<T^oor cL& Jrouw
Moeder des Vaderlands
december, Dag vati de rechten van de mens
•1026
VAN HET PLATTELAND
ONDER REDACTIE VAN MEVROUW L. N. HUUSMAN—GRIEP
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
DEN schok ging door ons land toen in de morgen van de 28ste november bekend werd, dat Hare
Koninklijke Hoogheid Prinses Wilhelmina Haar aardse leven had beëindigd. Een halve eeuw lang
heeft zij het Nederlandse volk als Koningin gediend. Ruim veertien jaar geleden droeg zij de Kroon aan
haar Dochter over en trok zich terug uit het openbare leven, doch zij bleef een, plaats innemen in het
hart van haar vroegere onderdanen. Dit bleek duidelijk op de morgen van haar verscheiden- toen niet
alleen van de officiële gebouwen de vlag halfstóks woei, doch evengoed van de huizen vhh duizëfiden
eenvoudige burgers.
De thans ontslapen Vorstin uit het Huis van Oranje zal voor alle Nederlanders, die het voorrecht
hadden onder Haar regering te leven, onvergetelijk blijven. Zij heeft steeds een hoge opvatting van haar
taak gehad, die soms bovenmenselijk zwaar moet zijn geweest. Tien jaar oud was zij toen haar vader
stierf en zij reeds op het Koningschap, dat haar wachtte, moest worden voorbereid.
IN haar boek: „Eenzaam, maar niet alleen" be
schrijft zij hoe er vanaf het ogenblik, dat haar
vader stierf veel veranderde in haar jonge leven.
Het was uit met haar ongestoord spelen en zij moest
er bij zijn als haar moeder mensen voor rouwbe
klag ontving. Zij kon niet op tegen de doodse stilte
en de gesloten luiken van „Het Loo", de zwarte
gedaanten met de lange sluiers en het verdriet van
haar moeder.
In de jaren, die volgden, maakte Koningin-
Regentes Emma er tegenover haar kind geen ge
heim van hoe zwaar zij haar taak opvatte. Dc
jonge Prinses begreep als spoedig hoe kort de tijd
was waarin zij volwassen, wijs en verstandig moest
worden en het kleine meisje nam zich eristig voor
haar uiterste best te doen, want spoedig zou zij een
„groot mens" mceten zijn en zó knap, dat zij allerlei
besluiten kon nemen. Zij zag haar moeder als een
beeld van nederigheid en plichtsbesef, als iemand,
die niets van zichzelf dacht, doch bij wie alles erop
gericht was te dienen en aan dat voorbeeld heeft zij
veel gehad.
Haar moeder sprak vaak met haai* over .haar
moeilijkheden en zorgen en hoewel zij gelukkig was
met het vertrouwen, dat haar werd geschonken, toch
was het welecns moeilijk om op de deze leeftijd
alles te verwerken wat zij hoorde. Wel waren er
perioden van ontspanning als Koningin Emma haar
dochtertje meenam voor reizen naar het buitenland,
doch een werkelijk onbezorgde jeugd heen Prinses
.Wilhelmina niet gekend.
Ontroerend zijn de bladzijden, die zij wijdt aan
haar inhuldiging in de Nieuuwe Kerk te Amsterdam.
Haar inhuldigingsrede had zij geheel zelf gemaakt,
doch toen zij zich gereed maakte- voor de plechtig
heid overviel haar een gevoel van grote eenzaam
heid. Haar familieleden waren allen naar de kerk
vertrokken,als allerlaatste haar moeder. De een
zaamheid van de Hoge post, die zij ging bekleden,
was rondom haar. Enige minuten later begon haar
tocht naar de Nieuwe Kerk. De zware Konings
mantel, die om haar schouders hing werd opge
nomen door de adjudanten. Uiterlijk leek zij onbe
wogen, doch met angst in het hart vroeg zij zichzelf
af of zij straks inde kerk nog een woord zou
kunnen uitbrengen. Zij schrijft verder: „In de kerk
viel het gevoel van eenzaamheid van mij af en de
actie maakte weer een mens van mij."
\7ELEN, die destijds de inhuldiging bijwoonden
waren diep onder de indruk van de jonge,
beeldschone Koningin, doch evenzeer vervuld van
medelijden. Een Franse journalist, fluisterde met
tranen in. de ogen 'tegen zijn buurman: „pauvre
enfant" (arm kind). v: -
Vanaf dat ogenblik trok Koningin Emma zich
plichtmatig stipt terug van alles wat régeren was.
Haar dochter was nu de regerende .vorstin.
Getrouw aan de Grondwet heeft Koningin Wil
helmina de taak van het koningschap vervuld. Zij
had zich een helder oordeel over de zaken v i de
staat eigen gemaakt, maar tevens had zij een moe
derlijke zorg voor haar landgenoten. Zij volgde
nauwkeurig de politieke- en maatschappelijke ont
wikkeling en haar handtekening onder de staats
stukken was voor haar meer dan een formaliteit.
Zij was een krachtige persoonlijkheid met een
sterke wil en zij kon haar zware taak volbrengen
dank zij een nooit geschokt Godsvertrouwen. Dit
vertrouwen verliet haar niet toen zij in vrijwillige
ballingschap tijdens de donkerste jaren van ons
volksbestaan in Londen verbleef. Gedurende die
bange oorlogsjaren heeft zij de belangen van het
Nederlandse volk tot het uiterste verdedigd. Dui
zenden onder ons hebben via hun clandestiene radio
moed_ geput uit de hooggestemde redevoeringen, die
„ónze Koningin'* dè ether inZond. Het is vooral door
haar strijd en beproeving, dat zij Zich ëën grote
plaats heeft verworven in de harten van haar 'onder
danen.
X_I ET was in Zeeland, dat zij voor het eerst weer
voet op bevrijde Nederlandse bodem zette. In
alle eenvoud keerde zij terug tot haar volk, zonder
ceremonieel, zonder vertoon en juist daarom was zij
op dat ogenblik misschien meer nog dan ooit tevoren
„onze geliefde Koningin".
Na de bevrijding moest zij met haar volk een
nieuwe wereld betreden, een wereld, die in velerlei
opzicht fundamenteel gewijzigd was. Zij doorzag
deze veranderingen, ging voor in het verwerpen
van verouderde opvattingen, en had een nuchtere
kijk op de positie, die ons land in de veranderde
wereld innam.
Maar de oorlogsjaren hadden veel van haar
krachten gevergd en zij voelde, dat in de nieuwe
tijd met zijn stormachtige ontwikkeling zij haar
zware taak aan een jongere generatie moest over
dragen. Daarom deed zij na een regeringsperiode
van vijftig jaar afstand van de troon ten behoeve
van haar dochter. Wij hebben het allen gerespec
teerd, dat de vermoeide Koningin zich daarna terug
trok. Het was haar wens, dat aan haar dochjer
de volle luister van het Koningschap zou ten deel
vallen. Daarom wenste zij als Prinses Wilhelmina
onder ons televen en niet als Koningin-moeder.
Wij moeten vrede hebben met haar heengaan.
Het1 was een mooi leven, rijk van inhoud. Deze
Waarlijk Vorstelijke Vrouw heeft haar opdracht be
grepen. Zij diénde op haal* hoge, eénzaihc fx>st,
zoals van èen Vorstin uit het Huis v&h Oranje
werd verwacht.
Op 8 decembber zal haar stoffelijk overschot
als dat van Koningin Wilhelmina in de grafkelder in
de Nieuwe Kerk te Delft worden bijgezet. Haar be
grafenis zal in het wit geschieden, omdat zij de ge
loofszekerheid had, dat de dood de ingang tot het
leven is. Moge „de Moeder des Vaderlands", zoals
haar erenaam luidt dit Leven zijn ingegaan.
OP 10 december a.s. zal het veertien jaar geleden zijn, dat de Algemene
Vergadering van de Verenigde Naties de Universele verklaring van de
Rechten van de Mens aannam.
Jaren van moeizame arbeid waren hieraan vooraf gegaan en de dynamische
vrouw, die mevrouw Roosevelt was, had al haar enthousiasme nodig om deze
arbeid tot een goed einde te brengen. Toch was zij nuchter genoeg om te
begrijpen, dat men er nog lang niet was. Daar de Algemene Vergadering van
de V.N. geen wereldparlement is, zijn de resoluties, die worden aangenomen
niet wettig bindend voor de leden-naties. De opvattingen van die verschillende
naties betreffende „rechten" vertonen grote afwijkingen. Om nu maar eens
éven bij de „rechten van de vrouw" te blijven stilstaan. Over deze rechten
denkt b.v. een Arabaier heel anders dan een man uit een der westerse landen.
In vele Oosterse landen is het nog bedroevend slecht gesteld met de „rechten
van de vrouw". Zij wordt beschouwd als een wezen van lagere orde en heeft
heel weinig over haar leven te zeggen. Miljoenen vrouwen hebben heden
ten dage nog niet eens het recht zich een huwelijkspartner te kiezen. Zij wordt
eenvoudig uitgehuwelijkt en papa strijkt dé bruidschat op. Dit geldt evengoed
voor de welgestelden als voor de minder bedeelden. Zo kan het gebeuren, dat
een meisje voor een paar magere schapen of geiten verkwanseld wordt aan
een jongeman, die ze nauwelijks kent. Heeft die man op een kwade dag genoeg
van haar, dan is het heel gemakkelijk van haar af te komen zonder dat hij
zich om haar bestaan behoeft te bekommeren. Het is weieens goed hierbij eens
even stil te staan want als wij ons bestaan als Nederlandse vrouw met dit
simpele voorbeeld vergelijken, hebben wij alle reden om dankbaar te zijn voor
de vele rechten, die ons zij het na moeizame strijd van vooruitstrevende
vrouwen, geschonken zijn. De jongeren onder ons nemen deze rechten als
vanzelfsprekend aan. Ieder meisje vindt het doodgewoon, dat zij studeren mag
als zij daartoe aanleg bezit. Ieder meisje, iedere vrouw kan deel nemen aan het
maatschappelijk leven en heeft het recht werk te doen waarnaar haar hart
uitgaat.
T3 AS een eeuw geleden was dit alles ondenkbaar. Er zou schande van
gesproken zijn als een meisje van goeden huize buitenshuis ging werken.
Het enige waartoe zij werd opgevoed was „het huwelijk" en de keuze van een
levenskameraad was haar lang niet altijd toegestaan. Dikwijls kwamen weder
zijdse ouders overeen welke jongelui er met elkaar zouden trouwen. Bleef een
meisje ongetrouwd dan was zij, zo haar eigen middelen niet toereikend waren,
gedwongen het genadebrood van haar familie te eten. Maar wat rechten betrof
had de getrouwde vrouw als puntje bij paaltje kwam ook niet zo bar veel in te
brengén. Er warén nog bijna geen Wetten gemaakt om haar rechten te be
schermen. Zo kon nog niet zo heel lang geleden een man zijn loon in drank
omzetten en vrouw en kinderen armoe laten lijden zonder dat ei* iets aan te
doen was. Eén halve eeuw geleden bezat ook de Nederlandse vrouw nog geen
politieke rechten. Een halve eeuw geleden kwamen er geen vrouwen aan te pas
als er een volksvertegenwoordiging of gemeenteraad moest worden gekozen en
toch maakten zij zowat de helft van de bevolking uit.
CEn eeuw geleden werd er over de rechten van de kinderen haast niet
gerept. Zeker, er werd door moeder voor hen gezorgd, zé kregen te
eten en te drinken, doch op oude platen en schilderijen zien wij hoe kinderen
tijdens de maaltijd moesten staan. Alleen de volwassenen zaten. Dit recht
was aan kindex*en niet toegestaan. Spreken aan tafel was aan kinderen geheel
verboden. Dit laatste troffen wij een halve eeuw geleden nog veelvuldig aan
op het platteland. Het gold als zeer onopgevoed als een kind tijdens de maaltijd
sprak.
Vijf en zeventig jaar geleden bleven vele arme kinderen verstoken van
onderwijs. Een halve eeuw geleden waren er geen scholen voor achterlijke
kinderen, werd weinig gedaan voor invaliden en minder validen. Momenteel
zijn wij het er over eens. dat achterlijke kinderen recht hebben op onderwijs,
dat bij hun aanleg past, dat invaliden recht hebben op wat geluk in hun tóch
al trieste bestaan. (Getuige het resultaat van de actie: „Open het Dorp"). Alle
bejaarden hebben recht op pensioen en zo zou ik nog wel een tijdje kunnen
doorgaan. Wij zijn zo gewoon geraakt aan dc „voorrechten", die wij bezitten,
dat wij er niet eens meer bij stilstaan, doch het is goed dit van tijd tot tijd
te doen. Dan worden wij ons misschien bewust van plichten, die tegenover-
rechten staan. Zo kunnen wij als vrouwen, die zoveel rechten verworven
hebben, het één en ander doen op maatschappelijk terrein.
In onze samenleving zijn tallozen, die recht hebben op wat medeleven,
wat hartelijkheid. Dan denk ik speciaal aan eenzame bejaarden, die bijna
nooit bezoek krijgen, aan langdurige zieken, aan invaliden, die nooit buitens
huis komen. Hier ligt echt een terrein voor vrouwen, die hun vrije tijd nuttig
willen besteden. Laten wij, die zoveel rechten hebben verworven ook eens
iets doen voor de bovengenoemde groepen, want nu er geen directe armoede
meer is. menen velen, dat bejaarden en invaliden onze steun niet meer van
node hebben. Laten zij bedenken, dat een spontaan bezoek, een kleine attentie
zonneschijn brengt in een soms triest bestaan. Het mag nooit op een aalmoes
lijken, doch moet zijn een vreugdevolle plicht, die ons door naastenliefde wordt
ingegeven. Die anderen hebben daar recht op.