KRON E'^l^'^landbouwwagen-mestverspréider Strooiregelmaat van kunstmeststrooiers v .7 X,,': ai -'-t' .Fa.Bioek fiöOeenda w«& 1 Een uiterst nuttige machine, die op geen 1 enkel Landbouwbedrijf meer mag ontbreken; sodaal V Bieiswijk: Strooibreedte van een scheef afgestelde eentrigugaalstrooicr in de breedterichting van de machine. (Afb. 1) Meststofverdeling van een scheef afgestelde centrifugaalstrooier bij heen en weer rijden (A) en bij rondrijden (B). (Afb. 2) Bij de schotelstrooiers kunnen ontregeling van de toevoersehuiven, het aankoeken van deeltjes meststof aan het verdeelmechanisme en slijtage oor zaak zijn dat de schotels onderling ongelijke hoeveelheden geven, waardoor de verdeling in de breedterichting onregelmatig wordt. Het strooien op zeer oneffen en kluiterig land moet ontraden worden daar de machine dan gaat Slingeren. Hierdoor wordt het strooibeeld in de rijrichting ongelijkmatig. Voor centrifugaalstrooiers is de juiste afstelling van veel belang. Bij een goede afstelling komt de grootste hoeveelheid meststof midden achter de machine terecht, waarbij de verdeling naar beide zijden regelmatig en lang haam afloopt. Het strooibeeld is dus niet scherp begrensd. De werkgangen Meststofverdeling van een scheef afgestelde centrifugaalstrooier bij gedeeltelijk (A) en bij volledig overlappen (B.) (Afb. 3) moeten elkaar dan ook gedeeltelijk overlappen. Hiermee worden vaak fou ten gemaakt, omdat het strooibeeld veelal niet voldoende wordt vastgelegd. Een indruk van de meststofverdeling kan worden verkregen met een betrek kelijk gering aantal bakken (bijv. zeven), door deze in de breedterichting van de machine op het veld op te stellen. Ook kan de meststof worden opge vangen op karton, waarop een laag olie is gebracht. HET strooibeeld blijkt niet zelden scheef te zijn (afb. 1), waardoor moei lijk een goede verdeling wordt bereikt, vooral als bovendien nog heen en weer wordt gereden (afb. 2A). Rondrijden (afb. 2B) kan de verdeling ver beteren. Zijwind geeft eveneens een scheef strooibeeld. Bij sterke wind moet, indien mogelijk, voor en tegen de wind gereden worden. Beter nog kan men het werk uitstellen tot gunstiger weersomstandigheden. Om geen risico's te lopen verdient het aanbeveling de werkgangen volledig te overlappen. Bij een strooibreedte van 12 meter moet een werkbreedte van 6 meter worden toegepast. Een tussenvorm is ongewenst, omdat dit een ongunstige verdeling geeft. In afb. 3 wordt het effect van gedeeltelijk en volledig overlappen ge demonstreerd bij een scheef strooibeeld. Vanzelfsprekend zijn machines met de grootste strooibreedte in dit opzicht het meest effectief. Poedervormige mest stoffen lenen zich minder goed voor strooien met een centrifugaalstrooier. Zij zijn bovendien gevoelig voor de wind. Daar het strooibeeld gevoelig is voor veranderingen in de hoedanigheid van de meststof moet gelet worden op verschillen in vochtigheid en fijnheid. Een deskundige bediening en gun stige omstandigheden tijdens het strooien zijn voor een goede verdeling dan ook noodzakelijk. Dit laatste geldt ook voor de pendelstrooiers. Het strooibeeld van deze machines is scherper begrensd en minder breed dan van een centrifugaal strooier. Het aansluiten van de werkgangen vraagt hierdoor extra zorg, daar bij een iets te grote werkbreedte een strook onbemest blijft en bij een iets te geringe breedte een strook dubbel bemest wordt. De werkbreedte zal bij poedervormige meststoffen ten hoogste 3 meter en bij gekorrelde meststoffen ten hoogste 5 meter mogen bedragen. Ook bij de pendelstrooier kan een scheef strooibeeld ontstaan door zijwind en foutieve afstelling. Ver betering van de verdeling door volledig overlappen is hier ook mogelijk. Het voordeel van een grotere werkbreedte ten opzichte van schotelstrooiers gaat hierdoor echter verloren. J. BRUMMEL en P. DATEMA. IN het septembernummer 1962 van „Landbouwmechanisatie" is een artikel verschenen, waarin het belang van een goede verdeling van meststoffen bij strooien op het land nhar voren is gebracht. Uit praktijkwaarnemingen en uit gegevens van proefvelden is in dat artikel afgeleid welke eisen aan de gelijkmatigheid gesteld moeten worden. Bij het onderzoek is de verdeling van meststoffen bij verschillende typen kunstmeststrooiers (schotel-, centrifugaal- en pendelstrooiers) tijdens het werk op het land beoordeeld. De machines waren op willekeurige bedrijven in gebruik. Aandacht is ook geschonken aan het strooien met de hand en van de kar of wagen af. De verdeling is vastgesteld door de meststof tijdens het strooien in bakken van 5 dm-' op het veld op te vangen en de hoeveel heid met behulp van maatbuisjes te bepalen. 10 cm3 meststof 5 A Een onregelmatige verdeling, waarbij sommige plekken teveel en andere te weinig krijgen, kan speciaal bij stikstofmeststoffen nadeel geven door opbrengstverliezen, afgezien nog van de schade door hogere oogstkosten (bijv. bij legering van granen) en door kwaliteitsverliezen. Er kon worden berekend, dat in 24 van de 56 gevallen met kunstmeststrooiers opbrengstverliezen van 2 en meer (tot 13 worden geleden, doordat de meststof ongelijkmatig was gestrooid. Dit komt bij granen overeen met 5 tot 10 °/o van de winst. Bij schotelstrooiers was dit het geval bij een derde van de machines, bij centrifugaalstrooiers bij tweevijfde en bij de pendelstrooiers bij tweederde van de machines. Een strooibeeld, dat leidt tot ten hoogste 1 opbrengstder ving, lijkt acceptabel. Bij de kunstmeststrooiers voldeed de verdeling in een derde van de gevallen aan deze eis. Een dergelijk strooibeeld kan zowel met schotelstrooiers als met centrifugaal- en pendelstrooiers verkregen worden, mits de nodige voorzorgen bij de afstelling en bij het gebruik in acht wor den genomen. Om een zo goed mogelijk strooibeeld te krijgen moet bij de verschillende tvnen strooiers op de volgende punten worden gelet: cfn3meststof

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 8