GEEN TIJD VOOR TOEKOMST
VOOR DE ORGANISATIE
VOOR DE SAMENLEVING
GEEN TIJD
MEER TIJD
VOOR EIGEN ZAKEN
TIJD VOOR TOEKOMST
ken. Ons oor hoort meer, ons oog ziet meer. Wij reizen, want je moet
wat van de wereld gezien hebben. Wij lezen kranten, boeken, en luiste
ren naar de radio. Je moet „bij" zijn. Dat is een dringende noodzaak,
moet veel beleven. Maar U moet het ook tot in Uw tenen dóórleven. Alle
ervaringen moeten verwerkt worden. Anders krijgen we waterhoofden.
En die zijn er al zoveel. U moet meegroeien, Uw hart moet meegroeien.
De zeer veel, vaak gekompliceerde ervaringen vragen een intense per
soonlijke bewerking en verwerking. Andei's heerst U niet, maar wordt
U beheerst.
npj leven erin. Wij hanteren het gegeven: „tijd". Een uur telt 60
minuten. Vierentwintig uren vormen een dag. Een jaar telt 365
dagen. Dat is de ruimte waarin we leven. Dat is de beperking waarmee
we telkens te maken hebben. De klok tikt. De hele en de halve uren
en vaak ook de kwartieren geeft hij met stemverheffing aan.
Sommigen worden er stapelgek van. Het gaat allemaal zoveel snel
ler en zij voelen zich opgenomen in een stroomversnelling. Door de
enorme vaart spoelen ze aan waar ze niet aan willen spoelen. Als zij
naar de klok kijken draaien de wijzers met een enorme snelheid rond.
Ze weten zich geen raad. Hoe moet dat nou? Moet dat nou? Anderen
hebben de klok als vriend, op een bepaalde klokslag staan ze er mee
op en gaan er mee naar bed. Hun wekker tikt lustig voort. Dat tikken
doet hun niet blikken of blozen. Ze kunnen de regelmaat volgen. In en
door de stroomversnelling besturen ze zichzelf en leggen aan waar ze
willen. Daar nemen zij de tijd voor. Pas daarna varen ze als het ware
de volgende stroomversnelling in. Deze mensen beheersen de tijd. Een
derde catagorie weet niet wat tijd is, een horloge hebben ze niet. Ze
leven er rustig en lustig op los. Komt tijd komt raad. Komt er geen
tijd, nou dan komt er geen raad. Zij krijgen voor hun eigen gevoel
regelmatig of onregelmatig hun natje en hun droogje, 's Avonds 9 uur
is precies hetzelfde als 's nachts één uur. Het doet hun niks. Morgen
niE vraagt ook tijd. „Dat heb ik niet", zeggen de meesten. „Ik maak
V tijd" zeggen weinig anderen met een ironische glimlach. Wij kun
nen niet organiseren maar we moeten het kunnen. Het is zo moeilijk
kontakten te leggen. We willen en moeten het want er ligt een geweldig
geluk in en de E. E. G. eist het. Met domgeboren en niks bijgeleerd kun
nen wij geen boer, huisvrouw, huismoeder, bakker, afdelingschef enz.
worden. Wij moeten alsmaar op de hoogte blijven en bijleren. Samen
leven en anderen verstaan is heel moeilijk. Wij willen het toch kunnen.
De agrarische sektor, de Europese Gemeenschap, het wereldgebeuren
kunnen wij niet doorzien. Zonder dat en zonder dat te beheersen zullen
we ongelukkig worden. De organisatie, de leden van de organisatie met
elkaar geven mogelijkheden. Maar U moet er tijd voor nemen. Echter,
wij hebben geen tijd. Geen tijd om het ideaal te bedenken. Geen tijd om
enthousiast te zijn. Geen tijd om idealistisch te denken. Wij komen net
aan het opzetten van een dor organisatieschema toe. Maar net niet aan
de vreugdesprong. Ook niet aan het bedenken van het originele, het
eigene. Daarom streven we in het organiseren naar perfektie. Het moet
af zijn, er mag geen foutje aan kleven. Maar waar is de aanvullende
fantasie? Daarvoor is ook geen tijd. Dat hebben we wel om te rekenen.
Het is voor sommigen leuk om zich met jongerenwerk bezig te houden.
Financieel mag je er echter niet op achteruitgaan. Dat staat vast.
ACH het is er precies zo. Wij willen leven en prettig leven. Dat kun-
v nen we niet op ons dooie eentje. De ander kunnen we niet missen.
(Stel dat a.u.b. eens duidelijk. Laat dat eens goed inwerken). Leven is
samenleven. Ja, dat geven we toe en we zeggen „kom maar over de
brug". We wachten af wat er komt want wij hebben geen tijd. Wij be
doelen echter geen zin, geen bekwaamheid te hebben. Wij verwachten
niet dat een ander een bepaalde rijkdom in ons zou kunnen ontdekken.
Daarom doen we niks. Wij leven niet mee in de samenleving. Wie daar
wel aan mee wil doen moet inbrengen en bijdragen. Menen dat niet te
kunnen is een miskenning van onszelf. Geen tijd hebben is eigen bedrog.
Trouwens, we hebben wel tijd voor kritiek. Wij nemen de gelegenheid
om bedenkingen te opperen, vraagtekens te zetten, er iets achter te
zoeken. Dat is negatief meedoen als buitenstaander. Als het kon deden
we alles vrijblijvend, want dan kregen we geen kritiek. Waarom ver
wachten we eerder kritiek als lof op ons doen en laten? Al met al leven
we niet in de samenleving en leveren daaraan geen bijdrage. Ook de
P. J. G. doet dat in een te geringe mate. O ja, de statuten wel, maar dat
is geen ding dat zichzelf uit kan dragen. Daarvoor zijn aktieve leden
nodig. Zij zijn er echter te weinig. De weinigen die er zijn, worden be
schuldigd van baantjesjagerij.
Wij moeten goed weten dat de samenleving; de kerk, de burgerlijke
gemeente, de politiek, de dorpsgemeenschap, de plattelandsjongeren-
gemeeenschap, ons niet kan missen. Onttrekken met welk motief dan
ook is jezelf de das omdoen.
komt er weer een dag en hoe die verloopt zie je vanzelf. Morgen zijn
er weer 24 uur, maar zij realiseren het zich niet. Het kan hun niet
schelen waar de stroomversnelling ze heen voert. Van het bestaan van
een stroomversnelling weten ze niet af. Zij zijn immum voor tijd en
voor de klok.
MIETS klinkt zo origineel en zo gewichtig als „ik heb geen tijd". Het
artikel was tijdig gevraagd maar het werd niet geschreven
wantHet hoofdbestuurslid bedankt voor de hoogaangeschreven en
leerzame funktie wantEen lid doet niet mee aan het toneelstuk
Een ander lid denkt niet met zijn bestuursleden mee wantDe jon
gerenorganisatie voelt zich vaak alleen gelaten en daardoor tegen
gewerkt want de ouderen hebbenvoor „de toekomst". Het regel
matige en open gesprek met vader en/of moeder vindt niet plaats
wantJa, ga zo maar door. Geen tijd is vaak een realiteit. Vaak ook
een goedkoop argument of een niet eerlijk excuus. Geen tijd doet het
in deze tijd. Dat denken U en ik en wij zijn er tevreden mee.
Toch telt het jaar nog 365 dagen en een dag 24 uur. De ruimte is
hetzelfde gebleven. Wij hebben net zoveel tijd als vroeger, namelijk 60
minuten in een uur. Onze klokken lopen niet sneller, tikken niet har
der, slaan niet vaker. Het horloge behoeft ons niet te overheersen. Wij
kunnen het horloge beheersen.
AOK dat is niet zo. Toch menen velen dat we meer tijd hebben. Er is
voor de meesten een vrije zaterdag, we hebben meer vrije tijd.
Wij hebben een brommer of een auto en verplaatsen ons sneller. Veel
meer als vroeger kunnen wij alles vlugger weten dankzij krant, radio en
televisie. Eten koken is een peuleschil, want we kopen het in blik. Warm
of goed gekleed gaan gaat gemakkelijker, we kunnen alle kleding kant
en klaar kopen. Wij winnen tijd denken we. Maar op de vrije zaterdag
en zondag moeten veel meer mensen werken dan anders. Dan gaan we
immers op reis, in het restaurant eten, naar de bioscoop enz. Dat deden
we vroeger veel minder. We hebben meer vrije tijd maar het werk ligt
vaak veel verder weg. Wij verreizen meer tijd en eisen tijd van hen
die ons vervoeren. Wij verplaatsen ons veel sneller maar hebben tijd
nodig voor het schoonhouden van de auto en de brommer. Bovendien
zijn er meer monteurs, uitdeukers en autospuiters nodig. De krant, de
radio en de televisie hebben ontzettend veel mensen nodig. Gaat U zó
maar door. Wij winnen tijd en verliezen het aan de andere kant. Meer
tijd bestaat ook niet. Er is slechts sprake van een verschuiving.
hebben we veel tijd nodig. Wij moeten meer weten, meer beleven en
doorleven als vroeger. Specialisatie vraagt een veel hogere vakbe
kwaamheid. Onze opleidingstijd duurt langer. Het op de hoogte blijven
van de ontwikkelingen op vakgebied vraagt meer tijd. De keiharde
konkurrentiestrijd eist een groter onderfcemersvermogen. Anders hou-:
den wij het hoofd niet boven water. In zeer veel beroepen en bedrijfs
takken moet het algemeen-ontwikkelingspeil hoog zijn. Daarom zijn we
genoodzaakt meer jaren voor algemeen vormend onderwijs uit te trek
|V\T hebben we. Er zijn 24 uren in een dag. Als we de tijd niet nemen
of maken dan hebben we geen toekomst. Tenminste, geen eigen
toekomst. In wezen hebben zij die afwachten natuurlijk wel een- toe
komst. Het is de toekomst van de bedeling. Van het afwachten van wat
toegeworpen zal worden. In dit verband zijn we het hartelijk eens met
het „Drie-oren" artikeltje (wat elke maand in liet P. J. G. N.-maand-
blad is te lezen) van oktober, wat wij dan ook citeren:
Wij krijgen wat ons toekomt. Niet minder en niet meer. Wie betaling
in klinkende munt zoekt krijgt betaling in klinkende munt, en niet meer.
Wie de tijd zoekt voor de toekomst krijgt tijd voor die toekomst. Want
de toekomst is het verleden, door een andere deur binnengaan, volgens
een Engels toneelschrijver. Welk motto we kiezen, welke bestuurders
we kiezen-, welke weg we inslaan, welke eisen we stellen: wij zijn het
zelf die deze eisen stellen, we kiezen onszelf, we slaan onze eigen weg
lil- Laat ons hopen, dat er enigen zijn, die behalve aan welvaart ook
aan welzijn en menselijk geluk iets gelegen is.
GERRIT VAN VLIET.