BOERDERIJEN BOUWENIP
1060
Een verantlrd
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
n UIL VERKAVELEN is één van de belangrijkste maatregelen waarmee
wordt beoogd de struktuur van de landbouw te verbeteren. Ook in ons
land wordt op grote schaal ruilverkaveling toegepast. Of daarbij van een
„verplichte" of „vrijwillige" ruilverkaveling wordt gesproken., maakt bij de
planning en uitvoering wel enig verschil. Bij beide treedt een ruilverkavelings
kommissie op, bijgestaan door adviseurs, om de ruilverkaveling zo goed mo
gelijk te leiden en te doen slagen. In een verplichte ruilverkaveling heeft de
ruilverkavelingskommissie wettelijke bevoegdheden; in de vrijwillige ruil
verkaveling berust de instelling en taak van de cie op vrijwillige samenwer
king. Bepalen we ons in het volgende voornamelijk tot de „verplichte" ruil
verkaveling, dan wordt daarbij uitgegaan van een door de Cultuurtechnische
Dienst opgesteld plan van voornamelijk wegen, waterlopen en verkaveling,
dat als grondslag voor de stemming dient. Op basis van dit plan wordt bij de
uitvoering zoveel mogelijk tegemoetgekomen aan wensen van individuele be
langhebbenden. Hierbij vervult de ruilverkavelingskommissie een bemidde
lende en met name in de wettelijk verplichte ruilverkaveling een beslissende
rol.
Door de komst van de zgn. ruilverkaveling „nieuwe stijl" gorden binnen
dat kader ook boerderijen verplaatst en kunnen in de voorheen te weinig
ontsloten gebieden geheel nieuwe bedrijven worden gesticht. Dit blijkt een
optimale verkaveling mogelijk te maken. Daarvoor is nodig dat er een vol
doende aantal gegadigden bereid moet zijn de bestaande boerderij te verlaten
om een nieuwe boerderij te stichten in een ander gebied binnen de ruilver
kaveling. Teneinde deze verplaatsing aantrekkelijk te maken, verleent de
Cultuurtechnische Dienst volgens bepaalde normen een subsidie op de nieuw
te bouwen boerderij, terwijl, na aftrek van de waarde der oude gebouwen,
tot een maximale bouwsom mag worden geprofiteerd van de gunstige ruil
verkavelingsfinanciering.
Deze op het belang van de verkaveling gerichte maatregelen blijken tot
nu toe vrijwel overal een voldoende aantal boeren bereid te vinden hun bedrijf
te verplaatsen en een nieuwe boerderij te bouwen. De aanvankelijk gestelde
vrij strenge eisen zijn na enkele jaren vervallen. Teneinde de bouwkosten
van ruilverkavelingsboerderijen zo enigszins mogelijk te verlagen werd later,
gepaard met een wijziging van de subsidienormen, de boerderijbouw aan de
individualiteit van de belanghebbenden overgelaten. Nu dit nieuwe systeem
een aantal jaren loopt, blijkt het zin te hebben na te gaan of dit in de prak
tijk aan de gestelde verwachtingen beantwoordt.
*r~
Gelede boerderij, waarbij zowel de gekombineerde tas- Aigensc
ontplooiing van kum
HOE GAAT IN RUILVERKAVELINGEN DE INDIVIDUELE
BOERDERIJBOUW IN ZIJN WERK
EVENALS bij elk bouwwerk van betekenis komt bij de boerderijbouw de
bouwheer (de eigenaar/gebruiker of verpachter) te staan voor het feit
dat onafhankelijk van de ruilverkaveling noodzakelijk verschillende personen
en instellingen bij het maken van een ontwerp en de bouw moeten worden
betrokken.
Op zijn minst betreft het hier 3 a 4 instanties, n.l. een architekt, een aan
nemer. het gemeentebestuur en de sehoonheidskommissie. Soms blijft het
inschakelen van een architekt achterwege of beperkt tot het tekenwerk. Hoe
wel de bouwheer in de opdracht zijn eisen duidelijk kan formuleren, blijken
deze verschillende instanties het resultaat in belangrijke mate te kunnen be
ïnvloeden, zowel ten gunste als ten koste van het toekomstige bedrijf.
Eenvoudige veldsehuurboerderij, waarin, dank zij het royale grondvlak, een
doelmatige indeling en goede aanpassingsmogelijkheden zijn te verwezenlijken.
Als opdrachtgever heeft de bouwheer zijn eisen zo duidelijk mogelijk vast
te stellen om de bouwkundige in staat te stellen het ontwerp naar de zin van
de opdrachtgever te maken. Deze eisen zullen in de eerste plaats moeten
worden ingegeven door de wijze waarop het bedrijf zal worden gevoerd.
Immers de funktie van de boerderij is vooral wat de veesektor betreft
zeer sterk met de produktierichting(en) van het bedrijf verweven. Met andere
woorden, de boer zal zich er in de eerste plaats zelf op moeten voorbereiden
welke doeleinden hij met zijn bedrijf wil nastreven. Helaas wordt vaak te
vlot een opdracht voor een ontwerp aan een bouwkundige (architekt, teke
naar of aannemer) gegeven, waarbij slechts een aantal statische gegevens
als het aantal op te stallen stuks vee, een tasruimte, werktuigenberging e.d.
worden verstrekt. Oplossingen voor de arbeid en mechanisatie, aanpassings
mogelijkheden van de gebouwen en bouwprijs, die voor de toekomst van
het bedrijf punten van de eerste orde zijn, worden veelal nog te weinig in de
programma's van eisen opgenomen. Het is niet juist om er van uit te gaan,
dat de bouwkundige, behalve de ontwikkeling op zijn eigen terrein, ook die
In de landbouw wel zal beheersen.
De keuze van de architekt is bij de boerderijbouw, in de ruilverkaveling in
het bijzonder, niet altijd een keuze in de juiste zin van het woord. Soms is er
een sterke neiging om liever helemaal geen architekt in te schakelen of ten
hoogste iemand die zgri. een tekening voor indiening van de bouwaanvraag
kan maken. Daarbij wordt dan vaak gedacht dat architekten het ontwerp
onnodig duur maken en met weinig moeite ook aan de boerderij verdienen.
Dat geld zou beter kunnen worden bespaard of besteed aan de bouw van
voorzieningen, die men denkt zich met de kosten van een architect niet te
kunnen permitteren, zo wordt dan geredeneerd. Het is op zijn minst nuttig
om na te gaan pf een architekt zijn bekwaamheid zo mogelijk op het gebied
der boerderijbouw reeds heeft getoond. Niet alleen het kunnen bouwen van
een fraaie boerderij is belangrijk, maar ook de bouw van een doelmatige
boerderij die in verhouding niet duur is. Zo zal n.l. de bekwame bonafide
architekt voor de bouwheer juist degene zijn die een boerderij ontwerpt,
welke aan hoge eisen voldoet en toch niet duurder hoeft te zijn. Ook in de
boerderijbouw bedriegt verkeerde zuinigheid. Kortzichtigheid is voor het ont
werpen van een boerderij die tientallen jaren een belangrijke rol in het
bedrijf moet spelen, niet verantwoord. Vandaar dat de opdrachtgever vooral
gebruik dient te maken van zijn recht dat tegelijk een plicht is een
bekwame architekt te kiezen.
De keuze van de aannemer is minstens even belangrijk als die van een
architekt. De laatste kan de opdrachtgever ook hierbij vaak ten dienste zijn,
omdat hij met de bouwsituatie en de kwaliteit van de aannemers veelal beter
op de hoogte is.
Zo zal het in het ene gebied gewenst zijn die plaatselijke aannemers in te
schakelen die ervaren zijn in het bouwen van boerderijen en daarvoor niet
onredelijke prijzen vragen. In andere gebieden kan een open of beperkte aan
besteding noodzakelijk zijn. Desondanks komen, wat de hoogte van de aan-
neemsom betreft, onaangename verrassingen voor. Daarop is geen enkele
kontróle mogelijk wanneer niet een architekt is ingeschakeld en/of geen
reële begroting van de bouwprijs beschikbaar is. Overigens is ook van grote
betekenis dat een aannemer een goede naam heeft als bouwer, aangezien
de bouw en 'afwerking in belangrijke mate invloed hebben op het te ver
wachten onderhoud van de gebouwen.
Het gemeentebestuur ziet toe of door haar vastgestelde bouwvoorschriften
bij het ontwerp voldoende in acht zijn genomen en het beslist over de aan
vaardbaarheid van het gebouw als zodanig. Op deze punten worden nogal
eens moeilijkheden ondervonden. In de eerste plaats zijn bij menige gemeente
de bouwvoorschriften zodanig gedetailleerd en op menig punt verouderd dat
een kortzichtige letterlijke toepassing daarvan niet alleen de doelmatigheid
van het gebouw kan verminderen, doch ook kostenverhogend kan werken.
Ten aanzien van het al of niet aanvaardbaar zijn van een boerderij of ander
gebouw in het landschap, wordt door de meeste gemeentebesturen advies ge
vraagd aan een zgn. schoonheids- of welstandskommissie. Bij de besluit
vorming over een boerderijontwerp blijkt dat veel gemeentebesturen het ad
vies van deze kommissies als hun beslissing verklaren met voorbijgaan aan
andere, bijvoorbeeld landbouwkundige, aspekten van het ontwerp. Daarom kan
het uit het oogpunt van toepassing der bouwvoorschriften en besluitvorming
over de vormgeving nuttig zijn dat het ontwerp zonodig met een mondelinge
toelichting wordt ingediend. Dit is in de eerste plaats een taak van de archi
tekt. Deze blijkt in het overleg meer kans van slagen te hebben als het ont
werp ook landbouwkundig verdedigbaar is. Het is in sommige gemeenten
reeds gebruik dat bij boerderijontwerpen door de gemeentebesturen ook
landbouwkundige adviezen worden ingewonnen. Dit voorkomt veelal onnodige
prestigediskussies, ook bij beroepsgevallen in de Raad. Evenwel zal duidelijk
zijn dat de gemeente zeer veel invloed kan uitoefenen op wat wel en niet mag
worden gebouwd en zelfs wijzigingen in het ontwerp kan doorzetten die de
doelmatigheid verminderen, en eventueel de kosten doen oplopen.
Ten slotte dient ook te worden vermeld de rol die de schoonheids-, resp.
welstandskonunissie bij dit alles speelt. Afhankelijk van de samenstelling,
resp. instelling van dergelijke kommisies kan de adviserende taak verschil
lend worden opgevat. Enerzijds wordt daarbij de nadruk gelegd op de totale
architektuur van de te beoordelen ontwerpen, waarbij aan de boerderijbouw
wel eens een symbolische grondslag wordt toegedacht, terwijl men in het
andere uiterste geheel open staat voor de toepassing van nieuwe vormen en
materialen en zich beperkt tot opmerkingen over details van het ontwerp.
Uiteindelijk kan men de schoonheids- en welstandskommissies, adviseren
de instellingen als zij zijn, weinig euvel duiden, ware het niet dat de neiging
van sommige gemeentebesturen om deze adviezen bindend te verklaren, als
een onjuiste verschuiving van de verantwoordelijkheid moet worden be
schouwd. Vandaar dat er in toenemende mate ook bij de boerderijbouw naar
dient te worden gestreefd vooroverleg te plegen met de sekretaris van de
schoonheidskommissie, opdat de overwegingen die tot het ontwerp hebben
geleid bij de beoordeling een rol kunnen spelen.