Landbouwvoorlichting
en
Landbouwpraktijk
1054
Z BE T WS UVDBOtMVBUD
It. WELLEN, dankzeggend voor de uitnodiging
om op deze vergadering te spreken, zei met
genoegen aan het verzoek op de Algemene Ver
gadering der Z. L. M. een inleiding over Land
bouwvoorlichting en Lanbouwpraktïjk te houden
voldaan te hebben. Vooral omdat het hier nu eens
een provincie betreft waar de resultaten van het
afgelopen jaar niet zijn tegengevallen is spreker
verheugd om ook hier een inleiding te kunnen
houden. Hierdoor zal het ook mogelijk zijn om
enkele uitspraken die in de verslagen van ver
gaderingen van de laatste tijd enigszins wat over-
benadrukt zijn in een wat juister licht te zetten.
De heer Wellen verklaarde in verband met zijn
onderwerp ook gaarne een plaatsbepaling van de
huidige landbouw te willen maken en tevens enige
toekomstperspectieven te willen aangeven.
Spreker begon niet de uitspraak dat naar zijn
mening ten aanzien van de landbouw in Nederland
geen reden is om al te pessimistisch te zijn. Hij
noemde in dit verband o.a. de mogelijkheden van
de vergrote markt en de goede capaciteiten van
de Nederlandse boer.
Desondanks zijn er boeren die het moeilijk heb
ben en in de toékomst zullen er ook zeker bedrijfs-
genoten zijn die het moeilijk zullen krijgen. Naar
de mening van de Direkteur-Generaal zullen dat
diegenen zijn in de landbouw die geen ondernemer
zijn. Dit ondernemerschap moet zowel nu als in de
toekomst als de belangrijke factor voor de ontwik
keling en resultaten van de bedrijven worden aan
gemerkt. Dit ondernemerschap is evenwel niet zo
maar t« leren. Hiervoor moet men de capaciteiten
hebben. Wel kan men steun ondervinden van het
onderwijs en de instanties zoals de voorlichting
die ten behoeve van de landbouw werken.
OOK DE MIDDENSTAND KENT PROBLEMEN
HE heer Wellen wees er vervolgens op dat de
problemen die we in de landbouw kennen in
een bedrijfstak als de Middenstand ook niet on
bekend is. Hier treft men ook de problemen van
de uitbreiding van bedrijven, de noodzaak van
samenwerken, en de beëindiging van het bedrijf.
Het feit dat in de Middenstandssector de laatste
I jaar van de 80.000 bedrijven er 18.000 zijn ver
dwenen bewijst dat het in deze sector een ingrij
pende problematiek is. De landbouw verkeert in dit
opzicht dan ook niet in een uitzonderingspositie.
De Direkteur-Generaal zei evenwel in -lit ver
band ie willen verklaren «lat het Ministerie van
Landbouw niet de mening is toegedaan dat deze
problemen zc makkelijk op te loss«»n zijn. Als voor
beeld noemde spreker het probleem van afvloeiing
en het kiezen van een ander beroep terwijl men
in de familie van generatie op generatie boer is
geweest. Dit zijn problemen die diep ingrijpen!
Toch komen deze problemen voor. Nu reeds en in
de toekomst nog meer, omdat naar de mening van
jr. Wellen zal blijken dat bejaarde mensen in de
landbouw veelal niet over voldoende ondernemers
capaciteiten beschikken.
SAMENWERKING
AOK het feit dat we in de landbouw te maken
hebben met kleine ondernemingen heeft, aldus
spreker, belangrijke konsekwenties. De landbouw
heeft hiervoor, ook in het verleden, aanvulling ge
zocht in de voorlichting hoofdzakelijk door het
Rijk verzorgd evenals bij het onderzoek en de
organisatie. Ook de zwakke positie op de markt
zowel bij in- als verkoop heeft tot samenwerkings
vormen geleid. Het belang van het tot zo goed
mogelijk tot waarde brengen van de agrarische
produkten blijkt dit ook steeds weer. Zo ook uit
de instelling van de Valorisatiecommissie van het
Landbouwschap, die dit probleem moet bestuderen.
IïoeuTel niet altijd geweldig grote ondernemingen
behoeven te ontstaan, kan toch wel worden gesteld
«lat alleen iets kan worden bereikt als gezamenlijk
wor«lt opgetreden. Als individuele ondernemer is
«lat veelal niet meer te halen.
LEES UW AF TE SLUITEN CONTRACTEN
I7ER VOLGENS wees de heer Wellen nog op de
ontwikkeling van de contractteelt. Het is van
belang dat degenen die contracten afsluiten voe
ling met elkaar houden. Ook de onbekendheid met
de inhoud van de afgesloten contracten is een
zwak punt.
Ken waarschuwing richtte «Ie Direkteur-generaal
tegen liet kopen op afbetaling. Dit is, aldus spre
ker, behalve ongewenst ook onnodig in de land
en tuinbouw. Voor iedereen in deze be<lrijfstak is
het mogelijk voor verstandige investeringen geld
te krijgen. Op deze mogelijkheden wijzen achtte
spreker een taak van de organisaties.
REDELIJK INKOMEN VOOR BOER
IN HET VERSCHIET
TEN AANZIEN van de veranderingen in con-
sumptiegewoonten merkte de heer Wellen
«op dat de landbouw hiervoor begrip moet heb
ben, anders mist men de boot. In dit verband
Kort Verslag van de inleiding gehouden
door ir. J. W. Wellen, Direkteur-Generaal
van de Landbouw, op de Algemene Ver
gadering der Z. L. M. te Goes.
maakte spreker ook enkele opmerkingen over de
'kwaliteit van de produkten; met name in de melk-,
zuivel- en vleessector valt nog wel het een en
ander te verbeteren.
Aan veel van deze factoren is alleen maar iets
te doen als men gezamenlijk optreedt. Hier dienen
we oog voor te hebben, aldus spreker.
De heer Wellen sprak «le verwachting uit «lat als
<le boer aan «leze interne factoren aandacht blijft
besteden afgezien wat er in het kader van de
landbouwpolitiek aan de prijzen zal worden ge
daan (en daar zal volgens spreker ook aandacht
aan worden besteeil) een redelijker inkomen van
«Ie boer in het verschiet ligt.
AANPASSING ONDERWIJS, ONDERZOEK
AOK zal aandacht moeten worden besteed aan
het onderwijs, het onderzoek en de voorlich
ting. Ten aanzien van het onderwijs wees de heer
Wellen op de veranderingen die zich in het land
bouwonderwijs aan het voltrekken zijn en reeds
voltrokken hebben. De lagere landbouwscholen
hebben een nieuw leerprogramma alsook de
Hogere Landbouwscholen. Voor de Middelbare
Landbouwscholen is dit in voorbereiding.
De noodzaak om nu tot combinatie en soms op
heffing van landbouwscholen te komen achtte spre
ker geen symptoom van een crisis maar een aan
passing. Men heeft hierbij na de oorlog een ver
keerde raming gemaakt van het aantal toekom
stige boeren.
Dat er ook een sanering van de M. L. S.-en en
H. L. S.-en noodzakelijk zou blijken achtte spreker
niet onmogelijk. Het zal hierbij zeker in overleg
met het bedrijfsleven moeten gebeuren, aldus spre
ker.
Ook het landbouwkundig onderzoek wordt even
als het onderwijs hoofdzakelijk door de Overheid
betaald. Dit is evenals bij het onderwijs, niets bij
zonders, aldus de heer Wellen.
Ook in andere landen wordt het onderzoek door
de Staat betaald. Wel bijzonder achtte spreker dat
de samenwerking met het bedrijfsleven hier vrij
intensief plaats vindt. Voor vele onderzoekinstitu
ten geldt dan ook de stichtingsvorm. Gaarne zag
spreker deze samenwerking bestendigd en hij
hoopte dat de mensen uit de praktijk in de toe
komst nog meer daadwerkelijk in deze besturen
zouden meepraten om zodoende mee richting te
geven aan het onderzoek.
DE LANDBOUWVOORLICHTING
TEN AANZIEN van de landbouwvoorlichting
wenste de Direkteur-Generaal teneinde
misverstanden te voorkomen te wijzen op de
taak van de voorlichting, dat is: adviezen geven.
De beslissing echter neemt de ontlernemer zelf
voor eigen verantwoording. Als men, aldus spre
ker, redeneert: „Nu heb ik alle adviezen van de
Voorlichtingsdienst opgevolgd en nu zit het mis".
en dan het verwijt richt aan deze dienst dan heeft
men «1e adviezen veel te positief gezien.
Ook in deze sektor heeft men samenwerking ge
zocht met het bedrijfsleven n.l. in de Landbouw
voorlichtingsraden. In deze raden die nu enige tijd
hebben gewerkt is het de taak samen na te gaan
wat men wil t.a.v. de voorlichting.
Er zijn klachten over deze samenwerkingsvorm,
c.a. dat het Rijk toch doet wat het wil. Om hier
aan tegemoet te komen zal men tot reorganisatie
overgaan. Binnenkort zal dit zijn beslag krijgen.
Hierbij zullen de organisaties de samenstelling van
de raden opnieuw kunnen bezien.
Over de taak van «1e Voorlichtingsdienst was spre
ker van mening dat deze goed is verstaan en dat er
zeker belangrijk werk is gepresteerd. We beschik
ken nu over eeo ook in vergelijking met het
buitenland retlelijk bezette dienst. Dit Rijks
apparaat moet in de huitlige omvang dan ook als
maximaal beschouwd worden. Er zal zeker ge-
streefd worden naar een betere opleiding en betere
werkomstandigheden voor de «lienst, maar er zal
beperking ten aanzien van het aantal betracht
worden. Dit hoel't geen bezwaar te zijn indien de
organisaties meer gaan doen op dit terrein «lan ze
nu «loen, aldus «le Direkteur-Generaal. Van belang
hierbij is dat voorlichters van het Rijk en de
standsorganisaties niet door elkaar gaan lopen.
Er zal dan ook een goe«le terreinafbakening moe
ten komen.
Het Rijk zal zich in «le voorlichting moeten be
perken tot het technisch-eeonomische aspect. Hier
mede is men er echter nog niet. Er zijn reeds agra-
risch-sociale voorlichters werkzaam bij de stands
organisaties. Deze voorlichting is groepsvoorlich-
ting, werkt globaal, en richt zich op zaken als be
roepskeuze, vererving, werkgelegenheid enz. Het
Rijk subsidieert hierin voor 60
GEÏNDIVIDUALISEERDE VOORLICHTING
AE nieuw aangekondigde sociaal-economische
V voorlk'hting zal, aldus «le heer Wellen, ge-
indi vidua liseerde voorlichting over genoemde pro
blemen zijn. De organisaties kunnen, aldus spre
ker. niet alleen meer «le belangen van «1e leden
behartigen «loor het prijsbeleid en de E. E. G., maaf
ze zullen de leden ook moeten adviseren over be
rt rijfspvob Jem en, zoals bijv. uitbetalen van loon
aan meewerkentle gezinsleden, financiering, pro
blemen- samenhangende met het feit «lat het be-
drijfsinkomen niet kan worden gehaald, enz.
Zou het hierbij blijken dat de boer geen gezon
de opzet van zijn bedrijf heeft dan ligt de taak
van de organisatie op de voorlichting over moge
lijkheden van intensivering, ontmenging enz. Het
zelfde geldt eveneens indien blijkt dat de boer geen
ondernemer is. Ook dan zal een advies in die geest
gegeven moeten worden.
Een vertrouwensinstantie hiervoor is belangrijk
en deze instantie is niet het rijk maar de organi
satie, aldus spreker.
Het gaat hier, zo beto«>gde de heer Wellen, om
begeleiding van de huidige ontwikkeling en men
moet het niet te somber zien. „Er zal niemand van
zijn bedrijf afgezet worden". Men moet wel «le
problemen nuchter ontler ogen zien!
Omtrent het meespreken van bepaalde vaktech
nische organisaties in de Voorlichtingsraad merk
te de Direkteur-Generaal nog op dat de Overheid
tegen iedereen even vriendelijk is. Wel gaf spre
ker als zijn mening dat het van groot belang moet
worden geacht indien men het onderling eens werd.
Dan kan ook tegemoet gekomen worden aan de
wensen van de praktijk.
VE RBETI ;R1 N G EXTERN E
PRODUKTIE-OMSTAND1G HEDEN
TEN SLOTTE stond de heer Wellen nog st il bij
het belangrijke punt van de verbetering dei-
externe produktie-omstandigheden door de uit
voering van cultuurtechnische werken. De klacht
uit de praktijk is, aldus spreker, dat hiervoor niet
voldoende middelen worden uitgetrokken.
Evenwel is vorig jaar reeds meer en dit jaar
zelfs 12 meer uitgetrokken voor dit werk. Be
halve financiële -bezwaren van verdere uitbreiding
(Zie verder volgende pagina.)