Rassenkeuze van enkele gewassen 44 ZOMERT AR WE 1963 ZOMERGERST 1963 B U \t S LANDBOUW BLAD In de zeekleigebieden wordt Carpo veel ver bouwd. Dit ras geeft goede opbrengsten maar is nogal gevoelig voor schot. Voor het nog nieuwe ras Orca bestaat grote belangstelling, het geeft belang rijk hogere opbrengsten. De late rijping is een na deel. De opbrengsten van Opal zijn gemiddeld vrijwel gelijk aan die van Carpo. Het stro is matig stevig. De vroege rijping is vooral voor het noorden een voordeel. Peko geeft alleen op de minder goede zeeklei gronden in het noorden van het land nog goede re sultaten, mede door de hoge stro-opbrengst. Jufy I en Koga II worden in de zeekleigebieden weinig verbouwd. Eerstgenoemd ras is er wegens de vatbaarheid voor gele roest te riskant. De stro-opbrengst van Orca is vrij laag. In onderstaande tabel zijn de opbrengsten van de interprovinciale proefvelden van 1955 af samen gevat, met daarachter de bijbehorende betrouw- baarheidscij f ers. ZAAD- EN STRO-OPBRENGSTEN Verhoudingsgetallen per gebied Zaad Stro Rasnaam Noord. Centrale Neder- zeeklei zeeklei land Carpo 101 8 102 9 107 9 Orca 106 6 105 6 96 7 Opal 100 6 103 7 95 8 Peko 94 8 94 8 105 9 In beproeving: M.G.H. 52—82 C.B. 1002 Gaby 100 4 96 3 108 3 105 4 111 6 98 3 Een korte beschrijving van de rassen, die alle rood zaad hebben. ZOMERTARWERASSEN VOOR KLEIGROND Carpo. Geeft op kleigronden goede zaadopbreng sten. Het stro is van gemiddelde lengte en stevig heid. Rijpt vrij vroeg. Weinig vatbaar voor gele roest. Stelt hogere eisen dan Peko en is gevoeliger voor droogte. Is op löss geen verbetering van dit ras. De stro-opbrengst was op de proefvelden onger veer gelijk aan die van Peko, maar in de praktijk oogst men van Carpo wat minder stro. Op de proef velden wordt namelijk veelal zeer kort gemaaid, waardoor de rassen met kort stro naar verhouding gunstiger uitkomen. De korrel is groot en van goede kwaliteit. Nogal gevoelig voor schot, maar vrij weinig voor korrel- uitval. Orca. Zeer produktieve zomertarwe die echter zeer laat rijpt. Trage beginontwikkeling, maar later een tame lijk bladrijk. goed dekkend gewas. Het stro is vrij kort, behoorlijk stevig en goed veerkrachtig. Weinig vatbaar voor gele roest. Vrij lage stro-opbrengst. Vooral dit ras moet vroeg worden gezaaid en kan dan een flinke stikstofbemesting verdragen. De korrel is groot en goed gevuld. Weinig ge voelig voor korreluitval, iets voor schot. Leent zich. afgezien van de late rijping, zeer goed voor maai- dorsen. Opal. Zeer vroeg rijpende zomertarwe, die in de zeekleigebieden gemiddeld goede zaadopbrengsten geeft. Vrij lage stro-opbrengst. Stelt geen hoge eisen aan de grond. Een zich vlot ontwikkelend, bladrijk, goed dekkend gewas. Ver draagt laat zaaien zeer goed. Het stro is vrij kort, matig" stevig en wordt bij uitrijping vaak bros. Weinig vatbaar voor gele roest. De korrel is middengroot, vaak wat glazig en grauw. Iets gevoelig voor schot. Bij slecht oogst- weer wordt de aarspil bros, waardoor dan korrel- verliezen kunnen optreden. Peko. Geeft op minder vruchtbare gronden nog goede resultaten. Hoge stro-opbrengst. Op goede kleigrond kan dit ras in opbrengst niet meer mee komen. In de -zeekleigebieden kwam in-Peko soms nogal gele roest voor. Lang, matig stevig, maar behoorlijk veerkrachtig stro. Rijpt laat. Zeer grote korrel van goede kwali teit. Weinig gevoelig voor korreluitval en sehot. RASSEN IN BEPROEVING Het onderzoek van M.G.H. 5886 en C.I.V. 1534 wordt niet voortgezet. Van de rassen die in 1963 waarschijnlijk verder worden beproefd volgt hieronder een korte be schrijving. M.G.H. 5282 (Kweker: De samenwerkende kweekbedrijven G. Geertsema-Groningen N.V., Groningen; Kon. Kweekbedrijf en Zaadhandel D. J. van der Have N.V., Kapelle-Biezelinge en Dr. R. J. Mansholt's Veredelingsbedrijf N.V., Westpolder. Gr.) Vlotte beginontwikkeling en een goede grondbe- dekking. Lang, vrij bladrijk, evenwel goed stevig gewas. Rijpt later dan Peko en vaak wat minder gezond af. Stelt hogere eisen aan de grond. Tame lijk vatbaar voor gele roest. Heeft op zand- en dalgrond, op rivierklei en in Groningen gemiddeld goede zaadopbrengsten ge geven. Hoge stro-opbrengst. De korrel is groot. Lijkt weinig gevoelig voor schot, maar wel wat voor korreluitval. C.B. 1002 (Kweker: Centraal Bureau, Rotterdam) Vrij vlot ontwikkelend en later een goed .dek kend gewas. Het vrij korte stro ismiddelmatig stevig. Rijpt middenlaat en met een grauwe kleur af. Weinig vatbaar voor gele roest, wel voor meel dauw. Gaf op dè zeekleigronden zeer goede op to i-engsten. De korrel is groot. Weinig gevoelig voor korreluitval. Gaby (Kweker: Prof. Dr. A. G. Dumon, Heverlee bij Leuven, België. Geïmporteerd door de Verenigde Kweekbedrijven, Emmeloord) Vrij trage, wat kruipende beginontwikkeling, moet vroeg worden gezaaid. Stelt hoge eisen aan de grond. Het gewas is matig bladrijk, kort en stevig, echter weinig veerkrachtig. Rijpt vroeg, maar met een slechte kleur af. Wordt in de aar gemak kelijk door Fusarium aangetast. Matig vatbaar voor gele roest. Heeft in het zuidwestelijk en centrale zeeklei gebied zeer goede zaadopbrengsten gegeven. De aar is kort, bx-eed en dichtgeschakeld. De korrel is mid dengroot. Lijkt tamelijk gevoelig voor korreluitval en voor schot. In onderstaande tabel zijn de opbrengsten, die sinds 1955 op de interprovinciale proefvelden wer den verkregen, samengevat met daarachter de bij behorende betrouwbaarheidscijfers. ZAAD- EN STRO-OPBRENGSTEN Verhoudingsgetallen per gebied Zaad Rasnaam Brouwgerstrassen Zuidw. zeeklei Centrale zeeklei Stro Neder land Balder 97 8 98 5 93 8 Cambrinus 105 6 99 6 100 6 Bock 100 6 98 5 104 7 Voergerst rassen voor kleigrond Minerva 100 5 103 9 95 9 Delta 100 8 103 8 95 9 Herta 99 4 97 8 98 9 Vada J03 5 103 8 93 8 Emir 101 5 104 5 102 5 Rassen in beproetnng M.G.H. 58—111 107 3 111 3 102 3 C.B. 6107 103 3 113 3 99 3 M.G.H. 67—175 103 3 Brouwgerst In het belangrijkste brouwgerstgebied het zuidv/esten is Balder het vóórnaamste ras. Het nieuwe brouwgerslras Cambrinus heeft door zijn zeer goede opbrengsten in het zuidwestelijke zee kleigebied de belangstelling. Delta en volla vielen in brouwkwaltteit tegen en zijn daarom niet meer in deze rubriek opgenomen. Ook van Bock vielen de resultaten de laatste jaren tegen; zal waarschijnlijk slechts op zeer beperkte schaal als brouwgerst worden ingekocht. Voergerst In de zeekleigebieden wordt als voergerst op goede gronden in hoofdzaak het stevige ras Delta verbouwd. Het matig stevige ras Minerva stelt min der hoge eisen aan de grond en geeft in het centrale zeekleigebied ongeveer gelijke, maar in het noorden hogere opbrengsten; het heeft daarom vooral in Groningen een vrij grote verbreiding. Herta is op zeekleigrond minder produktief en loopt daar in op pervlakte steeds verder terug. Het nog nieuwe ras Emir munt uit in resistentie tegen ziekten en heeft daardoor, vooral in het centrale zeekleigebied en op vruchtbare grond in het noorden een zeer goede in druk gemaakt. Vada wordt vrijwijl niet meer ver bouwd. Impala (voorheen M.G.II. 57369) is als voer gerst voor het eerst op de Rassenlijst geplaatst. Het komt in aanmerking voor vruchtbare zand- en dal grond en voor rivierklei. Hieronder volgt een korte beschrijving van de in de Rassenlijst voorkomende rassen en van de in beproeving zijnde rassen, waarvan het onderzoek in 1963 wordt voortgezet. BROUWGERSTRASSEN Balder. Dit ras geeft op goede zeekleigronden in het zuidwesten van het land goede opbrengsten en heeft een zeer goede brouwkwaliteit. Het stro is kort en vrij stevig. Op minder goede gronden blijft Bal der gemakkelijk te kort. Voor het noorden en mid den van het land is de vatbaarheid voor meeldauw en roest een bezwaar. Balder geeft daar matige op brengsten. De korrel is klein. Cambrinus. Ongeveer met Balder rijpende zo- mèrgerét, die in het zuidwesten van het land zeer goede opbrengsten heeft gegeven. Is evenals Balder wegens de vatbaarheid voor meeldauw en gele roest minder geschikt voor het noordelijke en centrale zeekleigebied. Het stro is matig stevig, doch tamelijk veer krachtig. Is minder gevoelig voor een slechte struk- tuur van de grond dan Balder. Moet vrij dun wor den gezaaid en niet te zwaar met stikstof worden bemest. Tamelijk grote,'.vrij goed gevulde korrel. Bock. Vrij vroeg rijpende gerst, die de laatste jaren is tegengevallen. Het stro is matig stevig, doch tamelijk veerkrachtig. Moet niet te zwaar met stikstof worden bemest. Weinig vatbaar voor meel dauw, zeer vatbaar voor gele roest. Middengrote. blanke korrel. Zal waarschijnlijk op zeer beperkte schaal als brouwgerst worden gekocht. VOERGERSTRASSEN VOOR KLEIGROND In het zuidwestelijke kleigebied nemen de hier boven beschreven brouwgerstrassen ook bij de teelt van voergerst de eerste plaats in. Minerva. Zeer produktieve. vrij laat rijpende zomergerst met een vrij goede resistentie tegen ziekten. Zeer trage voorjaarsontwikkeling; later een bladrijk gewas met een goede grondbedckking. Het stro is vrij kort, doch matig stevig. Moet niet te zwaar met stikstof worden bemest. De korrel is groot en goed gevuld, iets grof van bast. Delta. Is wegens het korte stro en de matige grondbedekking alleen geschikt voor vruchtbare kleigronden. Heeft op deze gronden, vooral in het centrale zeekleigebied en in Friesland, goede tot zeer goede opbrengsten gegeven. Moet vrij dik ge zaaid worden. Rijpt vrij vroeg. Het stro is stevig, maar weinig veerkrachtig. Soms treedt, ook in staande gewassen, wat doorwas op. Tamelijk vat baar voor meeldauw, matig voor gele roest. De korrel is vrij groot en goed gevuld. Goede kippen- gerst. Herta. Vrij kort, tamelijk stevig, maar niet veer krachtig rasi Geeft wat lagere opbrengsten dan beide voorgaande rassen. Nogal vatbaar voor meel dauw en roest, waardoor in verschillende gebieden opbrengst- en kwaliteitsverlaging kan optreden. De korrel is middelmatig groot, vaak wat grauw. Vada. Van dit ras is enige zaaizaadteelt voor export. Emir. Is het meest geschikt voor vruchtbare klei-gronden. Heeft .op deze gronden vooral in het midden en noorden van het land, gemiddeld goede tot zeer goede opbrengsten gegeven, mede door de zeer goede resistentie tegen gele roest en meeldauw. Trage beginontwikkeling; moet vroeg worden gezaaid. Vraagt een ruime hoeveelheid zaaizaad en een flinke stikstofbemesting. Het stro is vrij kort en stevig. Rijpt vrij laat. De korrel is middengroot en goed gevuld. RASSEN IN BEPROEVING De beproeving van C.B. 6010, C.I.V. 2583, C.I.V. 7403 en Perorge wordt niet voortgezet. Van de overige rassen volgt een korte beschrijving. M.G.H. 58111 (Kweker: De samenwerkende kweekbedrijven G. Geertsema-Groningen N.V., Groningen; Kon. Kweekbedrijf en Zaadhandel D. J. van der Have N.V., Kapelle Biezelinge en Dr. R. J. Mansholt's Veredelingsbedrijf N.V., Westpolder, Gr.) Vlot ontwikkelend en goed dekkend gewas. Het korte stro is middelmatig stevig, maar' tamelijk soepel. Rijpt middenlaat. Matig vatbaar voor gele roest, nogal vatbaar voor meeldauw. Gaf op zee klei zeer goede opbrengsten. Vrij grote korrel van goede kwaliteit. C.B. 6107 (Kweker: Centraal Bureau, Rotterdam) Vlot ontwikkelende gerst met op goede gronden een vrij goed dekkend gewas. Stelt vrij hoge eisen aan de grond. Kort, stevig stro. Rijpt middenlaat Matig vatbaar voor meeldauw en roest. Heeft vooral in het centrale zeekleigebied zeer goede opbreng sten gegeven. Vrij grote korrel van goede kwaliteit. M.G.H. 59175 (Kweker: De samenwerkende kweekbedrijven G. Geertsema-Groningen N.V., Groningen; Kon, Kweekbedrijf en Zaadhandel D. 3. van der Have N.V., Kapelle Biezelinge en Dr. R. J. Mansholt's Veredelingsbedrijf N.V., Westpolder, Gr.) Vrij kort, stevig gewas met een goede grondbe dekking. Rijpt vrij laat. Vatbaar voor gele roest en meeldauw. Heeft in het zuidwesten van het land goede opbrengsten gegeven; de verdere beproeving is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzode op brouwkwaliteit.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 4