Gekoeld aardbeiplantgoed
Een preipraatje
989
DINGEN VAN DE WEEK
TUINBOUW Proefstation voor de Fruitteelt
Ir. B. ROELOFSEN
*n de volle grond
te Wilhelminadorp
VRIJWEL elk jaar doet zich het onaangename
feit voor, dat de teler, die aardbeiplanten in
bestelling heeft voor de aanleg van een nieuw
perceel, deze niet op het gewenste tijdstip van de
vermeerderaar ontvangt. Dit tijdstip valt voor de
meeste rassen eind juli, begin augustus. Later uit-
planten gaat ten koste van de ontwikkeling en
produktie in het volgend jaar.
Dooreengenomen wordt eind juli de gewenste
vermeerderingsfactor dan ook niet bereikt. Op dat
moment ontstaat dus de spanning tussen leveran
cier en afnemer, welke nog wordt vergroot door
de opname- en afleveringsbegrenzing per dag van
het vermeerderingsbedrijf.
Een oplossing van deze moeilijkheden werd ge
zocht in het zelf vermeerderen van het (elite)plant-
goed door de teler. Aanvankelijk leek deze methode
zeer bruikbaar, maar in de praktijk bleek de nood
zakelijke ziektebestrijding en opzuivering door
vele telers niet afdoende te worden doorgevoerd,
wat het gevaar van een te snelle degeneratie van
het produktieveld inhield. Algemeen heeft deze
wijze van plantgoedvoorziening dan ook geen in
gang gevonden.
Ook in Amerika kampte met deze problemen.
Hoewel men daar overwegend voorjaarsplanting
toepast, leek het nuttig na te gaan of zomerplan-
ting mogelijk kon zijn. Daartoe ontwikkelde - men
een bewaarmethode om het plantgoed, dat in de
maanden februari tot maart beschikbaar was,
houdbaar op te slaan tot augustus/september. Suc
ces werd geboekt met het bewaren in koelcellen
bij een bepaalde temperatuur en luchtvochtigheid.
PROEFOPZET
IN 1954 heeft het I. B. V. T. te Wageningen zich
reeds met bestudering van genoemde bewaar-
mogelijkheden bezig gehouden, maar hoewel hier
uit positieve antwoorden resulteerden, is op de
mogelijk praktische toepassing niet verder ge
werkt. Vermoedelijk was hier van een andere doel
stelling sprake.
Daarom werden in 1959 oriënterende proeven
opgezet om na te gaan of een praktische, bruik
bare methode kon worden ontwikkeld om in win-
terrust opgenomen plantgoed tot eind juli te be
waren. De resultaten waren van dien aard, dat het
verantwoord was om in 1961/62 een definitieve
proef op te zetten, die gezien het grote belang, op
landelijke schaal werd uitgevoerd.
Bij de proefopzet moest rekening worden gehou
den met een aantal onbekende factoren, die om
praktische redenen tot de volgende werden be
perkt.
1. rasgevoeligheid;
2. herkomst rassen
3. opneemtijdstip plantgoed;
4. al of niet spoelen van het plantgoed;
5. tijdstip witplanten
6. gedrag van het materiaal onder glas.
Enkele factoren, hoewel nog niet beproefd, moes
ten als vaststaand worden aangenomen. Genoemd
moeten worden de koeltemperatuur, die vastge
steld werd op 1° C. De luchtvochtigheid werd,
gezien de Amerikaanse ervaring, op dezelfde wijze
aangehouden op minimaal 95 Het materiaal
werd tenslotte in polyethyleen zakjes van 0.05 mm
dikte verpakt in een aantal van 26 planten per
zak. De koelcel was geheel donker, en van het
mantelkoelprincipe.
VOORLOPIGE RESULTATEN
IJET voor deze proef ontvangen plantgoed was
van verschillende kwaliteit. Senga Sengana
en Regina (afkomstig van de lichte gronden) waren
langgerekt met vele, maar dunne wortels. De be
proefde rassen Talisman, Deutsch Evern, Glasa en
Redgauntlet waren gedrongen met korte en dikke
wortels. Uiteraard had het eerste opgenomen plant
goed (27 november) een aantrekkelijker uiterlijk
dan het op 5 maart opgenomen materiaal. Na ver
wijdering van de dode bladeren van de laatstge
noemde partij bleef in vele gevallen alleen het
hartje over!
In de koelcel bevroren de zakjes tot een harde
klomp en in deze staat was de langste bewaar
periode van enkele objecten dus bijna 9 maan
den. Zodra een bepaalde planttijd was aangebro
ken, werden de zakjes langzaam ontdooid, per ex
presse naar de proefveldhouder gestuurd en zo
snel mogelijk uitgeplant. Voor zover nodig werd
beregening toegepast. De aanslag en hergroei was
opvallend snel, terwijl het percentage uitval, hoe
wel wisselend, gering was te noemen. De drie eerst
geplante series, die niet ontbloemd werden,, gingen
na verloop van tijd bloeien. Het aantal bloemsten
gels per plant was echter gering (1, hoogstens 3),
waardoor een te kleine oogst werd verkregen. Het
zelfde gold voor de onder glas aangelegde proef.
Glasa ontwikkelde zich goed, doch het aantal
bloemstengels bleef te gering. Een dergelijke for-
eering vereist planten met meerdere harten.
Bij de beoórdeling van de proef in begin okto
ber bleek het in het algemeen zeer moeilijk om
duidelijke verschillen tussen de diverse objecten
aan te tonen. In vergelijking met het blanco object
(uitgeplant op datum en wijze zoals ter plaatse ge
woonte is) bleken in vrywel alle gevallen de ge
koelde objecten duidelijk beter te zijn. De plant-
tijöen 19 juni en 3 juli waren zelfs zo goed ont
wikkeld, dat het gewas in 1963 misschien te zwaar
zal worden voor de aangehouden plantafstand. (De
overige plantdata waren 17 juli, 31 juli en 14
augustus.)
Hoewel deze resultaten dus nog niet met cijfers
kunnen worden weergegeven, kunnen in het kort
de volgende (zeer voorlopige) conclusies worden
gemaakt:
1. Er is nog geen wezenlijk verschil in gedrag
tussen de rassen zichtbaar.
2. Er zijn aanwijzingen, dat spoelen minder goed
is dan niet spoelen.
3. Zo lijkt het ook dat de decemberopname van
het plantgoed beter is dan de latere opnamen.
4. Het (overigens geringe) percentage uitval is
in de planttijden 21 juli en 14 augustus het
grootst.
5. De planttijd 17 juli geeft een gewas, hetgeen
op dit moment van het jaar zeer goed mag
worden genoemd. Eerder planten geeft ver
moedelijk een te zwaar, later planten een
te licht gewas.
De mogelijkheid is overigens zeer groot dat deze
conclusies volgend jaar bij het bekend worden van
de produictiecijfers voor een deel herzien moeten
worden.
APNIEUW zien we dit jaar dat het voor het
v artikel uien eigenlijk onmogelijk is om by
het begin van het seizoen verantwoorde voorspel
lingen te doen ten aanzien van het afzetverloop.
Vanaf het begin van het seizoen zijn er dit jaar
hoge prijzen betaald voor dit produkt. Iedereen
was er eigenlijk van overtuigd dat er in septem
ber en oktober teveel werd betaald en dat de ui
hiermede wat prijs betreft boven haar stand leef
de. Het betrekkelijk geringe aanbod werd ge
noemd als oorzaak van de hoge prijs. Dat ge
ringe aanbod was weer een gevolg van de weers
omstandigheden waardoor de uien slecht a('rijpten
en de oogst belangrijk later dan normaal kon be
ginnen.
Ondertussen is de oogsttijd voorbij en zijn alle
daarvoor in aanmerking komende uien opgeslagen
in de bewaarplaatsen en in plaats van een dalende
prijs, zoals wel werd verwacht, zien we op het
ogenblik weer geleidelijk oplopende prijzen voor dit
belangrijke tuinbouwprodukt.
Zo werd eind vorige week voor de export ge
schikte middelkwaliteit rond 26 cent per kg be
taald. De grove uien deden 24 tot 25 cent per kg
en de drielingen werden verkocht tegen prijzen die
lagen rond 38 cent. We mogen dit hoge prijzen
noemen en waar de kg-opbrengst dit jaar ook goed
is geweest, betekent het een. goed teeltresultaat
voor de uientelers.
De produktie wordt dit jaar 18 #/u hoger geschat
dan vorig jaar. Dat zou kunnen betekenen dat er
dit jaar 185 miljoen kg uien voor de handel be
schikbaar zijn. We mogen aannemen dat hiervan
op het ogenblik ongeveer 70 miljoen kg uitgevoerd
zal z.yn zodat er al een flinke hap in gekomen ia.
Van belang voor de afzet is de laatste tijd de
grote vraag van Franse zijde naar Nederlandse
uien. Terwijl het vorig jaar omstreeks deze tijd
praktisch niets naar dit land werd verladen gaaji
er nu dagelijks flinke zendingen naar Frankrijk.
Verder zijn er vanuit Zeeland de laatste tijd ook
veel uien naar Israël verladen. In de laatste week
van oktober ging dat om een hoeveelheid van één
miljoen kg voor dit land. Nu was dat wel een op
zichzelf staande transaklic, maar ze heeft toch ook
weer bijgedragen tot de vaste stemming op de
uienmarkt.
Verder blijft West-Duitsland nog altijd de voor
naamste afnemer van de Nederlandse uien. De uit
voer naar Engeland is enige tijd minder groot ge
weest maar dat gaat nu ook weer veranderen. De
reden hiervan ligt in het feit dat de export van
Spaanse uien naar Engeland sinds enige tijd be
langrijk is verminderd. De goede uien uit dit land
zijn op het ogenblik een heel eind op.
De reden van de grote vraag van Franse zijde
ligt in het feit dat er slechts een gering aanbod
is van de eigen telers. Algemeen verwachten deze
in de komende winter hogere prijzen voor de uien
en daarom wordt er niet veel afgeleverd.
In West-Duitsland is volgens gegevens van het
Produktschap voor Groenten en Fruit de uienoogst
dit jaar ongeveer -/.•>, van het gemiddelde van de
laatste zes jaar.
Er wordt verwacht dat er deze winter op de West-
duitse markt een grote vraag zal zijn naar Neder
landse uien.
Wanneer we dan verder horen dat er Oosl-Euro-
pese landen zijn waar de uien op de bon zijn ge
gaan omdat er te weinig zijn, dan zijn dat berich
ten die de eigenaars van uien moed geven en een
blijvende gunstige afzetmogelijkheid doen ver
wachten. Al met al is er zeker reden lot tevreden
heid voor de Zeeuwse uientelers en wanneer het
nu met de kwaliteit ook nog mee mag vallen, zal
het zeker wel gaan dit seizoen.
Tot de volgende week.
UIA de veilingen werd in 1962 prei gecontrac-
téerd voor 14 cent per kilo. Aanvankelijk was
het weertype voor de teelt van prei niet erg gun
stig. Ten gevolge van de droogte kon er niet tijdig
worden gepoot. Na het uitpoten duurde het vrij
lang eer het gewas doorgroeide. Nu men aan het
oogsten is, valt de kilo-opbrengst niet mee; deze
is lager dan in andere jaren. Er zijn wel bedrijven
waar men aan 500 kg per are komt, doch over het
algemeen ligt de kilo-opbrengst lager, n.l. zo rond
de 400 .kg per are. In de meeste gevallen is het
nodig dat het gewas vlug weggeoogst wordt, daar
het blad veel roestaantasting vertoont. Er is in
middels reeds een flink kwantum prei voor de
fabriek afgeleverd.
Enkele schimmelziekten in prei
TEGEN deze roestaantasting zijn geen bestrij-
dingsmiddelen bekend. Het enige dat men
doen kan, is de prei op een onbeschut perceel ruim
uitpoten.
De aantasting door de papiervlekkenziekte is tot
nu toe niet van ernstige aard. Het is opmerkelijk
dat juist op plaatsen waar het preigewas veel van
de wind heeft te lijden, b.v. op tochtplaatsen rond
en tussen gebouwen en kassen, de aantasting het
eerst en het sterkst wordt waargenomen.
Op bepaalde bedrijven, waar jaarlijks veel prei
wordt geteeld, heeft men te kampen met êen aan
tasting van de wortels door een fusariumschim-
mei. Deze schimmel veroorzaakt vooral in het
jonge gewas veel uitval.
Voorkomen beter dan genezen
WIL men met een korte tijd van onderbreking
weer prei telen op dezelfde grond, dan zal
men erop bedacht moeten zijn dat verscheidene
preiziekten de grond zó kunnen besmetten, dat
het niet meer mogelijk is om een verantwoorde
kilo-opbrengst te verkrijgen. In het bijzonder
denken wij hierbij aan de papiervlekkenziekte en
het fusarium.
Ongetwijfeld zullen de preitelers hun hoofd
schudden wanneer wordt geadviseerd, de oogst-
afval niet onder te ploegen of op de mesthoop te
werpen. Toch zal men toegeven, dat de onder-
geploegde plantenresten even zoveel haaiden van
diverse preiziekten kunnen worden.
Een nog weinig bekende preiziekte
UORIG jaar werd een voor ons land onbekende
ziekte in de prei waargenomen, de Alter-
naria porri. In Zeeland werd deze ziekte alleen
gesignaleerd in Zeeuws-Vlaanderen. Door de on
bekendheid van het ziektebeeld is het niet uitge
sloten dat de aantasting meer voorkwam dan er
is waargenomen.
Wilt u hier eens goed op letten? De bladeren
van de aangetaste planten sterven spoedig af.
Aanvankelijk zijn de zieke plekken in het oiad
wit, doch deze verkleuren paarsrood, waarna het
gehele blad afsterft. Mocht u dit in uw gewas op
merken, wilt u dit dan opgeven aan het kamoor
van de Rijkstuinbouwconsulent of aan één van de
assistenten?
Een aantrekkelijke teelt
pREI telen is voor veel bedrijven aantrekkelijk.
De teelt wordt jaarlijks belangrijker, mede
door de vraag voor de conservenindustrie. De con
tractprijs is niet hoog, zodat men door een hoge
kilo-opbrengst en door rationeel te werken aan
een goed roegeld moet trachten te komen. De
kilo-opbrengst wordt mede bepaald door de kwa
liteit van het plantmateriaal. Dit jaar zijn er vrij
veel oude dikke planten uitgepoot. Zoals reeds
werd opgemerkt, vond dit vooral zijn oorzaak in
de droogte, waardoor niet tijdig kon worden ge
poot. Men zal echter bij de uitzaai er meer mee
moeten rekenen dat een preiplant jong en dun
moet zijn. Het lange wit kan men beter trachten
te verkrijgen door wat aan te aarden dan door
diep te planten. Dus niet te nauw en te diep poten.
Een rijafstand van 35 cm is wel het minimum en
in de rij 20 cm.
M. WATTEL,
Hoofdassistent A - R. T. C., Goes.