Tuinbouwnummer
Tuinbouw drijft op eigen wieken
KERSTMIS
1962
Ir. M. A. GEUZE
«Officieel orgaan van de MaatschappU tot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland1
HET moet voor de sectoren die
het momenteel zwaar hebben
ki het geheel van agrarisch Neder
land enerzijds neerdrukkend, maar
anderzijds juist bemoedigend wer
ken te weten dat er een belangrijke
bedrijfstak in dit verband is, die
op wellicht in sommige jaren een
postje koolteelt in Noord-Holland
na in staat is geheel op eigen
wieken te drijven. Hoe belangrijk
de Nederlandse tuinbouw is, bewijst
het feit dat deze sector ruim één
zesde van de bruto-produktiewaarde
van de gehele agrarische sector voor
zijn rekening neemt en met zijn
meer dan 1,1 miljard gulden wat
deze waarde betreft de akkerbouw
overtreft. In zijn organisatie, het
Centraal Bureau van de Tuinbouw
veilingen, gekoppeld aan een gedecen
traliseerd veilingensysteem, heeft de
tuinbouw bovendien een in andere
sectoren vaak zwak punt overwon
nen, er is een afzétsysteem opge
bouwd dat voorbeeldig is, niet alleen
in theorie, doch mede gezien de
navolging in het buitenland, ook in
de praktijk.
Op het laatste Landhuishoudkun-
dig Congres te Middelburg heb ik
er op gewezen dat men in het zuid
westen van ons land de schaalver-
andëringen welke thans optreden en
welke onze agrarische wereld in de
huidige verhoudingen ook bedreigen
en aantasten, vaak tegemoet treedt
door de bedrijven te intensiveren,
hetgeen dan vooral geschiedt in de
richting van tuinbouwteelten. Dat de
belangstelling daarvoor zo groot is,
komt ongetwijfeld voort uit het feit,
dat de tuinbouw in het zuid-westen
van het land reeds zo goed inge
voerd was.
Het gehele gebied, omvattende de Zuidhollandse eilanden
en de provincies Zeeland en het kleigebied van West-Noord-
Brabant, beslaat een oppervlakte van ongeveer 240.000 ha
cultuurgrond, waarvan reeds ongeveer 23.000 ha, dus 10 o
in gebruik is voor tuinbouwdoeleinden. Het Delta-gebied
behoort dan ook, schreef Ir. Van Hennik in het Deltanum
mer van „Groenten en Fruit" van 21 december 1961. tot de
agrarisch intensieve gebieden in ons land, waar de tuin
bouw van grote betekenis is. Op de Zuidhollandse eilanden
kwam de groenteteelt het sterkst tot ontwikkeling, in Zee
land en West-Brabant daarentegen de fruitteelt en dat zijn
dan ook de belangrijkste sectoren, resp. met 7.000 ha en
9.000 ha.
Volgens een globale berekening kon de produktiewaarde
van de tuinbouw hier in 1960 gesteld worden op f 126 mil
joen, waarvan ongeveer f 56 miljoen voor rekening van de
groenteteelt en f30 miljoen van de fruitteelt. Wanneer we
de wijzigingen van de laatste jaren volgens gegevens van
de mei-telling van het C.B.S. nagaan, dan is in delaatste
4 jaar (tussen 1957 en 1961) in Zeeland het areaal pit- en
steenvruchten gestegen van 4.130 tot 4.747 ha en in West-
Noord-Brabant van 432 tot 525 ha. De oppervlakte groente
in de open grond van totaal Zeeland en West-Noord-Brabant
1.048 ha tot 4 jaar later 1.478 ha; groente en fruit onder glas
van 19,3 op 25,1 ha; bloembollen van 262 op 537 ha;.boom
kwekerij van 82,3 op 91 ha, terwijl alleen de oppervlakte
tuinbouwzaden sterk teruggelopen is van 1.597 tot 784. De
toename van het areaal pit- en steenvruchten is veroorzaakt
door uitbreiding van de oppervlakte in bestaande fruitteelt-
bedrijven, maar voornamelijk ook door het stichten van
nieuwe bedrijven in hoofdzaak door zoons van landbouwers,
terwijl volgens de voorlopige uitkomst van de telling 1962
in het plantseizoen 1961/1962 de oppervlakte weer met ruim
300 ha is toegenomen. Nu zijn 300 ha in een jaar nog lang
niet de 3.000 ha die men in de Italiaanse provincie Ferrara
op het ogenblik per jaar bijplant, maar het is toch een zeer
respectabel areaal. In de rubriek klein fruit is de nodige uitbreidng hoofdzakelijk toe te
schrijven aan uitbreiding van de teelt van aardbeien en zwarte bessen. Bij de rubriek
groente in de open grond valt de uitbreiding van het areaal voornamelijk toe aan contract
teelten, o.a. van bonen en augurken en daarnaast een intensivering van de kleinere land
bouwbedrijven d.m.v. de teelt van grovere tuinbouwgewassen, w.o. vroege aardappelen en
een vrij sterke uitbreiding van de teelt van wintefbloemkool. Op het ogenblik bestaat er
bovendien een zeer grote belangstelling voor het bouwen van glasopstanden, niettegen
staande de hoge investeringen die daarvoor nodig zijn.
T^E moeilijkheden omtrent het vergunningenbeleid voor de kassenbouw dreigden op dit
moment welhaast een nekslagachtige uitwerking te hebben. Gelukkig zijn de acute
problemen eerst weer opgelost. De tuinbouw zal er echter geen genoegen mee kunnen
nemen dat de grote mogelijkheden, welke de E.E.G. ons in het algemeen gaat bieden, in
belangrijke mate geblokkeerd zullen gaan worden door een beleid, dat naar onze over
tuiging met de moeilijkheden voor de woningbouw niets of in zeer onbetekenende mate
te maken heeft. De kassenbouw en de kassenbouwer doen geen afbreuk aan de normale
woningbouw Het zou fnuikend zijn wanneer over onze grenzen andere tuinders van hun
regeringen ondertus'sen de gelegenheid via daar wel toegestane kassenbouw krijgen zich ten
koste van het potentieel van de Nederlandse tuinbouw kansen te verschaffen.
Tot nog' toe vond de grootste uitbreiding plaats rond Kapelle-Biezelinge in de vorm
van bouw van warenhuizen voor de teelt van aardbeien en tomaten onder glas, terwijl
daarnaast ook voor Tholen vooral aanvragen liggen. In het bijzonder echter tonen de
cijfers een zeer sterke uitbreiding van het areaal bloembollen. Dit betreft in hoofdzaak
t.w. 490 ha gladiolen, die voornamelijk op de kleinere gemengde bedrijven worden
geteeld. Deze teelt neemt nog steeds toe en volgens de voorlopige telling van 1962 be
draagt de oppervlakte gladiolen in het ambtsgebied thans 648 ha en zijn er liefst 1100
gladiolentelers. De kwaliteit wordt ook door de Hollandse bloembollenteelt als uitzonder
lijk goed beoordeeld.
MET deze wat saaie cijfermatige opsomming hoop ik toch aangetoond te hebben, dat
mijn stelling, dat op een breed vlak de belangstelling voor intensivering in de vorm
van tuinbouwteelt in het Delta-gebied stormachtig toeneemt, niet overdreven is geweest.
Het verdringen van tuinbouwteelten in het gebied van de randstad Holland door industriële
en stadsuitbreidingen, draagt er bovendien toe bij, dat er meer ruimte voor deze tuinbouw-
mogelijkheden in het zuid-westen van ons land komt, terwijl daarnaast het afschaffen
van de Wet Vervreemding Landbouwgronden de grotere vrijheid die dientengevolge in
het grondverkeer zal onstaan, de benutting van de zuidwestelijke gronden voor dit doel
(Zie verder pag. 1076)