Enkele aspecten van de bedrijfsstructuur
in nieuwe fruitteeltgebieden
TUIN
12
WIJ ONTVINGEN
ZEEL' W S LANDBOUW BL.AU
DE behandeling van het onderwerp wordt in hoofdzaak beperkt tot de factoren die de arbeidsbezet
ting, de kavel vorm en de mechanisatie bepalen. In het bijzonder zullen worden belicht:
1. De bedrijfsgrootte.
2. De kavelvorm en kavelrichting.
Alvorens hierop in te gaan dient de aandacht te worden gevestigd op de sterke specialisatie in de
moderne fruitteelt. In de dertiger jaren zien wij het fruitteeltbedrijf los komen van de landbouwbedrij
ven. Thans zijn er fruitteeltbedrijven die in feite appelbedrijven of appel-peerbedrijven zijn. Kersen
komen op het gespecialiseerde bedrijf niet meer voor en pruimen in zeer geringe mate. Het kleinfruit
wordt bijvoorbeeld slechts als overgang gebruikt gedurende de.eerste jaren. Iedere fruitteler is voor
nemens alleen appelen en in enkele gevallen appelen en peren te telen. De vraag rijst waar het klein
fruit thuis hoort. Volgens ir. Slits kan kleinfruit worden gecombineerd met morellen en spruiten of
andere grove groentesoorten.
Een nog verdergaande specialisatie komt tot uiting in de beperking van de rassen. De jongste be
drijven bestaan voor een groot deel uit Cox's Orange Pippin en Golden Delicious en voor meer dan
80 uit genoemde rassen plus James Grieve en Stark Earliest. Op enkele bedrijven zijn Lombartscal-
ville, Winston en Ellison's Orange te vinden.
VOORDELEN VAN SPECIALISATIE
DE voordelen van deze specialisatie zijneen
sterke standaardisatie van de plantaf standen,
hetgeen belangrijk is voor de mechanisatie, ver
eenvoudiging van de ziektenbestrijding en voorts
een lagere arbeidsbezetting. Een nadeel van deze
specialisatie is: het risico dat de opbrengst van
één van de belangrijkste rassen in een bepaald
jaar slecht is en het prijsrisico. Samenvattend zien
wij dus gespecialiseerde appel- of appel-perebedrij-
ven. Het kleinfruit behoort op andere bedrijven
thuis.
DJ] BEDRI JFSGROOTTE
OP de Tuinbouwdagen van 1957 sprak ir. Van
Hennik over de bedrijfsgrootte speciaal voor
de verkavelingsgebieden in Zeeland. Enkele richt
lijnen voor nieuwe fruitteeltgebieden zijn de vol
gende
1. De bedrijfsgrootte is minimaal zó te bepalen,
dat de ondernemer een. voldoende hoog inkomen
heeft;
2. Het gehele jaar door moet er voor de vaste
arbeidskrachten voldoende produktieve arbeid
^fjn;
3. De bedrijfsgrootte moet voldoende groot zijn
om het aanschaffen van een efficiënte toerus
ting (machines) mogelijk te maken;
4. Het bedrijf móet zó groot zijn dat de arbeids-
bezetting tenminste twee volwaardige arbeids
krachten bedraagt.
De bezwaren van een tweemansbedrijf zijn o.m.
1. Het aantal landarbeiders loopt terug;
2. Soms geen zoons als opvolger beschikbaar;
3. De beroepsopleiding voor de opvolgende zoon
duurt langer;
4. In de landbouw is aanpassing aan een verande
rende arbeidsbezetting gemakkelijker te ver
wezenlijken dan in de fruitteelt.
Hiertegenover dienen als voordelen gesteld te
worden dat twee mensen effectiever kunnen wer
ken dan één, dat het risico bij ziektegevallen veel
minder en de mogelijkheid van vakantie aanwezig
is en dat de continuïteit in de opvolging is ver
zekerd bij een vader-zoonbedrijf. Het is niet strikt
nodig vast te houden aan een arbeidsbezetting van
twee volwaardige krachten. Het is misschien beter
te spreken van een tweepersoons-bedrijf inplaats
van een tweemans-bedrijf.
TWEEMANSBEDRIJF
AANBEVELENSWAARDIG
ONDANKS de genoemde bezwaren is het daar
om m.i. voor de fruitteelt toch aan te bevelen
vast te houden aan een tweemansbedrijf, echter
zonder dit te standaardiseren op precies twee vol
waardige arbeidskrachten.
Hoe groot moet dan het tweemansbedrijf zijn?
De arbeidsbezetting is gedaald door de mechani
satie en de beplantingssystemen. Na de oorlog is
'de oppervlakte die één man bewerken kan, ver
dubbeld, hierbij de toppen van dunnen en oogsten
buiten beschouwing gelaten. De arbeidsbezetting
wordt bepaald door de snoei en in mindere mate
door de grondbewerking en de ziektebestrijding.
Indien met deze factoren rekening wordt gehou
den, dan kan men stellen dat per man een opper
vlakte van 44,5 ha mogelijk is. Dit geldt niet
alleen voor de IJssel meerpolders maar ook voor de
fruitteelt in westelijk Nederland.
Men kan zich afvragen of deze vergroting van
het areaal per man zal doorgaan. Tenzij de snoei
gemechaniseerd zou kunnen worden hetgeen
niet te verwachten ia zal per man het areaal
misschien met 10 of 20 kunnen toenemen maar
zeker geen verdubbeling meer. De bedrijfsgrootte
is dus te bepalen op 8—9 ha. Bij een evenwichtige
leeftijdsopbouw van de fruitbomen, waarbij onge
veer 25% van het bedrijf uit jonge aanplant be
staai, is wellicht een bedrijfsgrootte voor twee
man ongeveer 10 ha.
DE KAVELVORM EN KAVELRICHTING
IN de polders is men gebonden aan de kavels
zoals ze daar liggen. Tevoren was niet vol
doende nauwkeurig te bepalen waai de meest ge
schikte grond voor de fruitteelt lag. Er zijn kavels
voor de fruitteelt ontstaan die van oost naar west
lopen en kavels die van noord naar zuid liggen.
Een fruitteeltbedrijf van 12 ha meet derhalve
150 x 800 m. Dit geldt zowel voor een noord-zuid
richting als voor een oost-westrichting. Bij een
oost-westbeplanting zijn er ernstige bezwaren voor
gekleurde rassen zoals Cox en Jonathan. Ook in
die gevallen waarbij de kavel oost-west is gericht,
zal de juiste beplanting toch bij voorkeur noord
zuid moeten zijn. De beplanting geschiedt dan in
korte rijen (zie tekening 1 en 2).
Tekening 1 Tekening 2
8
S00 m
800 m
.rijen bomen
N
t
In onze provincie zien we een flinke aan
plant van fruitboompjes voor handelsdoel
einden.
Het leek ons goed U kennis te laten nemen
van enkele fundamentele begrippen die voor
zover U nog niet heeft ingeplant van belang
kunnen zijn. Bijgaand artikel werd bewerkt
naar een inleiding van ir. P. J. Stadhouders.
RED.
TRANSPORTVOORDELEN
EEN derde kavelvorm van 12 ha is de „vier-
kante" kavel van 300 x 400 m. Op een derge
lijke kavel is het aantal bomen gelijk aan dat van
een N.-Z.-kavel. Er zijn evenwel belangrijke voor
delen wat betreft het transport. De gemiddelde af
stand tot de schuur is één achtste km kleiner. Het
aantal keren dat naar de schuur wordt gereden is
waarschijnlijk niet gering. Het transport komt in
hoofdzaak voor in tijden van arbeidstoppen zodat
deze besparing aanzienlijk genoemd kan worden.
In tekening 3 wordt de plaats aangegeven waar
doorgaans de schuur staat. Theoretisch, doch prak
tisch moeilijk uitvoerbaar, zou de schuur beter op
de plaats staan waar die in tekening 4 is aange
geven.
400 m
300 m
300 m
150 m
AANTAL BOMEN PER HECTARE
EN PLANTRICHTING
HE vraag is nuhoeveel bomen kunnen er ge-
plant worden. Indien rekening wordt gehou
den met het windscherm, de halve breedte van de
kavelsloot en een pad van 3 m, dan is de netto
beschikbare breedte bij een noord-zuid gerichte
kavel 144 m. Bij een rijafstand van 4 m kunnen
er in de breedte 144 4 36 bomen. De aftrek voor
paden, windscherm, de noodzakelijke dwarspaden
voor transport, bedraagt in de lengterichting 26 m
zodat er een netto-lengte overblijft van 800 26
774 m. Bij een plantafstand van 2 m staan er
387 bomen op een rij. Een herleiding van deze ge
tallen geeft als uitkomst dat er bij een noord-zuid
gerichte kavel 1161 bomen per ha geplant kunnen
worden. Bij een kavel in oost-westrichting, waar
dus korte rijen in noord-zuidrichting worden ge
plant, is het aantal bomen per ha 1127. Er zijn in
dit geval geen dwarspaden voor transport nodig,
maar daar staat tegenover dat bij deze kavelrich
ting de oppervlakte van de wendakkers groter is.
Per saldo kunnen dus p&r ha op een noord-zuid
kavel 34 bomen meer geplant worden dan bij een
oost-westkavel.
Een verschil van 34 bomen geeft een verminde
ring in opbrengsten van 170—200 gulden per ha.
Hierbij is uitgegaan van een produktie van 25 kg
per boom en een netto-opbrengst van 20 cent per
kg opbrengstprijs verminderd met oogst-, trans
port en veilingkosten. Deze vermindering van op
brengsten per ha staat ongeveer gelijk met de
pacht die soms per ha betaald moet worden.
PLANT NOORD-ZUID
OOK aan de kostenzijde treden er verschillen
op Bij een oost-westkavel is naar schattting
10 meer tijd nodig voor het draaien van de ma
chines op de wendakkers; het cirkelmaaien
vraagt 20% meer tijd; door het veelvuldig draaien
van de machines treedt er een grotere sllitage op
waardoor de afschrijving hoger moet worden; bij
de ziektebestrijding gaat meer sproeistof verloren.
Alles bii elkaar gerekend zullen de kosten zeker
100 gulden per ha hoger ziin. Het totale verschil
bedraagt derhalve 200 4 100 300 gulden per ha.
Indien de kavel kleiner is dan 12 ha worden de
verschillen aanzienlijker cttndat de oppervlakte van
de wendakkers relatief groter wordt ten opzichte
van de werkelijk beplante oppervlakte.
Op grond van bovenstaande berekeningen is het
duidelijk dat niet alleen uit fruitteelt-technisch
oogpunt maar ook van de economische kant be
zien, de -voorkeur aan rffc-r4ükavel moet worden
gegeven.
GEBRUIK VAN BETONVERHARDE) PADEN
ER dient nog gewezen te worden op het verhar;
do pad dat nodig is om structuurbederf van
de grond te voorkomen. In de tekeningen 5, 6 en 7
is vermeld waar het harde pad bij de verschillende
kavelvormen ligt. De betonbaan moet hoger liggen
dan het bedrijf om hem watervrij te houden. On
danks deze verhoogde ligging moet de baan ook
dienen als wendakker. Hieruit volgt dus nog een
niet genoemd nadeel van de O.-W.-kavel. De „vier
kante" kavel is bij de ziektenbestrijding voordeli
ger omdat de afstand die per tankinhoud afgelegd
kan worden, gunstiger is. Tenslotte moet worden
opgemerkt, dat de ontsluiting en de wegenaanleg
duurder zijn bij vierkante kavels dan bij langwer
pige kavels.
Tekening 5
Tekening 6
Tekening 7
CONCLUSIE
ÏN de nieuwe gebieden ontwikkelt de bedrijfs-
structuur zich tot gespecialiseerde appel- of
appel perenbedrij ven, met een klein aantal ras
sen. Voor kleinfruit is er in deze bedrijven geen
plaats.
De meest gewenste bedrijfsgrootte is thans 8—9
ha met een arbeidsbezetting van 2 personen. In de
toekomst zal dit door een verdere mechanisatie
kunnen toenemen tot 10 ha of meer. In het alge
meen is men zowel uit technisch als uit economisch
oogpunt bezien, voor een N.-Z.-kavel, hoewel de
„vierkante" kavel nog aantrekkelijker is.
EEN exemplaar van het zojuist verschenen boek
je „Ziektebestrijding in de Fruitteelt" waarin
do ervaringen van 1962 en de adviezen voor 1963
opgenomen zijn.
In dit boekje worden de bestrijdingen van de
meest voorkomende ziekten uitvoerig besproken.
Op de tijdens het spuitseizoen verschijnende
waarschuwingskaarten wordt dan steeds naar dit
boekje verwezen. Ook voor het tuinbouwonderwijs
verdient dit boekje de aandacht.
Ervaringen en adviezen voor de chemische on
kruidbestrijding in de fruitteelt zijn vbor de eerste
maal erin opgenomen.
Het is verkrijgbaar door storting vari op
giro 5037 t.n.v. de Rijkstuinbouwconsuient te Goes.