1953
INGEZONDEN.
VRIJDAG 2 1 DECEMBER 196 2
bouw in streekplanvoorschriften e.d. te zeer wat
de plaats van vestiging betreft aan banden zou
worden gelegd, lijkt mij misschien niet direkt
acuut in onze provincie, het kan evenwel ieder
moment de kop opsteken. Ons standpunt in dezen
is dat eventuele bezwaren landschappelijk onder
vangen kunnen worden. Wat dat betreft dienen
de mensen van de ruimtelijke ordening op onze
medewerking te kunnen rekenen. Het zou zeer
onverstandig zijn, dat een provincie als de onze,
die om kansen zit te schreeuwen, mogelijkheden
tot zeer intensieve tuinbouwvestiging, welke zich
qua investeringen en toegevoegde waarde met de
beste industriële vestigingen volledig kan meten,
zou belemmeren. Wij spreken daarom gaarne de
verwachting uit dat het hier gesignaleerde pro
bleem geen Zeeuws probleem zal blijken te zijn.
ORGANISATORISCHE
TUINBOUWPROBLEMEN
DE zeer sterke groei van de belangstelling voor
de tuinbouw in ons gewest, levert ook organi
satorische problemen op. Onze maatschappij heet
in de wandeling Zeeuwse Landbouw Mij, haar
werkelijke, voor de praktijk te langademige naam
is echter Maatschappij tot bevordering van de
Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland. Wie
onze geschiedenis, te boek gesteld door Prof. Bou-
man doorneemt, kent, weet dat een dergelijke sig
natuur geen valse vlag betekent. Zo waren, om
maar één voorbeeld te noemen, in de 2e helft van
de 19e eeuw de discussies over de Zeeuwse spoor
weg en daarop aansluitend de bootverbinding van
Vlissingen naar Engeland met het oog op het be
nutten van de Londense markt vooral voor onze
tuinbouwprodukten, niet van de lucht.
Vooral nu de tuinbouw zich veel meer gespreid
dan vroeger over ons gewest gaat uitstrekken, heb
ben vele onzer leden, welke tevoren alleen akker
bouw- en/cf veehouderijbelangen hadden en nu
tevens in de tuinbouwsektor geïnteresseerd zijn
geworden, zich tot ons Bestuur gewend met de
vraag hoe de Z. L. M. deze zich uitbreidende be
langstelling dacht op te vangen. Uit de vraagstel
ling blijkt dat deze leden een blijvend nauwe bin
ding tot onze Maatschappij op prijs stellen, doch
dat zij" tevens van mening zijn dat bij een expan
derende vraag een expanderend aanbod behoort.
Reeds enige jaren waren wij bezig de nodige aan
passing in dit opzicht voor te bereiden en door te
voeren. Noast de bestaande provinciale tuinbouw-
kommissie heeft dit laatstelijk geresulteerd in de
instelling van volledige tuinbouwkommissies in
vrijwel alle kringen en de benoeming van een
full-time tuinbouwsekretaris.
VERHOUDING
STANDS - VAKTECHNISCHE ORGANISATIE
ITITERAARD komt in een periode als deze de
^verhouding tussen de standsorganisaties en de
vaktechnische organisaties in ons geval in het
bijzonder en in de eerste plaats de N. F. O. en de
Z. G. V. weer naar voren en ten einde de moge
lijkheid tot misverstanden zoveel mogelijk uit te
sluiten, lijkt het gewenst dienaangaande thans
reeds enige opmerkingen te maken. Laten we dan
vooropstellen dat wij niet van mening zijn dat de
standsorganisatie alles kan of moet kunnen.
Laten we tevens tot uitdrukking laten komen, dat
vele vaktechnische organisaties, met name in de
tuinbouwsektor en de pluimveesektor kan men
b.v. onmiddellijk daarnaast noemen goed werk
hebben gedaan en doen in het belang van de be-
drijfsgenoten en dat de standsorganisaties daar
voor dank verschudigd zijn en respekt betaamt.
Dit neemt niet weg dat de standsorganisatie
voor het beleid en voor de vertegenwoordiging ien
aanzien van dat beleid het primaat voor zich op
eist, niet uit een stelling van zelfgenoegzaamheid
of opvullingsdrang, doch uit noodzaak dat haar
funktie bij uitsluiting Ls de belangen-behartiging
van de bedrijfsgenoten in de landbouw met een
grote L. Dat daarnaast vaktechnische organisaties
van allerlei aard, van een grote landelijke organi
satie als de N. F. O. tot een kleine lokale bedrijfs
vereniging toe, hun beste krachten geven om de
boer en tuinder bij te staan in zijn zware strijd om
het bestaan, valt slechts toe te juichen.
De samenwerking van de Standsorganisaties met
de coöperaties is daarbij nog een faktor welke een
aparte behandeling zou verdienen. Ik zal daarop
ditmaal niet of nauwelijks ingaan. Het gaat thans
in het bijzonder om de verhouding tot de zuiver
vaktechnische organisatie.
SAMENWERKING NOODZAKELIJK
HIT alles mag niet betekenen ons inziens dat
op het gewestelijke, nationale en internatio
nale vlak deze organisaties zich buiten het zuiver
technische terrein aan zouden dienen als stem
hebbend vertegenwoordiger van de boer en tuin
der inzake het grote en dagelijkse politieke, eco
nomische, sociale en organisatorische beleid. Ge
lukkig hebben vele vaktechnische organisaties deze
pretentie in 't algemeen niet. Van de zijde van de
standsorganisatie staat daar tegenover begrip dat
in vaktechnische organisaties zeer vaak bij uitstek
deskundige krachten zijn te vinden, wier raadple
ging toch voor de standsorganisatie van bijzondere
betekenis is, juist bij haar bepaling van het beleid
in al zijn facetten. In deze vorm heeft men dan ook
in het huidige bestek samenwerkingen gereali
seerd, zoals b.v. door de benoeming van vertegen
woordigers van vaktechnische organisaties namens
de 3 CLO of in overleg met de CLO in Hoofdaf
delingen en Kommissies van het Landbouwschap.
Alsmede dat naast de drie vertegenwoordigers van
de standsorganisaties in het Produktschap voor
Groente en Fruit ook het C. B. van Tuinbouwvei
lingen hierin een vertegenwoordiger heeft. Het
is mijn stellige overtuiging dat van deze deskun
digheid en deze mogelijkheid tot advisering vanuit
de vaktechnische organisatie en ook vanuit do
coöperaties in de toekomst in toenemende mate
gebruik zal dienen te worden gemaakt. Wij zullen
elkaar op dit terrein veel meer moeten vinden dan
vroeger het geval was.
Uit dit gegeven van noodzakelijker samenwer
king vloeit voort dat men ook gewestelijk elkaar
beter zal moeten leren vinden. Het gaat dan niet
om een naast elkaar leven zonder elkaar pijn te
doen, maar meer om een samenleven met weder
zijds goede kontakten, om een verweven zijn van
aktiviteiten.
Het is ons bekend dat reeds jaren lang op lan
delijk niveau getracht is een vaste afbakening van
taken, ergo een vaste samenwerkingsvorm tussen
de 3 UUO's en de Nederlandse Fruittelersorgani
satie te komen, doch tot nog- toe zonder resultaat.
Het is, waar een en ander zo lang op zich laat
wachten, bij de huidige terechte aandrang onzer
leden niet gewenst dat de Z. L. M. talmt op de weg
die moet worden ingeslagen oir. haar tuinbouw
organisatie at' te bouwen. Onze Vice-Voorzitter en
Voorzitter van de Tuinbouwkommissie, de heer
P. J. J. Dekker, kan ongetwijfeld op kader thans
bogen, om een zo volledig mogelijk patroon van
belangenbehartiging na te streven. De Z. L. M. wil
dit doen en als het enigszins kan gaarne doen in
goede verstandhouding en niet een goede terrein
afbakening tot de N. F. O. in ons gewest. Onzer
zijds wordt daarbij gedacht aan een coördinatie van
publicaties, van vergaderingen, i.c. wederzijdse uit
nodigingen, en aan* een regeling inzake de kon-
tributies. Dit laatste zal ongetwijfeld niet eenvou
dig zijn, maar er is evenmin reden om aan te ne
men dat volwassen mensen elkaar op bet gebied
van een redelijke kontributieverdeling niet zonden
kunnen vinden.
GEEN VERSNIPPERING VAN KRACHTEN
MIJN toehoorders zullen weten en begrijpen dat
wij een eenheid van agrarische organisatie
zoveel mogelijk willen handhaven. Op dit moment,
waar duidelijk wordt, welk een zware taak onze
agrarische bedrijfstak in de nabije toekomst met
een sterk teruglopend aantal mensen te wachten
staat, tekent zich steeds scherper af dat onze
sektor zich niet veroorloven kan zichzelf in hokjes
en partjes op te delen en zodoende zijn kracht te
versnipperen. Ik spreek hier niet over de levens
beschouwelijke verschillen, die aan onze organisa
ties ten grondslag liggen. Mijn opmerkingen ten
deren niet in deze richting. Het gaat er niet om
deelbelangen van de agrarische bedrijfstak uit
sluitend naar eigen voordeel na te jagen en ziel»
om de grote lijnen niet te bekommeren. Let wel,
wij zeggen daarbij geenszins dat deze belangen op
zichzelf niet van uitermate groot gewicht kunnen
zijn voor betrokkenen, doch het gaat er in de eer
ste plaats om dat men met volledige gezamenlijke
en kollegiale inspanning tracht ook juist deze deel
belangen-, gehoord zijn woordvoerders en deskun
digen, in het grote geheel in te passen en tot zijn
recht te laten komen.
Het deelbelang nastreven op zichzelf moge tij
delijk voordelen lijken op te leveren, op den duur
zal het isolement zich wreken. Het is als met de
mens: hij moet in de gemeenschap, in het leven
blijven staan, wil hij deel hebben aan de volheid
daarvan. Wanneer wij de laatste tijd vernemen dat
de voorlichtingsreorganisatie er toe zal leiden, dat
het gewenst is dat de organisaties gesubsidieerde
sociaal-economische voorlichting zullen gaan be
drijven, dan past in zijn vorengeschetste de uit
drukkelijke vraag aan de Overheid deze voorlich
ting slechts in goed overleg met de standsorgani
saties te regelen. En het zal dan een taak zijn voor
de standsorganisatie en het zou een voorwaarde
kunnen zijn dat zij deze voorlichting in goed over
leg met de vaktechnische organisatie regelen. Op
die wijze zal het algemene omvattende karakter
van het werk der standsorganisaties niet tegen
over, maar naast elkaar het technische karakter
van dat der vakorganisaties, welker voorlichting
aan het Rijk zal blijven voorbehouden naar wij
hebben begrepen, zich het beste aftekenen. Onge
twijfeld zullen we over deze zaken van de zijde Ir
Wellen straks meer vernemen.
TENSLOTTE, Geachte Vergadering, zou ik u
willen toevoegen dat voorzover ik mij kri
tisch heb uitgelaten, ik geen kritikus ben van
het type die van anderen wonderen verwacht.
Noch ben ik van mening dat er maar twee
.soorten klassen in de maatschappij zijn, de lui
die meer krijgen dan ze verdienen en de ande
ren, die meer verdienen dan ze krijgen. Integen
deel, de verscheidenheid welke onze westerse
maatschappij kenmerkt is een groot goed, het
moet geen statische verscheidenheid zijn, doch
in zijn doorstroming naar nieuwe maatschap
pelijk,, differentiatie een dynamiek vertonen
die aan de eisen van deze moderne tijd en zijn
deelgenoten beantwoordt. Doch daarbij zal men
ruimte moeten laten voor alle samenstellers
welke deze dynamiek positief gestalte geven.
Dat daarbij de Landbouw met de grote L een
grote rol zal blijven spelen betwijfelen wij niet.
Ook de maatschappij voor de toekomst heet'!
alle positieve krachten nodig en de agrarische
kracht van Nederland kon in een werkelijke
Europese markt wel eens groter blijken dan
vele schriftgeleerden van thans menen.
AAN HET HOOFDBESTUUR DER Z. L. M.
MET belangstelling heb ik in het Zeeuws Land-
bouwblad van 30 november 1962 de notulen
gevolgd van de vergadering van het Hoofdbestuur
van 12 november 1962.
Het Hoofdbestuur bespreekt daar in die ver
gadering dat de noodzaak tot verhoging der con
tributie onvermijdelijk is geworden door o.a. een
aanzienlijke verhoging voor de afdeling tuinbouw,
waarvoor een medewerker is aangesteld, plus uit
breiding van het Z. L. M.-blad met 2 pagina's tuin
bouw.
k ANNEMENDE dat het Hoofdbestuur ervan op
de hoogte is dat, wat de fruitteelt betreft, wij
als fruitteler een uitnemende organisatie bezitten
in de N. F. O., die zijn leden een uitstekende voor
lichting geeft via het weekblad „De Fruitteelt" en
daarnaast lezingen en excursies organiseert en
op die manier alle voorlichting biedt die de mo
derne fruitteler nodig heeft om op de hoogte te
blijven. Ik geloof dat de N. F. O. hierin volledig in
de behoefte voorziet.
Dat dit geld kost is vanzelfsprekend en de fruit
telers betalen dan ook per ha boomgaard 5,
als heffing, met daarnaast lidmaatschap en con
tributie enz.
Nu wat betreft de contributie der Z. L. M.
Ondergetekende, naast fruitteler (dus lid van de
N;F. O.) ook lid van de Z. L. M., betaalt zijn con
tributie voor de landbouwgronden als landbouwer,
maar... daarnaast wordt ook van hem verlangd te
betalen voor de oppervlakte boomgaard.
De gelden af te dragen aan het Landbouwschap
wil ik buiten beschouwing laten. Maar het komt er
dus op neer, dat een fruitteler, die tevens lid is van
de Z. L. M., voor zijn boomgaard op deze manier
dubbel betaalt. Daar zit m.i. iets scheefs in. Maar
dat wordt nog schever getrokken door de nu voor
gestelde contributieverhoging voor 1963; voor het
motief althans.
Want bet lijkt mij volkomen overbodig om naast
de bestaande prima voorlichting der N. F. O., tevens,
voor rekening der Z. L. M. over hetzelfde onder
werp (fruitteelt), nog een voorlichting te krijgen
uit de mond van de Z. L. M. Ook economisch is dat
zeker niet verantwoord.
En op deze manier wordt deze dubbele dus
overbodige voorlichting ook nog betaald door alle
leden der Z. L. M., dus ook de niet-fruittelers.
Waarom dit alles? Graag dus een voorlichting over
uw voorlichting.
Bij voorbaat mijn dank.
Fruitteler/landbouwer
P. M. MAAS, Kortgene.
HET ANTWOORD
JU AAR aanleiding van bovenstaand ingezonden
schrijven willen wij graag liet volgende op-
nierken.
De heer Maas betoogt o.a. dat Iiij dubbel lietaaid
voor de hectaren fruit. Wij menen dat het goed
is er op te wijzen dat bij de N. F. O. voor de opstand
wordt betaald, en bij de Z. L. M. voor de grond. De
juistheid hiervan komt ook tot uiting in de ver
schillende taken die deze organisaties hebben,
taken, die de heer Maas naar onze mening ook zeer
zeker erkent.
De N. F. O. richt zich op het vaktechnische en
geeft hierover aan de fruittelers voorhehrng. Er
zitten echter ook nog andere aspecten aan de voor
lichting;. Daar hiervoor bij de standsorganisatie een
taak ligt, heeft de Z. L. M. een algemene belang-
behartigende taak voor de gehele Landbouw, dus
ook voor de tuinbouw en fruitteelt. Tot nu toe is
ei gelukkig nog weinig aanleiding geweest
voor de standsorganisaties om bijv. t.a.v-. het beleid
voor de tuinbouw op te treden maar dit zal in de
EEG waarschijnlijk anders komen te liggen. Ook
ip Brussel zullen de tuinliouivbelangen behartigd
mooeten worden Tot nu wordt over deze taken,
die door de N. F. O. worden onderschreven, wel
eens wat de weinig gehoord.
Wat betreft het soms wel eens ontbreken van
een duidelijke terreinafbakening in de praktijk en
de mogelijkheden van samenwerking van Z. L. M.
en N. F. O. Willen wij graag naar de desbetreffende
passage in de openingsrede van de algemeen voor
zitter ir. M. A. Geuze verwijzen. Deze passage vindt
u bovenstaand afgedrukt.
Namens het Bestuur Z. L. M.
f