Onderzoek en verwerking
tuinbonen 1961
W T li I N
Wetenschappelijk onderzoek en de bloembollenteelt
32
AFDELING AALTJESONDERZOEK
NAAR OOSTERBEEK
RASNAMENREGISTER
FRUITGEWASSEN
VOORLICHTINGSDAG OVER
TEELT EN AFZET
WIJ ONTVINGEN
CENTRAAL SORTEREN VAN PEREN
JAARVERSLAG PROEFSTATION
VOOR DE FRUITTEELT 1961
ZEÈCWS L AN DBOriABLAD
ÏVE toenemende vraag in binnen- en buitenland naar geconserveerde produkten heeft geleid tot uit-
breiding van de teelt van tuinbonen voor de groene pluk. Daar de oogst nog niet gemechani
seerd is en het plukken van de peulen veel arbeid kost (ca. 30 mandagen per ha), is de uitbreiding
van deze teelt achtergebleven bij die van doperwten en stamslabonen, niettegenstaande het zeer gun
stige financiële resultaat in de laatste jaren, met gemiddeld hoge opbrengsten. In 1962 werden in
Nederland 350 ha tuinbonen voor industriële doeleinden op contract geteeld, doorgaans kleinere op
pervlakten per bedrijf en voornamelijk in Noord-Brabant en Gelderland.
Nu volgens een besluit van het Produktschap voor Groente en Fruit ook niet-erkende telers tuin
bonen op contract mogen telen, zonder dat er beperkingen aan de geteelde oppervlakten z(jii gesteld,
zijn voor de landbouw nieuwe mogelijkheden geopend. Hiervan kunnen ook grotere bedrijven, dien ten
tijde van de oogst over voldoende losse krachten kunnen' beschikken, profiteren.
Het hoofddoel van het in 1961 door het P. A. W. en het I. B. V. T. aangevatte onderzoek, was het ver
krijgen van meer inzicht in het verband tussen opbrengst, rijpheidsstadium en kwaliteit, met het oog
op een juiste keuze van het oogst tijdstip en de mogelijkheid de opbrengst aan bonen naar kwaliteit
uit te betalen, zoals thans reeds vrij algemeen bij doperwten gebeurt. De vaak sterke toename van de
opbrengst tijdens de rijping gaat nJ. al spoedig gepaard met een meer of minder geleidelijke terug
gang van de kwaliteit der bonen. De keuze van het oogsttijdstip zal dus altijd een compromis zijn tus
sen opbrengst en kwaliteit. In het onderzoek werden twee grondsoorten (klei en zand) en vijl ras
sen van uiteenlopend type betrokken, welke in minstens drie verschillende rijpheidsstadia werden ge
oogst, uiteraard door eenmalige pluk. Thans hebben P. A. W. en I. B. V. T. hierover gezamenlijk ge
publiceerd.
Tussen de rassen was er enig verschil in het verloop van het Tm-getal tijdens de rijping, al domi
neerde de invloed van de weersomstandigheden. Het Tm-getal der bonen, waarbij een nog goede kwali
teit wordt verkregen, ligt voor de beproefde bruinkokende rassen (Express, Magazan) hoger dan voor
de blankblijvende rassen (Driemaal Wit, Conservenmeester)Het enige groenblijvende ras (Staygreen)
neemt in deze een tussenpositie in.
Dit praktijkoogststadium wordt voor genoemde rassengroepen bereikt bij een Tm-getal van resp.
140, 120 en 130. De verschillen hierin berusten op rasverschillen in de zachtheid van de schil. Onder
de omstandigheden van 1961 muntte de vroege Express uit door een hoge peulopbrengst en een zeer
hoog rendement, ook op zandgrond.
Daar voor alle rassen de zachtheid van de schil bij diepvries lager is gewaardeerd dan bij blik, zou
in geval van deze bestemming in een jonger stadium moeten worden geoogst als boven aangegeven.
Alleen de bruin kokende rassen blijken voor dit doel geschikt, daar Driemaal Wit en Staygreen geen
aanvaardbaar produkt gaven met uitzondering van de zeer jonge eerste oogst (Tm-getal circa 90).
Oogsten in dit stadium zou voor laatstgenoemde rassen een verlaging van do peulopbrengst met resp.
50 en 40 betekenen!
f\E afdel^ió aaivjesoiiderzoek van het Bedrijfs-
laboratorium voor Grond- en Gewasonder-
zoek, die vijf jaar lang gastvrijheid heeft genoten
bjj de Plantenziektenkundige Dienst te Wagenin-
gen, heeft thans een eigen gebouw bij het hoofd-
laboratorium te Oosterbeek betrokken. In deze vijf
jaren van haar bestaan heeft het aaltjesonderzoek
al een grote belangstelling gekregen in de praktijk.
Werden in het eerste jaar nauwelijks 3000 grond
monsters op aaltjes onderzocht, in 1962 zal dit de
8000 monsters overschrijden. Deskundigen op het
gebied van de nematologie (aaltjeskunde) ver
wachten in de komende jaren een regelmatig toe
nemende belangstelling. Momenteel komt het over
grote deel van de monsters voor aaltjesonderzoek
uit de sector tuinbouw; de belangstelling voor het
aaltjesonderzoek op de landbouwbedrijven met in
tensieve teelten neemt echter snel toe.
Aaltjes kunnen moeheidsziekten in de gewas
sen veroorzaken. Het begint meestal met slechte
plekken die zich geleidelijk uitbreiden. De schade
is groot; soms is een misoogst het gevolg. Dit alles
kunt u voorkomen door tijdig aaltjesonderzoek te
laten verrichten. Door een juiste vrucht wisseling,
ontsmetten of stomen kunt u de aaltjes vernie
tigen. Aaltjesonderzoek kan in vele gevallen ge
combineerd worden met gewoon grondonderzoek.
Vraagt inlichtingen, bij de monsternemer van het
Bedriifslaboratorium te Oosterbeek.
Wij ontvingen een exemplaar van de tweede her
ziene druk van het Rasnamenregister van fruit
gewassen, uitgegeven door het Secretariaat Gene
raal van de Benelux Economische Unie.
Deze tweede herziene druk van de lijsten van de
benamingen van rassen van fruitgewassen is op
gesteld door de Werkgroep ..Nomenclatuur" van
de Subcommissie „Tuinbouw" van de Commissie
Landbouw, Voedselvoorziening en Visserij. Met de
in deze uitgave voor de drie Beneluxlanden ander
maal vastgestelde benamingen van fruitgewassen,
welke In deze landen algemeen worden gekweekt
en verhandeld, wordt er naar gestreefd een bijdrage
te leveren tot meerdere eenheid, allereerst tussen
de drie partnerlanden wellicht later op ruimer vlak,
inzake de officiële benamingen waarmede deze
rassen worden aangeduid.
|\E Nederlandse Tuinbouwraad zal op donder
dag 24 januari 1963 een voorlichtingsdag
houden over het onderwerp: „Arbeidsmethoden by
de teelt en afzet van tuinbomvprodukten". Deze
voorlichtingsdag zal worden gehouden in de feest
zaal van het Kurhaus te Scheveningen en vangt
aan des morgens om 10.30 uur.
Het programma luidt als volgt:
10.30 uur: Opening door de ondervoorzitter van
de Nederlandse Tuinbouwraad, de heer M.
Prins.
10.45 Uur: Inleiding van prof. ir. A. Moens (Land
bouwhogeschool te Wageningen) over: Doel
en waarde van arbeidskundig onderzoek.
11.30 uur: Inleiding van drs. H. K. Krijgsman (In
stituut voor Tuinbouwtechniek te Wageningen)
over: Toepassing van arbeidsstudies bij de
teelt van tuinbouwgewassen met voorbeelden
uit de verschillende bedrijfstakken.
14.00 uur: Inleiding van de heer J. de Ruiter
(Centrale School voor tuinbouwtechniek te
Wageningen) over: Efficiëncy bij het intern
transport in tuinbouwbedrijven.
14.45 uur: Inleiding van dr. G. Stoffert (Tech
nische Hochschule in Hannover) over: Doel
matig werken bij de teelt van tuinbouwgewas
sen onder glas).
15.30 uur: Inleiding van ir. F. J. Hulshoff Pol
(Raadgevend Bureau ir. B. W. Berenschot N.V.
te Hengelo) over: Doelmatige opzet en in
richting van gebouwen, met als voorbeeld een
veiling.
16.15 uur: Slotbeschouwing van dr. ir. G. de Bak
ker ((direkteur van de land- en tuinbouw-
voorlichting aan het Ministerie van Land
bouw en Visserij).
1.
2.
UAN het Instituut voor Bewaring en Verwer-
king van Tuinbouwprodukten (I.B. V.T.)
rapport nr. 1279 over „Het centraal sorteren van
peren". Doel van dit onderzoek was het verkrijgen
van kostengegevens over 't centraal sorteren van
fruit, met als perspectief de opvoering van de effi
ciëncy van het sorteren van fruit. Óp een 3-tal
veilingen zijn waarnemingen gedaan en om een
volledig inzicht te krijgen is aanvullend onderzoek
gewenst.
De samenvatting en conclusies zijn:
De veilingaanvoer van peren in Nederland be
droeg gemiddeld over de jaren 1958 tot en met
1960 125 miljoen kg per jaar of 42 van die
van appelen.
In het seizoen I960 '61 werd 26 van op de
veilingen aangevoerde appelen en peren cen
traal gesorteerd. Dit percentage is sinds 1954/55
met 10% teruggelopen.
3. De sorteerprestaties op een drietal veilingsor-
teerstations liepen vrij sterk uiteen en varieer
den van 168315 kg per manuur, zxclusief de
wachttijden.
4. De wachttijden per 1.000 kg als gevolg van het
wisselen van de partijen zijn sterk afhankelijk
van de partijgrootte.
5. De sort eerprestatie per machine-uur varieerde
van 10732440 kg Inclusief de wachttijden.
6. De personeelsbezetting kan voor verschillende
machine" sterk uiteenlopen.
Exemplaren van dit rapport zijn verkrijgbaar
bij het I. B. V. T. tegen de or«s van 2,per stuk,
rapport no. 1279, giro nr. 875467.
[VIT landelijk Proefstation onderging een wif-
ziffng in het Bestuur, doordat de heer ir. A.
W. van de Plassohe voorzitter werd ep hiermee de
heer C. Boudewijn opvolgde, die reglementair af
tredend was.
Na de verbetering van de huisvesting werd nu
een aanvang gemaakt met de uitbreiding van de
outillage.
Als nieuwe proiecten van onderzoek kunnen ge
noemd woeden: het koelen van a»rdbeinlantgoed,
het vergeleken van erftsmeneseis in boomgaarden
en het onderz^k naar de problemen bij het ras
Cox's Oranje Pippin.
In alle eevallen van onderzoek wordt een nauwe
saoip^we**ving met andere instellingen en diensten
onderhouden.
Deoenen. die helang stellen in het werk van hef
pr0Afotation en het onderzoek w'H^n steunen, kun
nen beo-unstiger worden: zli ontvangen dan het
jaarverslag en andere publikaties van het Proef
station gratis.
De biidracen voor het be^unstieersohap zlinf
voor natuurlhke personen minimaal 10,per
jaar: voor rechtspersonen minimaal 25,per
jaar.
BHdvecren kunnen worden gestort op gïronum-
z!ocni7. o"der vermelding van begun^er"
t.n.v. Proefstation voor de Fruitteelt te Wilhel-
m'radorn.
Hoewel het aantal begunstigers een verheugen
de stHodrig toonde 1««»k het itiist op d°m me^eiui^.
beid nog eens te wh'zen. daar het nndorzoek voor-
namoiutc ton foehoo^o v,n bedriifsleven wordt
verrioht. Door uw hUdrage bent u in staat van het
onder-moft te nroffteren en daarbij het onderzoek
moweiuk te maken.
UET forceren van bloembollen heeft een grote
vlucht genomen en dat is alleszins begrijpe
lijk. Zo is het niet altijd geweest. Zelfs enkele tien
tallen jaren geleden kon men tijdens de Kerstmis
hoogstens de reeds verdwenen kleine Due. v. Tol-
tulpjes bloeiend in huis hebben. Pas in februari
en maart kwam toen pas de grote massa bol-
bloemen aan de markt.
Door het wetenschappelijk onderzoek is hier
radicaal verandering in gebracht.
Het was wijlen Prof. Blaauw en zijn medewer
kers (sters), van het laboratorium voor Planten-
fysiologiscb Onderzoek te Wageningen, die hier
de eerste stoot toe gaf. Hij onderzocht de diverse
bolgewassen op hun inwendige ontwikkeling tijdens
de bewaring van de bollen in de schuur. Daarbij
ontdekte hij, dat wat algemeen als een rustperiode
voor de bollen werd aangemerkt, helemaal geen
periode van rust was. Vanaf het rooitijdstip vindt
bij de hyacinten, tulpen en de meeste andere bol
gewassen, de bloemaanleg plaats. Deze aanleg,
alsmede de strekking van de aangelegde bloemen,
kan in hoge mate door de temperatuur tijdens dc
z.g. rustperiode beïnvloed worden.
Op deze eerste oriënterende proeven heeft men
vooral op het Laboratorium voor Bloembollen-
onderzoek ingehaakt.
Ook ten opzichte van ziektebestrijding, bemesting
enz. Is zoveel voor de bloembollenteelt gedaan, dat
deze cultuur een van de belangrijke tuinbouwteel
ten in ons land is geworden.
De totale oppervlakte van de tuinbouw in ons
land bedroeg in 1961 30.672 ha.
Voor de export, waar ons gehele land wel by
vaart, bedroegen de cijfers van de tuinbouw
ƒ1.018.734,-—, waarvan ƒ250.339,— voor rekening
van de bloembollenteelt kwam.