K.N.L.C. MAURITSPLEIN 23 Commentaar op de Landbouwnota Ingewjjde buitenstaander 2S Ir. C. S. KNOTTNERUS VERVOLG „WARGASTER COMBINATOR" DEED INTREDE OP STIERENSTATION «E8l\n landbouwblad EINDELIJK is dan de zolang aangekondigde landbouwnota van Minister k Marijnen verschenen. Het is een nota bedoeld voor de leden van de Staten-Generaal maar als zodanig voor heel Nederland en met name voor het Nederlandse landbouwbedrijfsleven. Het zou natuurlijk plezierig zijn ge weest als deze nota door de Minister kort na zijn optreden zou zijn aange beden, omdat men dan van een soort programma van de werkzaamheden van het Ministerie van Landbouw in de komende periode zou kunnen spreken. Dit laatste hebben wij natuurlijk uit de verschillende Memories van Toelich ting kunnen halen maar men herinnert zich misschien ook nog wel dat deze Memories van Toelichting uitblonken door een bijzonder goede omschrijving van de situatie waarin wij verkeren maar bepaald mank gingen aan een be schrijving van wat er in de naaste toekomst werd vereist. Dit laatste kan men nu van deze landbouwnota niet zeggen. Naast een ook in deze nota voorkomen de zeer duidelijke omschrijving van de huidige situatie in de landbouw en de betekenis van deze bedrijfstak voor de Nederlandse economie, is de rest ge wijd aan de aanpassing welke van de Nederlandse landbouw wordt gevraagd aan de te verwachten wijzigingen van de concurrentieverhoudingen en het consumptiepatroon. Na eerste lezing van dit tamelijk omvangrijke stuk is mijn conclusie dat het een bijzonder nuttig stuk is. Hierin wordt over het algemeen helder en duidelijke taal gesproken waardoor het als basis voor discussie zeer goed dienst kan doen. Hoewel ik op nogal wat punten met de schrijvers van mening verschil, over het ontstaan en redenen van de huidige situatie, kan ik de schets zeer goed waarderen. AVER het tweede gedeelte dat han- v delt over de methode om de Ne derlandse landbouw in de naaste toe komst ën in de E. E. G. een redelijke plaats te doen innemen en vooral ook in hoeverre de Overheid hier een taak heeft, lopen de meningen waarschijn lijk wel iets meer uiteen. Niet over het doel dus, ofschoon hier wel een vraag teken rijst, maar vooral over de mid delen. Wat dit eerste betreft: de Minister praat steeds over de bedrijfstak land bouw en niet over landbouwbedrij ven. Wanneer er bijv. gesteld wordt dat er voor de landbouw in Nederland wel een gunstig perspectief gezien wordt, dan vraagt de reële voorlich ting direct om een antwoord op de vraag: Voor welke bedrijven? Wanneer het antwoord dan niet an ders is dan voor economisch werken de bedrijven dan weet men natuur lijk nog niets Wat de middelen be treft, wordt aangegeven dat de markt en prijspolitiek eigenlijk niet meer voor de Minister van Landbouw is. HET MARKTBELEID. UET tot waarde brengen wordt ge heel op het bedrijfsleven ge schoven terwijl het prijsbeleid aan Brussel" wordt toegedacht. Nu ben ik het helemaal eens met de idee dat de verkoop van producten in de eer ste plaats een kwestie is van de pro ducenten zelf. Ik ben ook van mening dat de producenten de beste prijs voor hun producten kunnen krijgen als zij deze afzet gezamenlijk rege len. Maar het is de vraag of de Over heid hier in het geheel geen taak heeft. Er wordt in Hoofdstuk V zo duide lijk aangetoond dat de huidige struc tuur van de landbouw tot gevolg heeft dat de productie zich niet aan de vraag aanpast. Hoe kan dan van een belangrijke verbetering van de opbrengst sprake zijn zonder Over- heidsmedewerking, om eventueel on- willigen te dwingen. Is hier wel een principieel verschil met b.v. ontwateringswerken en ruil verkaveling. Ook wat kwaliteitscon trole betreft, lijkt mij medewerking van de Overheid vooralsnog onont beerlijk. U/AT de prijzenkant betreft, die naar Brussel wordt geschoven, het volgende: Voor de eindfase ben ik er helemaal mee aceoord maar ge durende de overgang die ons toch ook bijzonder interesseert, want zij duurt nog 7 jaar, lijkt mij de Nederlandse Regering toch nog in belangrijke ma te verantwoordelijk. Ik zou willen stellen dat zij volledig verantwoorde lijk is zolang niet nadrukkelijk in ge meenschapsregelingen deze verant woordelijkheid is uitgeschakeld. IN het decembernummer van het vorige jaar van „Nieuw-Europa", het maandblad van de Europese beweging in Nederland, schreef ir. H. Vrede- ling een artikel over de Ned. landbouworganisaties en de E. E. G. Hij achtte zich, olijkens de inleiding, niet helemaal de aangewezen man om hierover te schrijven. Weliswaar maakte hij als functionaris van de ANAB min of meer regelmatig de besprekingen in het Landbouwschap mee over de totstand koming van de E. E. G., maar als men onder landbouworganisaties, vooral boerenorganisaties wil verstaan, dan zegt de heer Vredeling van zichzelf, dat hij slechts een enigszins ingewijde buitenstaander is. Wij menen dat ingewijd zijn van de heer Vredeling niet in twijfel te hoeven trekken. Wij menen zelfs, d«ft hij zó ingewijd is, dat hij het zich niet kan veroorloven zo onvolledig voor lichting te geven over de Ned. land bouworganisaties en de E. E. G.. als hij in bovengenoemd artikel heeft ge daan. Onze bezwaren gelden niet wat er wel in dit artikel staat, maar juist wat er niet in staat. Wij onderstrepen gaarne zijn opmerkingen over het samenspel van de toenmalige Ned. minister van Landbouw. Tanshof t, en tie vertegenwoordigers van de Ned. landbouw als het erom ging het Ned. standpunt te bepalen t.a.v. de Euro pese landhouwintegratie. Dit uitgebreide overleg heeft zeker de positieve instelling van de Ned. landbouworganisaties inzake de EEG bevorderd. Ook wij kennen de voor treffelijke studies van het Landbouw- De verantwoordelijkheid van de Minister van Landbouw voor het structuurbeleid wordt volledig er kend.' Al staat er zëer duidelijk dat ook hiervoor zo sooedig mogelijk een Europees beleid dient te komen. Ais middelen voor het structuurbe leid worden aangegeven: 1. Verbeteren van externe productie omstandigheden (Ru il verka vel ing en ontsluiting). 2. De voorlichting die gereorgani seerd zou moeten worden en ge deeltelijk al is. 3. Borgstellingsfonds. 4. Het nieuwe Ontwikkelings- en Sa neringsfonds. AP deze punten zal ik de volgende week ingaan. Zij lenen zich min der goed voor een oppervlakkige be handeling. Merkwaardig vind ik dat de Minister het Ontwikkelings- en Saneringsfonds tot op de huidige dag nog ziet als een fonds alleen voor zandgronden. Ik heb altijd in dc ver onderstelling verkeerd, hoewel ik het daar ook niet mee eens was, dat de voorschotten tot de zandgronden be perkt waren maar dat het fonds be doeld was voor de gehele Nederland se land- en tuinbouw. schap over de EEG-landbouwproble- men. Wij geloven ook graag dat de Ned. landarbeidersorganisaties op in ternationaal terrein een bijzondere taak hebben en dat de goede samen werking met de werkgeversorganisa ties in Nederland ook op internatio naal terrein zijn nut zal hebben. Maar waarom wordt er in dat arti kel niet gerept over het buitenlandse werk van de 'i Centrale Landbouw organisaties? Het Landbouwschap is de spreekbuis van de Ned. landbouw bij het overleg met de Ned. Regering over EEG-zaken en het is alleen maar dit werk dat de heer Vredeling in zijn beschouwing betrekt. De heef Mansholt, nu EEG-landbouweommis- saris, wenst echter uitsluitend inter nationale organisaties over het EEG- landbouwbeleid te raadplegen. Voor de landbouwers fungeert het COPA hierbij als gesprekspartner. Het zijn de 3 CLO, die voor Nederland lid zijn van deze organisatie. Zij geven fcich de nodige moeite om van het COPA een waarlijk „Europees" denkende gesprekspartner te maken. Van elk der 3 CLO nemen meerdere functio narissen regelmatig deel aan dit COPA-werk in Brussel. Op binnen lands terrein wordt zeer veel gedaan om de eigen organisaties mee te laten denken over het EEG-land- bouwbeleid. Om in de verschillende sectoren tot een Ned. standpunt te komen is er in de zgn. EEG-contact- groepen overleg tussen de CLO en de coöperaties. Wij dachten dan ook dat het Euro pese werk van de 3 CLO van dusdani ge omvang was dat het zeker ge noemd moest worden in een artikel over „De Nederlandse landbouworga nisaties en de E. E. G." Er wordt nogal eens <le indruk ge wekt of openlijk gezegd dat, althans sommige, landbouworganisaties in deze tijd van snelle ontwikkeling die juist een gevolg is van de EEG, niet meer mee kunnen komen en conser vatief zijn. .lammer dat de heer Vredeling ver gat te memoreren dat de 3 CLO zich gezamenlijk beijveren om een posi tieve bijdrage te leveren aan de tot standkoming van de gemeenschappe lijke landbouwmarkt. De produktie van de moeder van de stier, Wargaster Pietje B22, geeft het vol gende beeld. leeftijd kg mel£ vetgehalte kg vet melkdagen eiwitgehalte 2.2 5333 3.98 212 356 3.3 6058 3.82 231 325 4.4 10149 3.88 394 394 3.22 6 7843 3.86 303 371 3.12 7.2 8266 3.64 301 341 3.12 Uit deze opbrengsten komt een zeer grote melkproduktiecapaciteit naar voren, met een vetgehalte dat wat'hoger kon vooral op oudere leeftijd. Het eiwitgehalte zagen we uit foktechnische overwegingen graag wat sterker, hoewel een eventuele invloed hiervan via de stier in de nafok op het Zeeuwse bedrijf nog niet van eco nomische betekenis is. De moeders-moeder Pietje B 11 versterkt de betekenis van de melkrijkheid van de moeder, gezien de volgende zeer hoge melkopbrengsten. leeftijd kg melk vetgehalte kg vet melkdagen 2.3 4412 3.88 171 328 3.3 5509 4.06 224 350 4.7 7907 3.79 300 503 6.1 7452 3.71 276 353 8.2 6253 3.88 243 322 9.2 7097 3.65 259 357 De Vaders-moeder Adema 515 levert met haar 3 eerste afgesloten melkstaten die zowel in melkgift als vet- en eiwitgehalte uitblinken een sterke bijdrage in de produktieafstamming zoals de volgende gegevens aantonen. leeftijd kg melk vetgehalte kg vet melkdagen eiwitgehalte 2.1 4722 4.23 200 351 3.51 3.2 5888 4.32 254 388 3.60 4.3 6403 4.47 286 328 3.53 De proiluktievererving van beide grootvaders is van zodanig goed gehalte dat van de ouders van Wargaster Combinator een niet alleen goede produktieaanleg maar ook een gunstige vererving mag worden verwacht. De Moeders-vader, Blitsaerd Kleine Adema 4, heeft in de K.I.-vereniging Garijp uitstekend werk gedaan, gezien de melk- en vetproduktie van een groot aantal dochters in vergelijking met de moeders. (D/M vergelijking) aant. leef kg vet kg kg melk eiwit aantal lijsten tijd melk melkvet dagen p. dag eiwitlijsten D 564 2.1 3688 4 148 317 11.63 M 564 2.1 3358 4.05 136 314 10.69 D 520 3.1 4556 4.06 185 313 14.56 3.27 1 M 520 3.1 4151 4.10 170 310 13.39 3.11 1 D 398 4.1 5115 4.05 207 313 16.34 3.21 3 M 398 4 4703 4.10 193 312 15.07 3.23 3 D 232 5.1 5375 4.04 217 311 17.28 -t» M 232 5 5026 4.09 206 313 16.06 D 174 6.4 5732 3.99 229 314 18.25 3.20 2 M 174 6.4 5226 4.08 213 312 16.75 3.34 2 Van de Vaders-vader, de naar Frankrijk geëxporteerde Jelsumer Gerard Wouter, zijn in Friesland minder produktiegegevens bekend. De aanwezige produktiecijfers van nog jonge koeien zijn echter bevredigend. Het hoge opbrengstpeil van de in het algemeen zeer goede koeien die hij kreeg toegevoerd wist hij vlot te handhaven, zoals de volgende resultaten van de M/D vergelijking bewijzen. aant. leef kg vet kg kg melk eiwit aantal lijsten tijd melk melkvet dagen p. dag eiwitlijsten D 2 4038 4.07 164 324 12.46 3.39 21 M 2 3965 4.11 163 326 12.16 3.33 21 We kunnen de fokprestaties van de 2-jarige Wargaster Combinator, gezien aijn persoonlijkheid en afkomst met vertrouwen tegemoet zien. Vermelden wij nog dat hij in dienst van de Zeeuwse K.I. wordt aangeduid met de codeletters WK, terwijl hij onder het nummer 59758 S in het Nederlands Rundvee Stamboek is ingeschreven. Goes, 2 januari 1963 lr. W L. HARM8EN,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1963 | | pagina 8