Engeland ei
i de E.E.G.
Resultatenonderzoek op melkbaarheid
Fruitteeltflitsen
UITREIKING 9000e POLIS
m
VRIJDAG 19 OKTOBER 1962
VAN de gebruikseigenschappen bjj rundvee is de melkbaarheid wel het meest belangrijk. De melk
baarheid van een koe is afhankelijk van verschillende faktoren zoals:
vorm, grootte en plaatsing van uier en spenen, verdeling van de melk over de 4 kwartieren, vlot
heid in het geven van de melk, hoeveelheid namelk en duur van het namelken, gedrag van de dieren
bij het melken.
Deze faktoren zijn in sterke mate erfelijk bepaald. Het onderkennen van deze eigenschappen maakt
selectie hierop mogelijk.
Aan het Instituut voor het Veeteeltkundig Onderzoek (I. V. O.) te Zeist is in 1959 begonnen met on
derzoek om de melkbaarheidseigensehappen nauwkeurig vast te stellen. Gezien de grote invloed van
de stier op de veestapel is het in eerste instantie belangrijk de vererving van de stieren omtrent deze
eigenschappen te onderkennen.
GROTE verschillen zijn reeds aangetoond in melkbaarheid bij dochters van bepaalde stieren. Voor het
verkrijgen van deze gegevens worden 25 30 eerste kalfsdochters van een bepaalde stier met een
vierkwartierenmelkmachine gemolken. Alleen eerste kalfskoeien komen hiervoor in aanmerking; im
mers deze zijn nog niet geselecteerd. Het onderzoek vindt plaats tussen de 3e en 22e week ha het kalven.
Met de vierkwartierenmelkmachine wordt de melks nelheid en de verdeling van de melk over de kwar
tieren vastgesteld.
In Zeeland zijn tot nu toe 3 stieren op vererving van melkbaarheid onderzocht. Deze zomer is een on
derzoek ingesteld bij de dochters van de stier Ornea Adolf, 46211 S. R. P., geb. 27-1-1957, eig. K. I.
Vereniging Walcheren, fokker Y. Stienstra Peasens (Fr.) De resultaten van dit onderzoek waren in ver
gelijking met de eerder onderzochte stieren Dokter Lente's Verwachting en Mercedes als velgt;
A ,4 T~\y-> 1 v» T /\r> t I 7 AVIKO
Periode onderzoek
aantal onderzochte dochters
gem. melkgift (melkmaal)
gem. maximale melksnelheid
naar 7 kg melk gecorrigeerd
gem. melkmachinetijd
verdeling melk voorkwartieren
Ornea Adolf
46211 S. R. P.
1821 juni '62
30
7.48 kg
Mercedes
41247 S. R. P.
24—26 apr. '61
29
Dokter Lente's Verwachting
39600 S. R. P.
11—19 juli '60
24
6.71 kg
2.01 kg
4.66 min.
49
5.74 kg
2.89 kg
3.11 min.
48
2.28 kg
4.48 min.
40.4
Uit deze cijfers en overige verzamelde gegevens kan de omschrijving van de vererving betreffende de
melkbaarheid bij deze stieren als volgt worden uitgedrukt:
Melksnelheid: Ornea Adolf: normaal; Mercedes normaal; Dokter Lente's Verwachting; zeer goed.
Verdeling over de kwartieren: Ornea Adolf: slecht; Mercedes: zeer goed; Dokter Lente's Verwachting:
zeer goed. Hoeveelheid namelk: Ornea Adolf; zeer goed; Mercedes: goed; Dokter Lente's Verwachting,
goed. Melkbaarheid: Ornea Adolf; normaal; Mercedes: normaal; Dokter Lente's Verwachting: zeer
goed. Vorm en plaatsing uier en spenen: Ornea Adolf: normaal-matig; Mercedes; goed; Dokter Len
te's Verwachting: goed. Gedrag: Ornea Adolf: matig; Mercedes: normaal; Dokter Lente's Verwach
ting; goed.
Bij de stierenkeuze kan met deze gegevens rekening worden gehouden. Hierbij moet wel worden be
dacht dat bij selecteren op vlotte melkbaarheid te licht melken (melk uitliggen) naar voren kan ko
men. Een goede melkbaarheid van de koeien is echter door een juiste fokkeuze te bepalen.
De Hoofdassistent A
bij de Rijksveeteeltvoorlichtingsdienst
J. H. LANTINGA.
DE laatste jaren zijn er nogal klachten geweest
over het lang uitblijven van de analyses van
het Rijksproefstation voor Zaadcontrole te Wage-
ningen. Bij de contractteelt van zaden worden vele
partijen afgerekend op deze analyse. De uitbetaling
aan teler kan dan eerst plaatsvinden nadat deze
analyse is ontvangen. Hoe langer het duurt dat deze
analyse wordt ontvangen, hoe langer de teler op
zijn geld moet wachten. Van meerdere zijden is
aangedrongen op een vlugger in het bezit komen
van deze analyse en velen zullen belangstellend zijn
naar de vooruitzichten in dit opzicht voor 1962.
De Directeur van het R.P.V.Z. heeft steeds ge
tracht zo vlug mogelijk te werken, maar allerlei
factoren hebben dit steeds bemoeilijkt. Thans zijn
weer verbeteringen aangebracht en omtrent de stand
van zaken kan nu het volgende worden medege
deeld:
In 1961 werden ongeveer 9700 monsters van
boerenschone partijen ontvangen. Op basis van de
areaal-grootte worden in 1962 een 10500 monsters
verwacht. De eerste monsters komen normaal tegen
1 juli bij het R.P.V.Z. binnen, maar dit jaar was
dit een drie weken later. Het R.P.V.Z. zal dus in een
kortere tijd een veel groter aantal monsters moeten
verwerken om op tijd klaar te zijn.
Om deze redenen werd de personeelsbezetting
van de afdelingen voor schoning, zuiverheid en
kiemkracht uitgebreid. Momenteel werken er op de
schoningsafdeling dertien personen, die van 500 tot
600 monsters per week kunnen afwerken. Dit be
tekent, dat de schoning bij een normale aanvoer
in 18 tot 20 weken gereed kan zijn. Dit zou dan
tegen 1 december kunnen zijn.
De vochtanalyse was tot heden, zij het met heel
veel moeite, dagelijks bij. De afdeling zuiverheid
heeft tot nu toe de schoningsafdeling nagenoeg bij
gehouden. Het grote aantal monsters van het
Merion-Bleugras (moeilijkste onderzoek) speelt het
personeel daar parten. De kiemkrachtafdeling hield
de zuiverheidsafdeling goed bij. Deze Joestand kan
in het nadeel veranderen, zodra de bietenzaad-
monsters binnenkomen.
Resumerende kan worden gezegd, dat de perso
neelsbezetting, die vroegtijdig werd gerealiseerd, de
intensieve opleiding van het personeel en de re
organisatie van verschillende afdelingen, goede
vruchten gaan afwerpen.
Er wordt voorts gebouwd aan een nieuw scho-
ningslaboratorium, waarin deze afdeling prima ge
huisvest zal zijn.
De handel en dit jaar voor het eerst ook de
teler krijgen een voorlopig bericht zodra de vocht
analyse en de schoningsanalyse gereed zjjn. De
telers van fijne graszaden ontvangen ook nog een
zuiverheidsanalyse.
M.
IN ons nummer van 21 september vestigden wij
de aandacht op een artikel in de Sunday Tele
graph, waarin o.m. aan ir. Franke, direkteur-
generaal van de Voedselvoorziening, in een inter
view een aantal uitlatingen werden toegeschreven,
waartegen wij, indien juist weergegeven, onze be
zwaren naar voren brachten. Ir. M. A. Geuze stel
de over deze kwestie vragen aan de Ministers van
Buitenlandse Zaken en Landbouw en vroeg of de
geciteerde opmerkingen inderdaad de opvattingen
van de Nederlandse Regering weergaven. Hierop
heeft de Minister van Buitenandse Zaken mede
namens de Minister van Landbouw en Visserij op
8 oktober j.l. geantwoord dat de ministers uiter
aard geen enkele verantwoordelijkheid aanvaarden
voor de overigens ook op andere punten onjuiste
weergave van de door de landbouwcorrespondent
van deze krant gevoerde gesprekken met de in dit
artikel genoemde personen.
Betreffende de vraag of de Nederlandse regering
bereid zou zijn elk verzoek tot verlenging van de
AP het gebied van de motorisatie vindt eeii
snelle ontwikkeling plaats. Het Bureau voor
de afgifte van Kentekenbewijzen heeft reeds in
augustus van dit jaar het 100.000e kenteken af
gegeven terwijl in 1961 dit aantal pas in oktober
werd bereikt. Deze snelle toename van het aantal
motorvoertuigen weerspiegelt zich ook bij onze
Onderlinge Verzekering Maatschappij voor Motor
voertuigen der Z. L. M.
Eind 1961 kon de 8000e polis uitgereikt worden
en nu in 1962 vond reeds op 1 oktober j.l. de offi
ciële uitreiking van de 9000e polis plaats. En het
laat zich aanzien dat begin 1963 de 10.000e polis
zal volgen!
De heer M. de Regt, voorzitter van de Onder»
linge, overhandigt hier deze 9000e polis, in het bij
zijn van de secretaris de heer J. de Lange, aan de
heer A. J. Schippers.
overgangsperiode met 2 of 3 jaar te accepteren
verwijzen de Ministers naar hetgeen" hierover gei
zegd is tijdens de behandeling der Landbouw*
begroting 1962 iu de Eerste Kamer der Staten-
Generaal.
Bij die gelegenheid heeft de Minister van Land
bouw en Visserij ontkend, dat Nederland eventueel
bereid zou zijn Groot-Brittannië een langere over
gangsperiode voor de land- en tuinbouw toe te staan,
dan die, welke de E. E. G.-landen voor zich hebben
bepaald. Het standpunt van de Nederlandse re
gering houdt in, dat er één zelfde overgangsperiode
van 7/> jaar moet zijn. Zij kan zich echter voor
stellen zonder dat nochtans tot haar standpunt
te verklaren dat er in één zelfde totale over
gangsperiode bij latere toetreding van Engeland
tot de E. E. G. dan 1 juli 1962 modaliteiten moeten
zijn, die toelaten, dat Engeland op het moment van
toetreding niet hetzelfde bereikt behoeft te heb
ben als de zes lid-staten van de E.E.G. op dat
moment al hebben bereikt.
X Wist U dat
Z7 R thans in landbouwkringen ernstig aandacht wordt besteed aan de situatie waarin zich de bedrijfs-
gebouwen in de landbouw in ons land bevinden? Deze situatie is bepaald verontrustend. Vele van onze
bedrijfsgebouwen zijn oud en slecht en vele andere die uiterlijk nog niet zo slecht lijken en ook nog niet
zo slecht van kwaliteit zijn, zijn hopeloos ouderwets. Als we een kijkje op vele boerderijen nemen, blijkt
direct dat de schuur beneden te klein en van boven te groot is. Vele schuren zijn van opslagplaatsen
voor granen, hooi en stro veranderd in bergplaatsen voor landbouwmachines. De ouderwetse boeren
schuur met zijn vele binten en stijlen is hiervoor zeer ongeschikt. Ook de veestallingen op de veebe
drijven en gemengde bedrijven voldoen niet of niet voldoende aan de hieraan thans te stellen eisen.
I-JET op vele bedrijven nijpende gebrek aan menselijke arbeidskracht, noodzaakt tot mechanisatie.
Onze bedrijfsgebouwen moeten worden ingesteld op nieuive gemechaniseerde voedermethoden, de
mestafvoer moet worden gemechaniseerd, e.d. Indien onze landbouw wil meekomen in de snelle ont
wikkeling van deze tijd moet aan dit probleem volle aandacht worden geschonken.
Het is dan ook zeer toe te juichen dat thans een commissie aan het werk is, onder voorzitterschap»
van de ook in Zeeland goed bekend Ir. Herweijer, die dit vraagstuk aan het bestuderen is.
Dit vraagstuk heeft ook een fiscale zijde. De modernisering van de bedrijfsgebouwen is een uiterst
kostbare geschiedenis. Vooral nu deze valt in een periode van dalende financiële resultaten in de land-,
bouw, worden de problemen extra groot.
Onze nationale economie eist een landbouw op hoog peil en er zullen wegen moeten worden gezocht
om de landbouw door de momentele moeilijkheden te helpen.
/N sommige ons omringende landen wordt met subsidies gewerkt, in andere wordt hulp geboden door.
fiscale faciliteiten. Beide methoden zijn mogelijk. In ons land is in de industriële sector het ver
lenen van fiscale voordelen niet onbekend. Waarom ook niet voor de land- en tuinbouw
We denken hier aan diverse mogelijkheden, als belastingvrije reservering, extra^veryroegde afschrij
ving, maar dan niet getemporiseerd, verhoogde investeringsaftrek, e.d.
De mogelijkheden zijn er wel, maar zal men deze benutten. De tijd dringt.
MEIJERS.