstandigheden valt bij de teelt van zaai-uien de oogst begin augustusbegin september. Bij deze teeltwijze van uien wordt overwegend van Nederlandse selecties uitgegaan. Van de 3 in onderstaande tabel genoemde typen wordt de Rijnsburger verre weg het meest verbouwd. De teelt van tot het Noordhollandse Strogele type behorende selecties wordt vrijwel uitsluitend in Noord-Holland aangetroffen. De met rode uien beteelde oppervlakte is zeer gering. Laatrijpe selecties zijn voor de teelt in het noorden des lands minder geschikt. Naast Nederlandse selecties worden ook buitenlandse rassen verbouwd, te weten Zittauer Gelbe, Stuttgarter Riesen en Amerikaanse hybriden. Deze rassen bezitten een grotere gevoeligheid voor valse meeldauw dan het inlandse materiaal. OVERZICHT EIGENSCHAPPEN VAN DE HOOFDSELECTIES (1959—1962) Produktiviteit Eigenschappen Gem. opbrengst leverbaar Vroegrijp Vorm kg/are 643.5 na bewaring heid Rijnsburger 100 Grobol 108 69 6.5 bol Maelstede 108 71 6,5 bol Bola 113 67 6.5 bol Victoria 101 75 6.5 bol Favoriet 111 71 5.5 bol sel. Onderdelinden 101 77 7 bol Luctor 99 66 8 bol sel. Wabeke 104 73 7 bol Wijbo 106 73 7 bol Primeur 110 70 6.5 bol Noordhollandse Strogele sel. Buisman 91 73 8 plat Plastro 104 73 6.3 plat Produnos 96 74 7 plat Wijdehoud 88 68 8.3 plat Noordhollandse Bloedrode Brillant 76 73 7.5 plat/bol sel. H. Zwaan 84 76 7 plat/bol Naast de in tabel opgenomen eigenschappen werd tevens het percentage uit- en inwendig roodgetinte uien bepaald. De tussen de selecties waarge nomen verschillen zijn evenwel zo gering, dat vermelding hiervan achterwege is gelaten. RIJNSBURGER Bolvormige gele ui. Omvat tamelijk produktieve tot zeer produktieve, weinig duurzame tot duurzame selecties met sporadisch tot zeer weinig sterk uitwendig rood en zeer weinig tot tamelijk weinig inwendig rood. Voor het telen van vroege uien komt Luctor het meest in aanmerking. In tegenstelling tot bij Favoriet is bij deze selectie de eigenschap vroegrijpheid gunstig ontwikkeld. Ofschoon de verschillen met Grobol, Maelstede en Wijbo betrekkelijk klein zijn, gaven Bola, Favoriet en Primeur de hoogste opbrengst. Voor wat de houdbaarheid betreft, zijn met de selecties Onderdelingen, Victoria, Wabeke en Wübo de beste resultaten verkregen. NOORDHOLLANDSE STROGELE Platte gele ui. Ten opzichte van de Rijnsburger is de produktiviteit van de tot dit type behorende selecties minder, terwijl de duurzaamheid gemiddeld weinig beter is. Van de opgenomen selecties is Plastro het meest produktief, terwijl met uitzondering van Wijdehoud de duurzaamheid van de tot dit type behorende selecties gelijk is. NOORDHOLLANDSE BLOEDRODE Platte tot bolvormige ui. Wijkt af van de overige rassen door de paarsrode kleur van de uien. Vergeleken met de Rijnsburger is de opbrengst laag. De duurzaamheid daarentegen is iets beter. ZITTAUER GELBE Overwegend bolvormige bruingetinte ui. Is gemiddeld 1-2 weken eerder plukrijp dan de Rijnsburger-selecties. De produktiviteit van deze matig uni forme uien is minder dan van de inlandse selecties. Vergeleken met de Rijns burger ligt de opbrengst 15-25% lager. Daarentegen is de houdbaarheid beter. Vooral in jaren met voor de kwaliteit ongunstige weersomstandigheden komt dit het sterkst tot uiting. STUTTGARTER RIESEN Platte ui met een donkergele kleur. De eigenschap vroegrijpheid is gunstig ontwikkeld. Afhankelijk van de herkomst van het uitgangsmateriaal valt de oogst 2-4 weken vroeger dan van de Rijnsburger-selecties. De opbrengst is omstreeks 65% van die van de Rijnsburger. Zowel vanwege de vorm als de gunstige houdbaarheid kan dit ras met succes voor de teelt van picklers worden gebruikt. AMERIKAANSE HYBRIDE-UIEN Deze rassen komen in de eerste plaats voor het telen van een vroege zaai-ui in aanmerking. In vergelijking met het merendeel van de Rijnsburger-selecties zijn deze hybriden 3-4 weken vroeger oogstbaar. Ten opzichte van de Rijns burger bedraagt de opbrengst van deze uniform bolvormige bruingetinte uien 60-70%. De duurzaamheid is niet beter dan van de Nederlandse selecties. De verbouw kan alleen worden aangeraden voor de allerbeste uiegronderu Verreweg het grootste gedeelte van de zaai-uien wordt eerst in het winter halfjaar afgezet. In verband hiermede worden hoge eisen aan de bewaarbaar-. heid van het produkt gesteld. Bij het oogsten transporteren en opslaan van de uien treedt gemakkelijk' beschadiging op. Ter voorkoming van onnodige bewaarverliezen moet bij deze werkzaamheden de uiterste voorzichtigheid in acht worden genomen. Ook het toedienen van hoge stikstofgiften heeft een ongunstige invloed op de bewaar** baarheid.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 7