Hoe jong zijn wij?
Basis vormingswerk
PJGN en de tuinbouw
Meisjeswerk P.J.G.N.
J. R. Westerhuis
IN HET BUITENLANDSE plattelands-
jongerenwerk is het 4-H-clubwerk, uit
Amerika afkomstig, een begrip gewor
den. Ook in ons land, birlnen de PJGN,
worden hier en daar pogingen onderno
men om met meer jeugdige groepen in
ëèn daaraan aangepast programma plat-
;elandsjöngerenwerk te ondernemen.
Een bezinning op de toekomst van ons
plattelandsjongerenwerk kan dan ook
i.en bezinning inhouden op de vraag o|
en in hoeverre met groepen van 12
tot 20 jaar plattelandsjongerenwerk ge-
ia an kan worden. Dat we dit werk tot
ui toe zijn begonnen op de leeftijd van
i 6 jaar (en tot 30 jaar) houdt niet in,
:at dit altijd zo zal moeten blijven.
De les uit de geschiedenis. De Neder
landse ontwikkeling van het plattë-
iandsjongerenwerk is begonnen bij de
oud-leerlingenvereniging. Daar was een
leginleeftijd van 16 jaar op zijn plaats.
Oud-leerling blijft men tot in lengte
van dagen, en dat was dan ook in vele
afdelingen wel merkbaar. Maar meer
en mfcèr veranderde het karakter van
do organisatie. De boven-30-jarigen
werden verwezen naar de landbouw-
maatschappijen en de bond van platte
landsvrouwen. De jongeren werden
..jonge volwassenen", die zich gereed
maken voor een zelfstandig bestaan. In
die leeftijdsgroep is met name ook een
1 gemene organisatie, waarin vogels van
diverse pluimage elkaar ontmoeten, op
zijn plaats.
16 tot 20. De groep van 16 tot 20 jaar
v-raagt echter een ander programma,
.dan de twintigers. Deze „tieners" heb-
'bèn een andere belangstelling, die wel-
icht in eigen clubs tot uitdrukking kan
omen.
Iet het wegvallen van de diploma
is van een landbouw- of landbouw-
tuishoudschool valt ook de betekenis
an éen minimumleeftijd van 16 jaar
eg. Men zou zich dus kunnen voor
ellen, dat op het platteland naast plat-
landsjongeren (18-30 jaar) plaats is
oor een vereniging van plattelands-
eugd (12-18 jaar),
Programma voor de jeugdigen. Zo'n
rogeamma voor jeugdigen moet aange
past zijn aan de mogelijkheden en wen
en van deze jeugdigen. Het is een leef-
ijdsgroep, die psychologisch zeer ster-
'•-e ontwikkelingen doormaakt. Een pro-
ramma voor deze groep moet boven
werk was? Ik waag het in twijfel te
nekken. Daarvoor was het te circus
achtig, te zeer in de reclamesfeer ge
trokken.
Wij moeten naar mijn gevoel naar een
geheel andere opzet toe. Daarbij Is het
ook goed te bedenken dat wij ons meer
bewust moeten zijn dat het plattelands
wan onze organisatie, zijn andere wed
strijden vraagt. Naar mijn mening zul
len wij in de zeer nabije toekomst
moeten beginnen 'met de vorm van
wedstrijden waar de verantwoordelijk
heid van de individuele deelnemer
veel en veel groter zal zijn. Ik denk
iiierbij met name ook aan onze jongste
en zo mogelijk aspirantleden. Opfok-
wedstrijden op alle mogelijke gebied.
Verzorgen van een tuin of een onder
deel ervan. Dorpsverfraaiing misschien.
Allemaal dingen waar men langer dan 2
uur mee bezig is. Waar we het gevoel
van krijgen bezig te zijn met iets waar
men ook verantwoordelijk voor is.
Hierbij zal het samenspel met ouders
4n vaak ook de scholen aanwezig moe
ten zijn. Er zal geprobeerd moeten
worden om bij tal van bedrijven fi
nanciële steun te krijgen. Het doel zal
dat zeker mogelijk maken. Naar mijn
mening zal dit soort wedstrijdwerk tot
gevolg hebben dat veel meer leden er
bij betrokken zullen zijn en tegelijk
daardoor een stuk algemene vorming
krijgen dat vele malen groter is dan in
ons huidige systeem.
^Wellicht is het mogelijk om als één
.van de facetten van „Tijd voor Toe
komst" cófe hieraan aandacht tg feggte-
dien de oudëFs K5t gevóel gel/en, dat de
ze jeugd er opbouwend bezig gehouden
wordt.
Ouders en leiders. De leiders zouden le-
cien van de jongerenorganisaties kun
nen zijn: dat geeft de jeugdigen de mo
gelijkheid om voor hulp bij de jonge
nen te kunnen aankloppen. Maar ook
yan de ouders en van onderwijskrach
ten in het dorp zal hulp moeten komen.
Zij zijn het namelijk die met hun gees
telijke steun dit jeugdwerk moeten
stuwen. Dit kan door goedkeurend dit
jverk gade te slaan, maar ook, door
materiaal beschikbaar te stellen: bij
voorbeeld een boerenschuur, waarin
men mag vergaderen.
Plattelandsjeugd. Deze jeugd za] wel-
Mr. G. Stapel
DE PLATTELANDSSAMENLEVING en
het boerenbedrijf worden tegenwoordig
met vele nieuwe ontwikkelingen ge
confronteerd.
De technische vooruitgang bracht aller
eerst een ontwikkeling van het ver
keer. Daardoor kwam men tot vergelij
king van eigen situatie met die in an
dere streken, waardoor de behoefte
groeide aan een hogere levensstandaard.
Deze werd mogelijk gemaakt door de
technische ontwikkeling in de vorm
van industrialisatie.
Platteland en landbouw in een open
wereld. De landbouw komt door deze
ontwikkeling uit een isolement op een
open markt (de wereldmarkt en de
EEG bij voorbeeld). De plattelandsbe
volking wordt opgenomen in een open
samenleving. Cultureel worden de gees
telijke waarden in de smeltkroes van
een open wereld geworpen. Deze situatie
moet uitgangspunt zijn voor platte
landsjongerenwerk.
Doelstelling van vormingswerk ten plat
telande. Alle vorming heeft ten doel om
de mensen te helpen zichzelf te worden?
zich zo volledig mogelijk te ontwikke|
len door de ontwikkeling van al zijn ga
ven van verstand, hart en hand.
Voor plattelands jongeren betekent ditj
technisch en economisch: vorming tot
ondernemer, sociaal: vorming tot mede
burger, geestelijk en Cultureel: vorming
tot mens met kritisch zelfbewustzijn en
verantwoordelijkheid voor de mede
mens.
Dit laatste is uitgangspunt voor de vor
ming van de mens als geheel.
Ondernemerschap. Het boer zijn is géén
levenswijze meer, maar Wordt een mid
del van bestaan. Niet elke boerenzoon
hoeft boer te worden. Dat betekent een
bewuste beroepskeuze, waarbij ouders
en kinderen samen de consequenties
van de keuze zo goed mogelijk moeten
overzien.
Bij bewuste beroepskeuze hoort bewus
te scholing tot het beroep van onderne
mer. Daarbij gaat het niet alleen om te
weten „hoe doe ik het?" maar vooral
ook om „waarom doe ik het?" Juist om
dat de techniek zo snel verandert. De
vorming moet steeds meer gericht wor
den op de dynamiek van deze tijd. Op
dat punt moeten nog veel weerstanden
overwonnen worden.
Ondernemer zijn wil zeggen rationeel
denken, calculeren en doelmatig han
delen. Daarnaast betekent het risico
dragen. Het vraagt, vooral met het oog
op de betrekkelijk kleine economische
omvang van het boerenbedrijf, een gees
telijke instelling gericht op samenwer
king. Daarbij moet het agrarisch on
dernemerschap niet alleen een goed be
staan verschaffen. Het moet ook tijd.
geld, energie en ruimte geven om aan
maatschappelijk en cultureel leven
deel te nemen, zoals dat ook voor an
dere maatschappelijke groepen het geval
is.
Vorming tot médeburger. Het aandeel
der boeren in de plattelandssamenle
ving neemt immers af. Mede daarom
wordt het voor de boer steeds belang
rijker dat hij een goed medeburger kan
zijn in de samenleving. Vroeger had de
fe&sr in «amgsteylog doss tjja&tis
licht k'unnen werken in dé SSëst en am
van de oude burenhulp, ten dienste vare
de dorpsgemeenschap. Daarom moet diS"
jeugd niet alleen bestaan uit boerenjong
geren, maar uit jeugd van alle rangen
en standen. Een ideaal? Ja. Zeker in ons
Nederland. Maar toch is het de moeite
waard te trachten deze ideeën, die ip
het buitenland op vele plaatsen wortel
hebben geschoten, verder uit te werken
en te verwezenlijken.
Er op uit. Het zou m.i. zin hebben,
indien een studiegroep van de PJGR
ging bestuderen welke mogelijkheden
hier liggen. Daarvoor zou onder meer.
een onderzoek moeten worden 'ingesteld
in enkele Europese landen waarin hét
4-H-clubwerk is aangeslagen.
en geboorte zijn plaats en zijn rol. In de
dynamische open samenleving van te
genwoordig wordt het medeburger zijn
een zaak van zelfgekozen verantwoorde-
lij kheid.Daarom moet de vorming tot
medeburger aan de plattelandsjongere
duidelijk maken dat het welzijn van de
dorpsgemeenschap afhankelijk is van
ieders persoonlijk deelnemen daarin. Een
dynamische open samenleving wil tege
lijk zeggen dat zo'n samenleving geen
eeuwig gegeven is maar aan verande
ring onderhevig. De vorming tot medè-
burgerschap zal gericht moeten zijn op
het praktisch meedoen van jongeren on
der andere in het verenigingsleven. Dat
i^ nodig voor het opdoen van ervaring.
Beginnend in eigen dorp zullen zij hun
eigen weg in de wereld moeten vinden.
Men moet tegengaan, dat men zich in
eigen levenskring terugtrekt. De samen
werking met andere bevolkingsgroepen
moet worden bevorderd.
Hoe kan deze vorming bevorderd worg
den? Een kritisch zelfbewustzijn helpt
de mens zich tot een vrij mens te vor
men, een vrijheid bepaald door het be
wustzijn van verantwoordelijkheid voor
mens en samenleving.
Vrijheid en verantwoordelijkheid horen
ijl het mensbeeld van morgen, waarnaar
de mens in religieus en geestelijk op
zicht op zoek is. Ook" met deze geeste
lijke wereld moeten de plattelands jon
geren worden geconfronteerd. Op de
?[rondgedachten, die zich in deze con-
rontatie vormen, zullen de ideeën van
de jongeren moeten berusten over hun
materieel-economische werkzaamheid,
hun ondernemerschap en medeburger
schap en hun plaats als mens tussen
mensen.
0. van Geest I
ËINNEN DE PJGN is het afgelopen
jaar reeds meermalen over de tuin
bouwjongeren gesproken. De tuinbouw-
jongeren zijn reeds naar buiten getre
den via het maandblad, via Kern en
Keur, via persberichten en dergelijke.
Ook in de cursussen van de PJGN
Wordt „Tuinbouw" nu genoemd.
Het gaat hier om een kleine kern
van jongeren uit de tuinbouw die weet
wat ze wil. Ze wil meer tuinbouwjon-
geren een bredere kijk geven op tuin-
bouwvraagstukken en op maatschap
pelijke onderwerpen. Deze jongeren
beseffen dat ze hierbij binnen het
werkterrein van de PJGN blijven, im
mers als we naast het woord land
bouw, de tuinbouw kunnen invullen en
in enkele gevallen dat woord geheel
vervangen door tuinbouw, zijn we er?
Ze maken gebruik van de rijke erva
ring van de PJGN en passen hierbij
ook in een werkthema van een van de
provincies: „Samen kun je meer".
Velen in tuinbouwkringen weten dat
het organiseren van jongerenactivitei-
ten en het betrekken van jongeren uit
de tuinbouw bij deze activiteiten, nood
zakelijk is. „Het is echter zo moeilijk
de jongeren te interesseren, ze worden
tegenwoordig zeven-dagen-in-de-week
bezighouden door hun bedrijf", is een
algemeen antwoord, waar veel waar
heid in schuilt.
Dit is het punt! Er is behoefte aan een
organisatie die tuinbouwjongeren weet
te interesseren in de verantwoorde
lijkheid, die ook de tuinbouwjongeren
hebben v.Qor huil bedrijfstak er)
D
fifêvr.
ten Cgte-
Robers
Ongeveer 6 jaar geleden is er bij de
PJGN een meisjescommissie ingesteld
om de landelijke technische wedstrijden
te organiseren. Deze commissie bestond
uit drie leden en heeft enkele wedstrij
den op ons tweede lustrum te Markelo
georganiseerd. De wedstrijden bestonden
voor de meisjes uit o.a slaatjes maken,
strijken, bloemschikken. De reglemen
ten welke er toen voor werden ge
maakt, konden daarna in de provincies
gebruikt worden. Hiervan werd in en
kele provincies dan ook dankbaar ge
bruik gemaakt.
Na het lustrum werden de volgende
jaren geen landelijke wedstrijden ge
houden. Maar er stond wel iets anders
op stapel, n.l. verschillende reglemen
ten voor wedstrijden voor o.a. bollen
teelt, declamatie. Deze reglementen
werden samengevat in een boekje. Mot
dit wedstrijdenboekje kan elke afdeling
werken. Het is noodzakelijk dat el ice
afdeling zo'n wedstrijdenboekje heeft en
dit ook aan de nieuwe bestuursleden
doorgeeft.
Énkele jaren geleden is de commissie
uitgebreid met vijf leden. Iedere pro
vincie kan iemand afvaardigen in deze
Commissie, zodat elke provincie een
aandeel heeft in het organiseren van
de landelijke wedstrijden. De organisa
tie en voorbereiding zijn steeds in volle
gang. Bij de landelijke organisatie
moet men een paar jaar in het vo
ren denken. De provincies weten dan
welke wedstrijden zij te zijner tijd kun
nen organiseren.
Het zou wel prettig zijn wanneer e'ke
provincie eens voorwedstrijden ging
organiseren. Voor elk onderdeel van een
landelijke wèdstrijd komt dan uit elke
provincie één afgevaardigde, waardoor
tevens het peil omhoog gebracht zou
kunnen worden.
De toekomst. Gaan deze wedstrijden
zoals ze nu worden georganiseerd
op dezelfde voet door? Ik geloof van
niet. Er zullen en moeten altijd techni
sche wedstrijden blijven. Dit is een spe
ciaal element in de PJGN.
Moeten wij bij enkele van onze wed
strijden wel zoveel aandacht schenken
aan de afwerking of moeten we meer
uit het oogpunt van smaak en toepas
sing waarderen. Het laatste is volgens
mij meer noodzakelijk dan het eerste,
vooral in de tijd waarin we nu leven.
In de meisjescommissie kan ook het
volgende wel eens worden besproken:
in stad en platteland worden allerlei
vormen van vrijetijdsbesteding aange
geven. Hier en daar wordt gepraat
over tewerkstelling van meisjes in zie
kenhuizen en oudertehuizen enz. tijdens
hun vrije tijd. Verder kunnen we nog
de vraag stellen of de echte vrije tijd
niet steeds minder wordt door de steeds
meer in de mode komende T.V. en an
dere amusementsmogelijkheden. Het
zijn deze vragen waarover we allemaal
moeten denken en praten, maar waai
de toekomst op kan antwoorden.
de maatschappij. In deze behoefte
voorzien de provincies en de PJGN
reeds voor een gedeelte van de jonge
ren van het platteland. Veelal nog niet
of in geringe mate waar het de jonge
ren in de tuinbouw betreft.
Veel kan samen met de andere leden
van de PJGN worden gedaan in de ac
tiviteiten die reeds worden ontplooid.
Ik denk hier onder andere aan de vier-
weekse, de weekenden en de andere
cursussen en samenwerking bij een
aantal minder regelmatige activiteiten.
Er zal echter in de toekomst naast de
vele gezamenlijke activiteiten ook een
behoefte zijn om „eigen" plaatselijke,
provinciale en landelijke evenementen
te hebben.
Mijn inziens heeft de PJGN tot taak
ook de tuinbouwjongeren te interesse
ren in het werk dat nu wordt gedaan.
Ik hoop van harte dat de PJGN er
met behulp van haar ervaring in zal
slagen om de huidige kleine kern van
tuinbouwjongeren te vergroten. Niet
met als doel de PJGN groter te maken,
maar in het belang van de plattelands-
kngeren uit le tuinbouwgebieden.