HAVER 1963
RONDE GROENE EN
GELE ERWTEN 1963
VRIJDAG 18 JANUARI 1963
Het haversortiment is naar de geschiktheid voor
verschillende grondsoorten verdeeld in:
I. Rassen voor gemiddelde gronden (geschikt voor
vrijwel alle grondsoorten, mits de bemesting
daarbij wordt aangepast).
II. Bassen voor vruchtbare gronden.
In groep I is Marne het voornaamste ras, het
nam in 1962 53 °/o van het totale areaal in. Het geeft
op alle grondsoorten goede opbrengsten. Zonne II
komt vooral in het noorden van het land voor. Dit
ras is wat steviger dan Marne en levert meer stro.
Het geelzadige ras Civena wordt voornamelijk op
de zuidelijke zandgronden verbouwd; de opbreng
sten liggen gemiddeld wat boven die van Marne.
Van Major blijft de verbouw gering; de opbrengst
is wat lager dan van Marne, de korrelkwaliteit is
echter beter. Het nog vrij nieuwe gele haverras
Flamingskrone heeft op zand- en dalgrond gemid
deld goede tot zeer goede opbrengsten gegeven.
Het in groep II genoemde ras Condor geeft ook
op gemiddelde gronden zeer goede opbrengsten, mits
de bodem goed vochthoudend is en een hoge stik
stofbemesting wordt gegeven.
Het U-ras Phönix komt voor op de Bijlage van
de Rassenlijst.
In groep II zijn Condor en Marino de meest ver
bouwde rassen. Beide zijn produktief en stevig.
Condor stelt iets minder hoge eisen aan de grond;
Marino heeft een betere korrelkwaliteit Abed Mi
nor heeft ook een grote, goede korrel, maar kan in
opbrengst niet meer meekomen. Is grotendeels door
de voorgenoemde rassen verdrongen. Van Pendek is
enige verbouw voor zaaizaadexport. Expres en Dia
mant komen vrijwel niet voor.
Het nog vrij nieuwe ras Astor heeft de belang
stelling. Het is zeer stevig; overtreft op kleigrond
alle andere rassen in opbrengst en heeft een grote,
goed gevulde, witte korrel.
In onderstaande tabel zijn de opbrengsten, die
op de interprovinciale proefvelden sinds 1950 wer
den verkregen samengevat; het bijbehorende be-
trouwbaarheidscijfer is er achter gedrukt.
ZAAD- EN STRO-OPBRENGSTEN
Verhoudingsgetallen per gebied
Zaad
Stro
Rasnaam
Zeeklei
Nederla
Gemiddelde gronden
Marne
98 9
101 9
Zonne II
93 8
108 9
Civena
99 9
103 9
Major
97 9
97 9
Flamingskrone
102 3
103 0
Phönix
100 3
90 7
Vruchtbare gronden
Condor
105 9
98 9
Marino
103 8
97 8
Abed Minor
95 9
101 9
Pendek
99 9
87 9
Expres
93 6
99 5
Diamant
102 8
103 8
Astor
108 7
100 7
Droge gronden
Zandster
101 9
Dippe's vroege witte
102 8
Adelaar
109 8
Zege
110 6
C.I.V. 1374 (voorl. naam)
107 4
I. RASSEN VOOR DE GEMIDDELDE GRONDEN
Marne. Geeft op de meeste grondsoorten goede
resultaten. Kan op de vruchtbare gronden echter in
opbrengst niet meekomen, terwijl daar de stevig-
heid te wensen over laat. Maakt op de lichte zand
gronden vaak te weinig gewas.
Zonne II. Geeft in vergelijking met Marne op
de meeste grondsoorten wat lager® zaadopbrengsten,
maar meer stro. Het stro is iets langer en wat
steviger. In korrelkwaliteit komen beide rassen veel
met elkaar overeen.
Civena. Gele haver, die op alle grondsoorten
goede tot zeer goede opbrengsten geeft. Is wat
fijner, minder bladrijk en minder grondbedekkend
dan Marne. Gemiddeld iets veerkrachtiger en daar
door uiteindelijk iets steviger; goede kwaliteit
voerstro.
De korrel is korter en smaller dan van Marne;
het bastgehalte is evenwel iets lager.
Major. Vroegrijpe, witte haver, die in opbrengst
iets beneden Marne blijft. Minder geschikt voor
verbouw op de lichtere zandgronden, is o.m. tame
lijk gevoelig voor magnesiumgebrek. Is geschikt
voor de mengteelt met zomergerst. Het stro is mid
delmatig lang en tamelijk stevig.
De korrel is groot, goed gevuld en goed van
kleur. Laag bastgehalte.
Flamingskrone. Gele haver, die gemiddeld goede
tot zeer goede opbrengsten heeft gegeven. Het stro
is middelmatig lang, vrij stevig, maar de veerkrach
tigheid laat te wensen over. Rijpt vrij vroeg.
De korrel is wat kleiner dan van Marne; wordt
bij slecht oogstweer gemakkelijk minder goed van
kleur.
Phönix (U-ras). Korte, vroegrijpe, gele haver.
Iets steil groeiend, vaak matig dekkend gewas. Mid
delmatige stevigheid. Vrij goede korrelkwaliteit.
II. RASSEN VOOR VRUCHTBARE GRONDEN
Condor. Korte, stevige haver die op kleigrond,
löss en vruchtbare zand- en dalgrond zeer goede
opbrengsten geeft. Vrij vlot ontwikkelend gewas.
Later vaak iets minder goed dekkend. Goede dek-
vrucht.
Vormt brede, platte hokken, die na inregenen
moeilijk drogen, waardoor gemakkelijk schot op
treedt en de korrel grauw wordt. Deze bezwaren
zijn door het gebruik van dekschoven gedeeltelijk
te ondervangen.
De korrel is wit, middengroot, vrij kort en goed
gevuld.
Marino. Vrij vlot ontwikkelend, iets fijn, steil
groeiend gewas. Is weinig bladrijk. Zeer goede dek-
vrucht. Het stro is kort, stevig en behoorlijk veer
krachtig. Rijpt vroeg en mooi gelijk af.
Geeft op vruchtbare kleigrond zeer goede op
brengsten. De korrel komt veel met die van Abed
Minor overeen; is even kleiner, maar vaak wat
mooier van kleur; het bastgehalte is eveneens hoog.
Abed Minor. Geeft op vruchtbare kleigrond vrij
goede opbrengsten. Het stro is vrij kort, tamelijk
stevig, maar niet veerkrachtig en knikt gemakkelijk.
Korte, gevulde korrel van gewilde kwaliteit.
Pendek. Van dit ras is enige zaaizaadteelt voor
export.
Expres. Blijft in opbrengst te veel achter bij de
andere rassen.
Diamant. Dit ras heeft geen ingang gevonden.
Astor. Vrij grof, zeer steil groeiend, open gewas.
Kort, zeer stevig stro. Zeer goede dek vrucht. Rijpt
vrij laat. Vraagt een ruime hoeveelheid zaaizaad en
een flinke stikstof bemesting. Moet tijdig worden
gezaaid.
Overtreft op kleigrond alle andere rassen in
zaadopbrengst. De witte korrel is groot en goed ge
vuld, tamelijk grofbastig.
Van de ronde groene erwtenrassen worden Ron
do C.B. en Pauli het meest verbouwd. Op strorijke
gronden is Pauli produktiever dan Rondo C.B.,
maar de kwaliteit is minder goed. Op de Groninger
klei komen naast de reeds vermelde rassen ook
Fertila, Unica en Servo voor; de twee eerstgenoemde
voornamelijk in verband met de mogelijke afzet
aan de conservenindustrie.
Rovar heeft enige verbreiding in verband met
de resistentie tegen Amerikaanse vaatziekte. In op
brengst en overige eigenschappen komt Rovar veel
met Rondo C.B. overeen.
Hylgro komt in aanmerking voor gronden, die
weinig stro leveren.
Het nog nieuwe ras Dik Trom (voorheen Mans-
holt's 2008) heeft op vruchtbare gronden de belang
stelling. De kwaliteit is zeer goed. Het is het enige
ronde groene erwtenras met een vrij goede resisten
tie tegen de vroege verbruining, een ziekte die op
sommige lichte zavelgronden voorkomt.
De gele erwten komen de laatste jaren wat meer
in de belangstelling. Tot nu toe was Dippe's Gele
Viktoria het enige ras. Het heeft lang stro en geeft
matige opbrengsten. Thans is C.B. 51112 (voor
lopige naam), een kortstro-ras, voor het eerst op
de Rassenlijst geplaatst. Dit ras gaf in 1962 vooral
in het zuidwesten van het land zeer goede opbreng
sten. Beide rassen komen het meest in aanmerking
voor gronden die weinig stro leveren. Van de an
dere, in onderzoek zijnde gele erwten rassen, t.w.
C.B. 599 en C.B. 5911, wordt met laatstgenoemd
ras de beproeving voortgezet.
In onderstaande tabel zijn de opbrengsten van
de interprovinciale proefvelden van 1954 af samen
gevat met daarachter de bijbehorende betrouwbaar-
heidscijfers.
ZAADOPBRENGSTEN
Verhoudingsgetallen per gebied
Rasnaam
Ronde groene erwten
Rondo C.B.
Pauli
Rovar
Hylgro
Fertila
Unica
Dik Trom
(Mansholt's 2008)
Gele erwten
Dippe's Gele Viktoria
C.B. 51—112
(voorl. naam)
In beproeving
C.B. 59—11 gele
Zuidw.
zeeklei
105 9
105 8
103 7
99
103
100 5
72
113
106 3
Centrale
zeeklei
101 9
109 9
106 7
108 5
99 7
86 5
108 5
61 3
106 3
101 3
RONDE GROENE ERWTENRASSEN
Rondo C.B. Geeft op stro-arme grond in het
centrale en vooral in het zuidwestelijke zeekleige-
bied zeer goede resultaten. De erwt is, zowel uiter
lijk als in de kook van zeer goede kwaliteit. Weinig
vatbaar voor topvergeling. Maakt op vruchtbare
gronden soms te veel gewas en bloeit dan, vooral
in natte jaren, te. lang door. Hierdoor kunnen de
opbrengst en de sortering minder goed worden.
Pauli. Geeft vooral op gronden, die veel stro
leveren, hoge opbrengsten. Zeer weinig vatbaar voor
topvergeling. Door de trage beginontwikkeling en
het korte stro minder geschikt voor gronden die
veel onkruid geven. Moet dik en op niet te grote
rijenafstand worden gezaaid. Verdraagt zwaar eg
gen minder goed. De stevigheid is goed. Zeer goede
dekvrucht. Bloeit in zeer korte tijd af. De erwt is
kleiner dan van Rondo C.B. en heeft een wat min
der goede consumptiekwaliteit.
Rovar. Resistent tegen de Amerikaanse vaat
ziekte en weinig vatbaar voor topvergeling. Komt
op gewas veel met Rondo C.B. overeen. Op gronden,
die veel stro leveren, geeft Rovar gemiddeld iets
hogere opbrengsten dan Rondo C.B. Is op de overige
gronden wat minder produktief. De stevigheid is
iets minder goed. Bloeit iets vlugger af en rijpt
even vroeger. De erwt is groot en vrij rond, de
consumptiekwaliteit is goed.
Hylgro. Geeft op zwaardere kleigronden en op
zandgronden, die' wat minder stro leveren, zeer
goede opbrengsten. Weinig vatbaar voor topver
geling. Vatbaar voor Amerikaanse vaatziekte. Het
stro is vrij lang, echter tamelijk stevig. Rijpt vrij
laat. De erwt is groot, goed van vorm en kleur. Is
zowel uiterlijk als in de kook iets minder goed dan
Rondo C.B., maar beter dan Servo.
Fertila. Heeft vrijwel alleen enige betekenis in
Groningen, waar het in hoofdzaak als conserven-
erwt wordt verbouwd op gronden die weinig stro
leveren. Bij rijp oogsten laat de kwaliteit te wensen
over.
Dik Trom (voorheen Mansholt's 2008). De erwt is
groter dan die van Rondo C.B., goed van vorm,
goed van sortering; in de kook van zeer goede kwa
liteit. Is het enige ronde groene erwtenras met een
vrij goede resistentie tegen vroege verbruining.
Weinig vatbaar voor topvergeling. Vatbaar voor
Amerikaanse vaatziekte. Geeft op strorijke gronden
zeer goede opbrengsten. Het gewas is nog,korter
dan dat van Pauli, maar geeft vrijwel dezelfde
grondbedekking. Is ondanks het korte stro, door de
hoge peulaanzetting goed machinaal te maaien.
Weinig gevoelig voor slecht oogstweer. Moet dik en
op niet te grote rij enaf stand worden gezaaid. Zeer
goede dekvrucht.
GELE ERWTENRASSEN
Dippe's Gele Viktoria. Komt wegens het lange stro
in aanmerking voor verbouw op gronden die van
nature erg weinig stro leveren; maar geeft ook daar
veelal matige opbrengsten. Vroeg en dun zaaien is
gewenst. Bloejt vroeg, maar zeer lang door en rijpt
vrij laat. Moet, om een goede gele kleur te krijgen,
op stam uitrijpen en laat worden gemaaid. Dit uit-
rijpen wordt goed verdragen indien het gewas niet
te zwaar is, omdat het dan niet gevoelig is voor
slecht weer wegens het grove stro, de hoge peul
dracht, het dan weinige, fijne blad en de gunstige
wijze van legeren. Hierdoor en door het minder ge
makkelijk openspringen van de peulen geschikt voor
machinaal maaien in vrijwel rijpe toestand. Leent
zich ook goed voor maaidorsen uit het zwad. Wegens
de steile, ijle beginontwikkeling en het late tijdstip
van oogsten verdient het aanbeveling een goede on-
kruidbestrijding toe te passen. Verdraagt zwaar
eggen minder goed.
Onvatbaar voor Amerikaanse vaatziekte, weinig
vatbaar voor topvergeling. Minder geschikt als dek
vrucht. Grote, iets hoekige tot platronde erwt. De
zaadhuid is geneigd tot rimpelen en barsten.
C.B. 51112 (voorlopige naam) (Kweker: Cen
traal Bureau, Rotterdam)
Deze kortstro gele erwt geeft de beste resul
taten op gronden die niet veel stro leveren. Het
stro is iets langer dan van de ronde groene erwten
rassen en matig stevig. Heeft in 1962 zeer goede
opbrengsten gegeven. Vlot ontwikkelend, wat fors,
grofbladig gewas. Minder goed bestand tegen slecht
weer. Moet dun worden gezaaid. Rijpt vroeg. Laat
zich door de vrij hoge peuldracht vrij goed machi
naal maaien. Resistent tegen Amerikaanse vaat
ziekte, weinig vatbaar voor topvergeling, matig vat
baar voor vroege verbruining. De erwt is groot,
vrij rond.
RASSEN IN ONDERZOEK
C.B. 5911 (Kweker: Centraal Bureau, Rotter
dam)
Is iets langer dan C.B. 51112, evenwel wat
steviger en met fijner blad. Komt vroeg in bloei,
maar heeft neiging lang te blijven doorbloeien;
wordt dan vooral op strorijke gronden een massaal
gewas waarin bij slecht weer bederf kan optreden.
Rijpt, indien geen doorgroei optreedt, vroeg. Weinig
vatbaar voor topvergeling, wel vatbaar voor Ame
rikaanse vaatziekte.
Heeft goede opbrengsten gegeven. De erwt is
wat kleiner. Naast erwten met een goede gele kleur
komen er ook voor met een iets groenachtige schiL