IN RUILVERKAVELINGEN
tlrdelijke zaak!
1061
V R IJ DAG 21 DECEMBER 1962
Or w»w -
-■ y^UfV
c
IX r
V "0 - 1
1 v V '-X i x -
el
LMA,
I
K)llW.
voop
b
rnv te
gen.
genschuur als de zeer eenvoudige laagbouwstal een verdere
kunnen opvangen.
TEN slotte kan, overigens niet zo zeer als nood-
zakelijke instantie, door de bouwheer, maar
ook door de bouwkundige, aan de Rijkslandbouw-
voorlichtingsdienst (Rlvd) om advies worden ge
vraagd. De individuele gang van zaken, ook bij de
boerderijbouw in ruilverkavelingen, brengt mee,
dat in het ene geval, wel of niet bewust, geen ge
bruik van de diensten van de Rlvd wordt gemaakt,
terwijl bij andere gevallen reeds bij de voorberei
dingen tot de bouw om medewerking wordt ver
zocht. Bij dit laatste geval gaat het er dan om dat
voor het bedrijf en de gebouwen bewust naar een
landbouwkundig verantwoorde opzet wordt ge
streefd. Daartoe dient in de eerste plaats, mede op
basis van bedrijfsekonomische begrotingen, te wor
den vastgesteld voor welke produktierichting(en)
en -omvang het bedrijf dient te worden opgezet.
Daarna komt het ontwikkelen van een platte
grond, waarbij o.m. rekening wordt gehouden met
doelmatige arbeid en mechanisatie, alsmede waar
schijnlijke nanpassingsmogelijkheden van de ge
bouwen.
Een dergelijke intensieve landbouwkundige voor
bereiding van de boerderijbouw komt in de ruil
verkavelingen nog te zelden voor. Vaak is het
stadium van ontwerpen reeds zo ver dat de Rlvd
pas wordt gevraagd om een aantal details te kun
nen uitwerken. Op zichzelf is het wel begrijpelijk
dat men de hoofdopzet van een vrijwel voltooid
ontwerp liever onbesproken wenst te laten, doch
het wordt in voorkomende gevallen terecht door
de Rlvd als een taak opgevat de bouwheer op even
tuele konsekwenties voor zijn bedrijfsvoering te
wijzen.
WELKE CONCLUSIES ZIJN UIT DE
RUILVERKAVELIN GSBOERDERIJBOUW
TE TREKKEN
DEPALEN we ons voornamelijk tot de land-
bouwkundige aspekten van de boerderijbouw
in de ruilverkavelingen, dan blijkt over het alge
meen nog te weinig rekening te worden gehouden
met:
a. de mogelijkheid in en om de gebouwen effi
ciënt te kunnen werken en mechaniseren;
b. het aanpassingsvermogen van de boerderij aan
de nieuwe mogelijkheden van bedrijfsvoering.
a. De doelmatigheidsgebreken ten aanzien van
arbeid en mechanisatie kunnen worden terugge
bracht tot een onjuiste indeling van de boerderij
en het erf, alsmede dat met de inrichting van de
gebouwen onvoldoende rekening is gehouden met
de reeds in het verschiet liggende arbeidsmoeilijk-
heden in het bedrijf. Om enkele voorbeelden te
noemen: Het komt voor dat in de boerderij de
rijen rundveestallen niet alle in dezelfde richting
zijn gelegen, dat de voergang te smal is voor
transport of geheel ontbreekt, dat een voldoende
brede voergang voor transport met wagens wordt
geblokkeerd door te smalle deuren of de plaatsing
van andere bedrijfsruimten.
b. Het aanpassingsvermogen van de nieuwe
ruilverkavelingsboerderijen aan de mede door de
ruilverkaveling ontstane mogelijkheden tot ont
plooiing van de bedrijfsvoering blijkt in veel geval
len te zijn onderschat. Met name is dit voor vele
kleinere veehouderijbedrijven het geval. Vaak is
van die boerderijen het grondvlak ingericht, zij het
op iets grotere schaal dan op het oude bedrijf, dus
zowel voor het houden van rundvee als varkens in
één gebouw. Wanneer men dan bemerkt dat dank
zij de ruilverkaveling de arbeid op het veld belang
rijk geringer is geworden en de produktie van het
grasland toeneemt, wordt er al gauw gedacht aan
het produktief maken van de vrijgekomen tijd.
Dus uitbreiding en/of specialisatie van het bedrijf.
Als de varkenssektor wordt vergroot, betekent dat
een nieuwe varkensschuur. De vrijkomende ruim
te in de boerderij zou voor rundvee kunnen wor
den benut, hetgeen neerkomt op een ingrijpende
verbouwing in een nieuwe boerderij.
Bij de grotere bedrijven ligt dit over het alge
meen wat anders, omdat daar, vaak noodgedwon_
gen, de flexibiliteit meer in de arbeidsbezetting
wordt opgevangen. Daar komt het er dikwijls op
neer dat een hogere veebezetting afgestemd op
twee of meer arbeidskrachten vrijwel gehandhaafd
blijft ondanks het teruglopen van het aantal ar
beidskrachten. De oplossing wordt dan gevonden in
meer mechanisatie. Er dient dus meer rekening
te worden gehouden met aanpassingsmogelijk-
heden van de boerderijen, zowel van binnen als
naar buiten. Voorzien dient te worden dat er meer
vee moet kunnen worden opgestald en dat hooi
bergen of andere obstakels een vergroting van het
gebouw niet mogen blokkeren.
In bouwkundig opzicht vraagt men zich meer
en meer af of het beeld van de soms nogal grote
verscheidenheid in boerderijtypen in ruilverkave
lingen noodzakelijk is. In die ruilverkavelingsge-
bieden waar een grote mate van uniformiteit in
bedrijfsvoering en -grootte aanwezig is, moet het
mogelijk zijn het aantal typen beperkt te houden.
Evenwel werkt de individualiteit in de hand dat er
een verscheidenheid van boerderijplattegronden
ontstaat die het moeilijk maakt naar een bouw
kundige gelijkvormigheid te streven.
De bouwkosten van de ruilverkavelingsboerde
rijen vertonen een zeer gevariëerd beeld. Zo is het
niet abnormaal dat bij de kleinste bedrijfsgrootte
(ca. 15 ha) het verschil tussen de duurste en goed
koopste boerderij wel 100 kan zijn. Behalve dat
aan deze enorme verschillen regionale omstandig
heden ten grondslag liggen, is daarbij uiteraard
van groot belang wat voor een boerderij men
bouwt. Een „goedkope" boerderij kan duur zijn,
indien de huisvesting van het vee te gering is.
MOGELIJKHEDEN TOT VERBETERING
MA het voorgaande moet de vraag worden op-
geworpen of er wegen zijn aan te geven
waarbij op Verschillende punten verbeteringen
kunnen worden verwacht. Ik ben van mening dat
die er voor de boerderijbouw in ruilverkavelingen
inderdaad zijn. Het gaat hier immers om aantal
len boerderijen die onder vergelijkbare omstandig
heden worden gesticht.
1. De voorbereiding voor de beslissing de boerde
rij al of niet te verplaatsen zal door de belang
hebbende op basis van de vooruitzichten voor
een nieuw bedrijf zorgvuldig moeten worden
bestudeerd. Hierbij moet in de eerste plaats aan
de bedrijfsekonomische kant aandacht worden
geschonken. Per slot is het op basis van be
drijfsekonomische begrotingen overwegen van
de na te streven produktie tak (ken) al het min
ste wat men kan, maar ook moet doen. Het gaat
om het stichten van een nieuw bedrijf ten koste
van belangrijke investeringen die zullen moeten
renderen. Er zijn bij de Rlvd en boekhoudbu-
reaux voldoende gegevens voorhanden om stu
dies daaromtrent te maken. Het is aan de on
dernemer om daarvan gebruik te maken. Ove_
rigens zal hij ook de privózijde van een derge
lijke stap, niet in het minst wegens de finan
ciële binding, terdege dienen af te wegen tegen
andere alternatieven.
2. Er dient een aantal alternatieve boerderijplatte
gronden te worden ontwikkeld op basis van de
mogelijkheden voor de bedrijfsvoering zoals die
na de ruilverkaveling het beste nagestreefd
kunnen worden. Bij deze keuze-plattegronden,
die het behulp van de specialisten voor boerde
rijbouw van de Rlvd kunnen worden ontworpen,
zal ni de eerste plaats uitgegaan dienen te wor
den van
a. een doelmatige indeling uit oogpunt van
arbeid en mechanisatie en
b. een zo goed mogelijk aanpassingsvermogen
voor de verdere ontplooiing van het bedrijf.
3. Door gezamenlijk overleg zouden de belang
hebbenden een beperkt aantal bekwame archi-
tekten kunnen aantrekken om een beperkt aan
tal boerderijtypen te ontwerpen, uitgaande van
de gekozen plattegronden. Eenerzijds ligt hier
in de mogelijkheid om op architektenkosten te
sparen, doordat één of enkele type(n) ont.
werp (en) voor verschillende opdrachtgevers
worden gemaakt. Anderzijds moet hierin de
prikkel voor de architekt liggen om voor een
meervoudige opdracht met een góed ontwerp te
komen, dat tegen een redelijke prijs kan wor
den gebouwd. In feite gebeurt hetzelfde met de
bouw van series woningen.
4. In principe is het bij een beperkt aantal boer
derijtypen mogelijk deze planologisch over het
ruilverkavelingsblok te verdelen, waardoor het
nieuwbouwgebied van een ruilverkaveling in
aantrekkelijkheid om te wonen en te werken
kan winnen.
5. Bij de bouw zelf zal meer koördinatie kunnen
worden betracht. Het voor verschillende objek-
ten maken, resp. van allerlei verschaffende
spantkonstrukties, kozijnen, de aankoop van
afzonderlijke bouwmaterialen, enz. is in wezen
inefficiënt. Ook hier kan worden aangehaald
dat bij seriewoningbouw een grotere efficiency
kan worden betracht en daarmee lagere bouw
kosten dan bij de bouw van allerlei verschillende
objekten. Er is in dit verband veel voor te zeg
gen om ook het aantal aannemers te beperken
dat de boerderijen in een bepaalde ruilverkave
ling zal houwen.
EEN TAAK VOOR DE
RUILVERKAVELINGSKOMMISSIE.
OOED beschouwd vertonen de hierboven aan.
gegeven wegen inzake de boerderijl>ouw voor
de belanghebbenden een zekere mate van overeen
komst met de ruilverkaveling zelf. Immers bij de
verkaveling leidt een zorgvuldige voorbereiding
tot het ruilverkavelingsplan dat onder leiding en
toezicht van de ruilverkavelingskommissie door
een cultuurmaatschappij wordt uitbesteed, resp.
uitgevoerd. Zoals reeds werd opgemerkt, heeft de
verplaatsing van boerderijen ten doel het belang
van de ruilverkaveling te dienen. Dit is daardoor
een integrerend deel van de ruilverkaveling ge
worden. De bouw van de boerderijen is gedurende
de laatste jaren in de meeste ruilverkavelingen een
terrein geacht dat buiten het eigenlijke beleid in
het verkavelingsgebied staat. De vraag kan worden
opgeworpen of juist een doelmatige boerderijbouw
niet de afronding zal moeten zijn van een geslaag
de ruilverkaveling.
De boerderij zal niet de remmende fakiov mogen
worden, waardoor het profijt van de met zorg en
hoge investeringen tot stand gekomen ruilverka
veling onnodig wordt beperkt. In dat licht kan de
ruilverkavelingskommissie een leidende of stimu
lerende rol vervullen en tot de bouw van aan
vaardbare boerderijen te komen. In de wettelijke
ruilverkavelingen is de bevoegdheid daartoe aan
wezig, in de vrijwillige ruilverkavelingen zullen de
deelnemers deze bevoegdheid aan de kommissie
kunnen verlenen.
Indien de kommissie daardoor zelf te veel belast
zou worden, zou door haar een subkommissie van
belanghebbenden ingesteld kunnen worden, die
zoveel mogelijk in overleg met de belanghebben
den en de ruilverkavelingskommissie de voorbe
reidingen tot een gezamenlijke boerderijbouw treft,
resp. leiding geeft aan de uitvoering daarvan» Het
zal bij een gezamenlijke aanpak van de boerderij,
bouw noodzakelijk zijn dat zoveel mogelijk reke
ning kan worden gehouden met redelijke indivi
duele wensen. Bijvoorbeeld geldt dit voor de wo
ningen en nevensektoren van het bedrijf. In West-
Duitsland, waar de boerderijbouw in ruilverkave-
lingsverband reeds op een dergelijke wijze wordt
gekoördineerd, blijkt dat met zo'n werkwijze zowel
voor de individuele belanghebbende als dc ruilver
kaveling in zijn totaliteit wezenlijke voordelen te
bereiken zijn.
Een boerderij bouwen is op zichzelf reeds een
zaak die voor tenminste één generatie in belang
rijke mate de bedrijfsvoering bepaalt en zware
financiële konsekwenties meebrengt. Voor de
boerderijbouw in ruilverkavelingsverband geldt
dit evenzeer, doch de positieve kansen die zich
daarbij voordoen, ook voor het nieuwe kolo
nisatiegebied en het welslagen van de ruilver»
kaveling, maken de verantwoordelijkheid des te
groter.
Nu er weer een aantal omvangrijke ruilver
kavelingen met de verplaatsing van een groot
aantal boerderijen op stapel staat, zullen ffe
ruilverkavelingskommissies het ruilverkave-
lingsbclang ook dienen dooi* een verantwoorde
boerderijbouw te stimuleren.
Wageningen, november 1962.