Akkerbouwproblemen van nu
Heeft de Veehouderij nog toekomst?"
985
rr
De heer H. J. Muntinga, voorzitter van de Akkerbouwcommissie van het
K. N. L. C., sprak over:
„Het is goed", aldus spreker, „dat we hier vandaag in Den Haag met
zoveel collega's samen zijn gekomen. Anderzijds valt het te betreuren dat
deze massale bijeenkomst noodzakelijk is. Want het wordt toch warempel
de hoogste tijd dat de ernst van de toestand, waarin zich een belangrijk deel
van de Nederlandse landbouw bevindt, doordringt tot hen die hiervoor
mede verantwoordelijkheid dragen.
ft
En de situatie is ernstig!
De positie van de Nederlandse pluimveehouderij
is nagenoeg onhoudbaar, de toestand rond de
vleesmarkt onmogelijk. Zeer terecht dan ook is
onze aandacht vandaag primair gericht op de
situatie van de gemengde en weidebedrijven. Dat
houdt evenwel niet in dat de omstandigheden in
de andere bedrijfstakken, zoals in de akkerbouw
sector, gezond zijn te noemen. Helaas moet ik
vaststellen dat ook daar de moeilijkheden zich op
zijn gaan stapelen.
Het gaat reeds een reeks van jaren steeds moei
lijker met de Nederlandse akkerbouw. Weliswaar
behoeft voor elk gebied van deze sector niet direct
de alarmklok te worden geluid, maar een feit blijft
dat ook de akkerbouwer steeds meer en in ver
sneld tempo achterblijft bij andere bevolkings
groepen. Het redelijk verband tussen de stijging
van de kosten en de prijsontwikkeling is dusdanig
zoek, dat niet eens de helft van de kostenstijging
een compensatie vindt in prijsverhoging. Op ander
gebied ligt dit toch wel geheel anders.
Waar vindt men tegenover een kostenstijging
van 28 in de laatste zes jaren slechts een prijs
stijging van alle produkten of diensten van 11
Terwijl zorg wordt gedragen dat alle andere be
volkingsgroepen terecht hun deel krijgen van de
onze natie deelachtig geworden welvaart, mag de
landbouwende bevolking hier buiten worden ge
houden.
Hoogstens krijgt ze nu en dan een bot toegewor
pen om koest te blijven.
Het blijft een bange vraag, waar de huidige toe
stand de Nederlandse landbouw heenvoert, nu
loonstijgingen onvermijdelijk door moeten gaan.
waar alle andere kosten als raketten omhoog
schieten en waar niet of nauwelijks enig prijs
verhogend element kan worden gevonden.
Mijne heren, al ware dit niet genoeg, voort
durend staan nieuwe aanslagen op de slinkende
financiële draagkracht van de boer te wachten.
Wij weten allemaal dat bijvoorbeeld verdergaande
mechanisatie een dringende eis is om sterk te blij
ven staan in de groeiende economische eenheid van
West-Europa.
We weten allemaal dat cultuurtechnische wer
ken, ruilverkavelingen en technificering steeds
meer aandacht vragen.
Natuurlijk mag en zal men ook aan de Neder
landse akkerbouwer de eis stellen het blijft ge
lijk of hij een groot of klein bedrijf exploiteert
dat wat zijn bedrijfsaanpak betreft hij voor 100 °/o
met zijn tijd meegaat.
ELDERS WEL.
ER moeten nu direct en duidelijk maatregelen
worden getroffen, die het de landbouw in zijn
algemeenheid mogelijk maken zich weer op te
richten en zich sterk te maken tegen de stormen,
die zeker zullen komen, aldus de heer Muntinga.
Want overal in de ons omringende landen wordt
de landbouw wel de kans geboden zich krachtig te
maken. De outillage van de produktie-omstandig-
heden worden in geheel West-Europa dusdanig
gevormd door stimulansen van de overheid, dat
wij de kans lopen onze eerste plaats tussen Noord
zee en Middellandse Zee te verliezen. Overal
wordt positief gestreefd naar zo intensief moge
lijke mechanisatie, naar bedrijfsvergroting. naar
een zo gunstig mogelijke ligging van het bedrijfs
gebouw ten aanzien van de kavels, naar betere
verkaveling en waterbeheersing. Het zijn punten
die ook in onze voortdurende belangstelling lig
gen, maar waarvan de realisering door een schriel
beleid uitgesteld moet worden of te lang op zich
laat wachten. Terwijl andere landen dus haar
landbouw gaan versterken, laat ons land haar
landbouw leven op de grens van het bestaan of
daar beneden.
Bij onze Oosterburen is men bepaald niet van
plan de landbouw te verwaarlozen en daardoor uit
te rangeren wanneer de grenzen volledig wegge
vaagd zullen zijn. Daar zijn in het kader van het
Groene Plan een aantal maatregelen genomen, die
tot doel hebben de agrarische produktiemogelijk-
heden en stevige stimulans te geven. Maatregelen
welke wij in dit verband niet kennen, maar die
alleszins het memoreren van het aangepast toe
passen waard zijn. Zo kan een Duitse boer bij het
verplaatsen van zijn boerderij uit het dorp naar
het midden van zijn landerijen kredieten opnemen
tegen aanzienlijke renteverlaging. Hetzelfde geldt
voor aankoop van gronden waardoor het bedrijf
een redelijke grootte krijgt en de voordelen van
mechanisatie beter tot hun recht doet komen. De
genoemde renteverlaging is voorts van toepassing
op kredieten die verband houden met een volledige
overdracht uit erfenis van de boerderij aan één
erfgenaam ter financiering van de uitbetaling aan
de andere erfgenamen en ook bij overname in
eigen beheer van een dusver verpachte boerderij
of bij het in eigendom verkrijgen van een pacht -
boerderij.
Het gaat hier om een verlaging van het rente
percentage van 31°u voor credieten tot ƒ60.000
gedurende een periode van acht, soms zelfs ver
lengd tot twintig jaar. Eenzelfde verlaging van
rente is in Duitsland voor de boer te verkrijgen
voor de aanschaf van bedrijfsonderdelen, die kun
nen leiden tot Verdere rationalisatie van 't bedrijf.
U hoort het. Het zijn allemaal maatregelen, die
ten doel hebben daar de positie van de landbouw
blijvend te versterken en liefst versneld versterken
met het oog op de toekomst in E. E. G.-verband.
En hiermede is bepaald nog niet alles genoemd
wat de Duitse overheid voor de landbouw doet.
LEGE HANDEN.
ZO zijn er vele voorbeelden te noemen van aan
moedigingen die in het buitenland worden
verkregen. Daartegenover staat de Nederlandse
boer met praktisch lege handen. Zo moge het geen
wonder heten, dat we ook in dit opzicht bezig zijn
c%ize plaats te verliezen. Met uiterste kracht
inspanning staat de Nederlandse akkerbouwer nog
in de voorste gelederen, maar het is de vraag nog
voor hoe lang. Zonder beter, veel beter begrip van
de Nederlandse Overheid kan het niet langer go-
deien.
Soortgelijke eredietfaciliteiten moeten naast dui
delijke prijsverhogende factoren, naast een breder
garantiebeleid (waar blijft onze koolzaadgarantie-
prijs?) de Nederlandse landbouw uit de bestaande
imptsse helpen.
De mechanisatie van de akkerbouw vraagt de
aanschaf van bieten rooiers, combines, persen,
drooginstallaties, aardappelrooimachines, die op
hun beurt gezonde financiering behoeven. Hiermee
kunnen we niet achterblijven op straffe, dat onze
efficiency achterblijft en dat we de vergelijking
met het buitenland niet meer glansrijk kunnen
doorstaan. Want alles gaat door en de vooruitgang
vergt grote bedragen.
En wanneer ik dus nu doeltreffende maatrege
len bepleit met enkele voorbeelden voor ogen,
waarbij ik dan de fiscale discrepantie maar buiten
beschouwing laat, dan doe ik dit niet alleen voor
de akkerbouwsector maar evenzeer en met even
veel kracht voor de gemengde en weidebedrijven en
ook niet alleen om het aanpassingsproces voor-
deze bedrijven mogelijk te maken maar ook uil
sociale en morele overwegingen. De landbouw heeft
recht op begrip en waardering.
En wattneer de Nederlandse Overheid haar taak
in deze ziet, zal de Nederlandse boer blijven tonen
zijn plaats in Nederland en in Europa waard te zijn.
rr
De heer J. L. Nijsingh sprak over het onderwerp:
Spreker begon met de constatering dat het beleid, zoals dit zich met.
name in het afgelopen jaar heeft voltrokken, totaal onvoldoende is geble
ken, en noemde ter illustratie enige veelzeggende cijfers om een overzicht
te geven hoe de bedrijfsresultaten zich in de afgelopen jaren hebben ont
wikkeld.
Zeer duidelijk komt hieruit naar voren de zorgelijke situatie waarin
onze veebedrijven, jnet name op de lichte gronden en de laagveengebieden,
zijn komen te verkeren. Men dient daarbij heel goed te bedenken, dat van
de Nederlandse boer verlangd wordt, dat hij nog kans ziet om zijn normale
bedrijfsrisico's te nemen, zijn ziekte- en ongevallenrisico's voor hemzelf en
voor zijn gezin te dragen, het bedrijf tijdig aan to passen en daarbij tegelij
kertijd bepaalde ouderdomsvoorzieningen te treffen.
Nu moet men mij goecl begrijpen, wij willen als
boeren ondernemer zijn en trachten te blijven. Wij
beseffen heel goed, dat hier bepaalde risico's onlos
makelijk aan zijn verbonden. Alleen wil ik hier dui
delijk stellen, dat bij een dergelijke inkomensont
wikkeling men niet mag an kan verlangen, dat al
deze onzekerheden door het bedrijfsleven worden
gedragen.
MELK PR IJSBE LEID.
Met verontwaardiging dienen wij vast te stellen,
aldus de heer Nijsingh, dat de regering kennelijk
nog niet overtuigd is van de nood die op de goed-
geleide bedrijven heerst, gezien het feit dat de
Minister een richtprijs van 27 cent per kg voldoen
de acht. In een nota aan de leden van de Tweede
Kamer tracht Zijne Excellentie de Minister van
Landbouw zijn prijs te verdedigen middels een
rentabiliteitsberekening voor weide- en gemengde
bedrijven. Dat hij hierbij uitgegaan is van het ge
normaliseerde prijspeil voor vrije produkten is
aanvaardbaar. Wij willen echter op dit moment
wel een schietgebedje doen dat wij deze prijzen
mogen halen.
Irriterend is het feit dat in deze nota de vele
overuren, die de boer gedwongen is te maken, niet
opgenomen zijn, waardoor uiteraard een volledig
geflatteerd overzicht wordt verkregen. Maar ook
al zouden deze informaties zo objektief mogelijk
worden weergegeven, dan nog ben ik absoluut
van mening, dat deze voorspelde inkomensvorming
voor de huidige veehouderij totaal onvoldoende ge
noemd moet worden! Wanneer hierin duidelijk tot
uitdrukking gebracht wordt, dat met deze optimis
tische kijk minstens 2 van de 4 weidegebieden met
een negatief netto-overschot voor de dag komen,
is het toch stellig niet te veel gezegd, dat het boe-
reninkomen ver achterblijft bij dat van de resl
van het Nederlandse volk, om van financiering
van aanpassing van bedrijf en gebouwen maar
niet te spreken.
Om nu maar direkt het gevaar te bezweren, dat
men ons van eenzijdigheid beticht door alles van
de Regering te verlangen, ook wanneer èr min of
meer van overproduktie sprake is, wil ik hier dui
delijk stellen, dat wij vanzelfsprekend verantwoor
ding willen accepteren voor afzet, kwaliteitsverbe
tering, bedrijfsorganisatie e.d.
Wij hebben vernomen dat deze richtprijs van 27
cent, die voor alle melk zal gelden het gevolg is,
van een geheel nieuwe opzet van het garantiebe
leid in de melk- en zuivelsektor. In feite betekent
deze richtprijs dat men, uitgaande van een hogere
verrekenprijs voor coinsumptiemelkprodukten van
30,45 en een gemiddelde getaxeerde waarde van
de industriemelk van ƒ18,85, zal trachten tot een
gemiddelde opbrengst te komen van ƒ20,70. De
boer zal dan een vaste toeslag krijgen van 6,30
per 100 kg.
De Minister heeft kennelijk veel vertrouwen in
onze afzetprestaties omdat hij nu van het bedrijfs
leven verwacht, dat de opbrengst van de industrie-
nielk vijf miljoen gulden hoger zal worden dan
in het afgelopen melkprijsjaar, waarin hijzelf mede
verantwoordelijk was voor de valorisatie van de
zui veïprodukten
De Regering is sterk afgeweken van het mini
mum-voorstel van het Landbouwschap. Het is be
paald niet gewaagd te veronderstellen, dat wij als
boeren uiteindelijk slechts ruim 26!» cent per kg
melk zullen ontvangen.
Als de Minister nu meent, dat hij met een ver
moedelijke verhoging van een halve cent per kg
melk, waarvan de boer straks alle kostenstijgingen
zal moeten l»etalen, de veehouderij uit de donkere
schaduw plotseling mee laat profiteren van de
verblindend wordende welvaartszon van de huidi
ge hoogconjnnktnur, is hij toch wel bijzonder
.slecht ontvankelijk voor de kommervolle omstan
digheden, die wij thans bij voortduring aantreffen
op onze veehouderij- en gemengde bedrijven.
VLEESBELEID.
Naast deze diep teleurstellende ervaring komt:
dan ook nog, om het meer van ergernis en ontevre
denheid even vol te maken, het totaal mislukte
vleesbeleid.
Tot het vorig jaar hebben wij geen bijzonder
grote moeilijkheden in deze gekend, juist door
een slagvaardig en veelal doeltreffend beleid van
het Produktschap voor Vee en Vlees, wanneer de
taxatie van de omzet en aanwas in de kostprijs-
berekeningen te veel dreigde te verschillen van de
werkelijke opbrengst.
Door een samenloop van omstandigheden, hoge
re veedichtheid, M.- en K.zeer, slechte ruwvoeder-
positie, grote vleesimporten, slechte liquiditeits-
positk? op de bedrijven, zijn de vleesprijzen tot een
ongekend laag niveau gedaald. De verliezen voor
de Nederlandse boer bedroegen van jan. t/'m sept.
t.o.v. 1961 voor varkens honderd miljoen en voor
rundvee vijftig miljoen gulden. Met nadruk wil ik
hier vaststellen, mijnheer de Voorzitter, dat dit
zonder meer geen verwijt is aan het P. V. V. Dit
schap heeft wel pogingen gedaan om deze prijs
lawine te vertragen. Om deze prijsduikeling tegen
te gaan moest er veel zwaarder geschut in stelling
gebracht worden, maar de passende munitie ont
brak hiervoor.
Wanneer de Nederlandse Overheid metterdaad
had willen tonen, dat zij de benarde positie van de
Nederlandse Veehouderij goed begreep en zich bo
vendien goed haar morele verplichtingen reali
seerde, had zij de Voorzitter van het P. V. V. niet
met de povere twee miljoen gulden weggezonden.
Rustig druppelt het Argentijnse vlees ons land
binnen, om nog maar niet te spieken van het be
ruchte handelscontract met Denemarken, dat nu
reeds weer zijn schaduw over de markt werpt. Het
schijnt allemaal niet anders te kunnen. Het is
waarachtig om er wanhopig van te worden.
Onze E. E. G.-partners weten er beter raad mee.
Daar worden ettelijke miljoenen in de vleessektor
(Zie vertier volgende pagina.).