Een waardige demonstratie van liet k. IL (1 in Den Haag
„We weten nu waar we met
Min. Marijnen aan toe zijn"
983
Vorige week vrijdag. 16 november, vond in 4 zalen in Den Haag de bijzondere bijeenkomst van het K. N. L. C. en de aange
sloten Gewestelijke organisaties plaats. De belangstelling voor deze demonstratieve vergadering was overweldigend. Meer dan
5000 boeren waren naar de residentie getrokken om op deze wijze te protesteren tegen het huidige regeringsbeleid. Vier sprekers
voerden het woord op deze vergadering te weten de heren Ir. C. S. Knottnerus, G. M. Lambers, J. L. Nysingh en H. J. Muntinga,
De redevoering van de heer Knottnerus nemen wij hieronder vrijwel geheel op. De belangrijkste passages uit de inleidingen van
de overige sprekers vindt U op de volgende pagina's.
Ir. C. S. KNOTTNERUS:
VKMDAG 2 3 NOVEMBER 19 6 3
DE voorzitter van het K. N. L. C., begon zijn belangrijke inleiding met een schets van de situatie,
waarbij spreker wees op het belangrijke hedendaagse probleem voor de landbouw: te grote pro-
duktie in de ontwikkelde landen en te geringe in de onderontwikkelde. De heer Knottnerus stelde daar
bij vast dat van een algeheel overschot in het geheel geen sprake is. De moeilijkheden die uit deze
situatie voortvloeien zijn vele, ook voor de Nederlandse landbouw.
Doordat er voedsel overcompleet is storten de prijzen in, want dit is één van de wetten der economie,
dat de prijs van een goed gelijk staat aan de prijs die de laatste kilo die nog gebruikt wordt opbrengt
m.a.w. als er zoveel is, dat er nog overblijft dan is er helemaal geen prijs meer en nu worden er m.i.
vaak twee denkfouten gemaakt. De ene fout maakt de boer die denkt, dat de overheid iedere produktie
maar tegen de kostprijs moet honoreren en de andere fout maakt overig Nederland, dat meent, dat
de landbouw of de boer zijn produktie maar moet aanpassen aan de prijs, dat doet dan zogenaamd
iedere industrie, dus kan de landbouw dat ook.
MINDER PRODUCEREN?
OP dat eerste wilde ik nu niet ingaan, daar kom
ik straks nog op. Maar deze tweede denkfout
wil ik proberen recht te zetten, aldus de voorzitter
van het K. N. L. C. Men vergeet n.l.. dat de pro
duktie aanpassen aan de prijs betekent, dat men
minder moet produceren en er dus voor moet zor
gen, dat het goed weer schaars wordt. Maar een
schaarse hoeveelheid van een eerste levensbehoef
te betekent, dat er mensen zijn die niet genoeg
zaLlen krijgen en dat wil men niet toestaan. Dan
moet de regering ingrijpen, met een prijsstop om
dat de prijzen te hoog oplopen. Ook moet dan nog
de producent verhinderd worden om zijn pródukten
daar te brengen waar hij de beste prijs kan maken,
n.l. in het buitenland, zoals dit voorjaar met de
aardappelen overduidelijk is gebleken. Wanneer- ik
nog even met deze economen mee mag redeneren
dan moet ongetwijfeld het gevolg zijn, dat de prijs
van zo'n artikel in het buitenland hoger blijft Gfcn
in Nederland, waardoor de buitenlandse teler dus
in het voordeel komt tegenover onze eigen teler
en wanneer deze producent zijn pródukten ook
weer aanpast aan de prijs dan zal deze buitenlan
der langzaam maar zeker de teelt van onze produ
centen overnemen en dan heeft dat, dacht ik. tot
gevolg, dat een belangrijk gedeelte van onze eigen
consumptie moet worden geïmporteerd en dat be
tekent jdan weer, dat onze consument zijn eigen
gïazen ^eeft ingegooid. De buitenlander zal zich
van een prijsstop weinig aantrekken, hij levert dan
eenvoudig niet.
Het is niet mijn bedoeling deze zaak nog eens
weer opnieuw op te rakelen, maar ik trek hieruit
de conclusie, dat de eerste levensbehoeften geen
economische goederen zijn en dat hier andere wet
ten gelden. Daarom is het ook niet waar dat als
men de produktie in Nederland maar aanpast aan
de prijs en als de Nederlandse landbouw zich maar
moderniseert, dat dan geen overheidsmaatregelen
op het gebied van de landbouw meer noodzakelijk
zijn.
Ieiler sociaal-economisch hoogontwikkeld land
wenst, dat zijn voedselvoorziening verzekerd is en
streeft daarom altijd naar een zeker overschot en
daarom zal, hoe rationeel ook do landbouw wordt
gevoerd, een landbouwpolitiek waarbij op de een
of andere wijze de prijzen worden beïnvloed altijd
nodig bleven.
Ieder beschaafd land is tot deze ontdekking ge
komen. De manier waarop verscliilt natuurlijk wel
maar de doelstelling is meestal dezelfde, nJ. een
zo goed mogelijk gebruik maken van de natuurlijke
omstandigheden van eigen bodem en klimaat en
een redelijke beloning van de in de landbouw wer
kenden.
Tot voor kort bestond over dit laatste In Neder
land geen meningsverschil en misschien is dat nog
wel zo en gaan de verschillen meer over de manier
waarop de doeleinden moeten worden bereikt dan
over deze doeleinden zelve.
Er is n.l. een moeilijkheid bijgekomen en die heet
mechanisatie en rationalisatie. De wetenschap, ik
wees er zojuist al op, heeft zich ook sterk met de
landbouwproduktie bezig gehouden en hierdoor is
het mogelijk geworden, dat één man per jaar meer
kan produceren. Het meest sprekende voorbeeld
is misschien wel de melkmachine, welke de boer
Ir. O. S. Knottnerus: Overheid onttrekt zich aan
in staat stelt per uur veel meer koeien te melken.
Deze melkmachine nodigt de boor als het ware
uit meer koeien te houden, waardoor een veel gro
tere hoeveelheid melk op de markt komt. Wanneer
wij zien, dat de hoeveelheid melk die wij in Neder
land heben al volop moeilijkheden geeft bij de af
zet dan komen velen tot de conclusie, dat, wil men
de hoeveelheid melk niet vergroten maar gaat men
per man toch meer produceren, er dan minder
mensen nodig zijn om dezelfde hoeveelheid op de
markt te brengen. Dit nu is het nieuwe feit, dat
gaat meespelen in de landbouwpolitiek en waarom
ik mij afvraag of er een kentering in deze land
bouwpolitiek komt of moet komen.
Voor velen buiten de landbouw is deze vraag
bijzonder eenvoudig te beantwoorden. Zij zeggen
n.l., natuurlijk moet dat gebeuren. Ook de Minister
van Landbouw kondigt een fonds voor rationalisa
tie en bedrijfsbeëindiging aan. Ik geloof, dat ook
velen binnen de landbouw van mening zijn, dat er
teveel personen in de landbouw werkzaam zijn
want volgens de statistiek is de uittocht uit de
landbouw zeer aanzienlijk; met name de categorie
landarbeiders en zoons van kleine boeren zijn reeds
bij duizenden een andere werkkring gaan zoeken
en hebben deze ook gevonden, gezien de zeer kleine
hoeveelheid werkzoekenden in Nederland. Ook in
de categorie kleine bedrijven beneden de 5 ha is
al een sterke achteruitgang te bespeuren. Het is
niet helemaal duidelijk in hoeverre dit alleen maar
statistische beëindigingen zijn en in hoeverre reële,
maar zeker is, dat hier een afname plaais vindt. Tot
zover, zou men zeggen, is er geen vuiltje aan de
lucht. De praktijk bewijst, dat velen de tekenen des
tijds verstaan en daarnaar handelen. Demonstra-*
tief is hier ook nog de sterke teruggang in het aan
tal opvolgers, dat nog op de bedrijven aanwezig is
en dat in sommige streken al beneden de één is
gedaald.
NIET VERDOEZELEN
MAAR VERBETEREN
ER zou dan ook geen reden zijn aan deze zaak
u bijzondere aandacht te besteden, ware het niet,
dat wij misschien door een ongelukkige samenloop
van omstandigheden, misschien ook wel door een
versnelling welke niet was tegen te gaan. missc hien
ook wel door de overgang naar de E. E. G. of door
alle drie ooi-zaken samen, in een situatie waren
geraakt welke het spook van de koude sanering
voor ons oproept, dat vele boeren op het ogenblik
aan de grens van een faillissement brengt. Nu
deze situatie zo is, kan,
dunkt mij, de regering niet
volstaan met de opmerking
dat zij hiervoor geen schuld
draagt; dat het beleid dat
gevoerd wordt steeds in
overeenstemming met het
georganiseerde bedrijfsle
ven is vastgesteld of dat de
afzet van de pródukten
meer tot de taak van het
bedrijfsleven dan tot die
van de overheid behoort.
Trouwens de Minister van
Landbouw erkent ook zelf,
dat de situatie het gevolg
is van een samenloop van
omstandigheden maar hij
rechtvaardigt zijn beleid
met een beroep op struc
turele fouten in de opzet
van gemengde bedrijven,
die hij niet wil verdoeze
len. Nu, dat hoeft ook niet.
Men moet structurele fou
ten niet verdoezelen maai'
verbeteren. Een eerste ver»
eiste hiervoor is, naar mijn
mening, dat de helpende
hand geboden wordt in de
nood-situatie.
Nood-situatie eisen nood
maatregelen en het mag
dan waar zijn dat wij wor
den geconfronteerd met
een situatie welke ook het
bedrijfsleven niet had voor
zien, dit neemt niet weg
dat de overheid de verant
woordelijkheid voor haai'
onderdanen bepaald niet
kan afwijzen.
Goed, laat het zo zijn, dat
cle regering tot de con-
dat het voor de nationale
economie helemaal geen ramp zou zijn als nog meer
mensen de agrarische bedrijfstak verlaten en dat
liet tegendeel alleen maar gunstig voor onze eco
nomie zou zijn. Ik ben van mening, dat dan de over
heid een dergelijke omschakeling zeker mag bevor
deren. Maar dan nog moet haar eerste doel zijti
de situatie weer gezond te maken.
Als wc dan bereid zijn critisch naar onze bedrijfs
tak te kijken, dan moeten we toch concluderen,
dat het teveel aan mensen, die in dc landbouw
werken, niet de enige structurele ,,fout" is. Het
gaat om het probleem de arbeid te vervangen door
kapitaal d.m.v. investeringen. Pas wanneer dat in
voldoende mate mogelijk is, kan men over afvloei
ing praten, die clan overigens zo moet worden aan
gepakt, dat in de eerste plaats met de belangen van
de betrokkene wordt rekening gehouden. Hij brengt
een offer voor de gemeenschap en het lijkt mij
logisch, dat de gemeenschap, die, naar de mening
van de overheid, daarvan profiteert, een gedeelte
en dit profijt ook aan de betrokkene gunt, m.a.w.
wanneer de regering van mening is, dat het wen
selijk is de afvloeiing uit de landbouw ook van be-
drijfshoofden te versnellen, dan dient zij dit onder
redelijke voorwaarden mogelijk te maken.
ROND HOLLANDS
HIT laatste ziet de regering blijkbaar, althans in
principe, wel in, want zij heeft de helft van de
aangekondigde 50 miljoen hiervoor gereserveerd.
Maar dat is dan ook vrijwel alles wat de regering
inziet.
(Zie verder volgende pagina.),
verantwoordelijkheid.
clusie moest komen,