Ons Lager Landbouwonderwijs in de branding
VRIJDAG 12 OKTOBER 19G2
Dr. G. H. van der Wiejen over
„De toekomst van het Landbouwonderwijs'
Franlwring bij abonnement: Terneuzen
50e Jaargang No. 2651
„Officieel orgaan van de MaatschappU lot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland"
SOMMIGEN, prof. Hofstee van Wageningen, Ir.
Addens in zijn artikeltjes in „De Boerderij",
stellen zich de vraag of het lagere land- en tuin-
bouwonderwijs in de huidige vorm nog toekomst
heeft. Een defaitistische stemming, begrijpelijk,
als men elk jaar zijn school in leerlingenaantal en
soms in kwaliteit achteruit ziet gaan, maakt zich
dan ook meester van besturen van deze scholen en
de leerkrachten.
Een onrustige stemming begint te ontstaan,
welke in een tè snelle besluitvorming zeer gevaar
lijke vormen aan zal kunnen nemen. En waarom?
Hierop gaf dr. H. G. van der Wielen, voorzitter van
de Onderwijs Beleids-Commissie van liet 'K. N. L. C.
en directeur van de Volkshogeschool te Bakkeveen,
zijn positief antwoord tijdens zijn inleiding op de
leerkrachtendag der Z. L. M.
f\D. VAN DER WIELEN vatte in het begin van zijn rede allereerst samen
hetgeen door de verschillende sprekers op het Landhuishoud-
kundig congres te Middelburg naar voren werd gebracht. Het ongekend snelle
verloop van de structurele veranderingen, vooral op het platteland in de pro
vincie Zeeland, en de mentale veranderingen die hiermede gepaard gaan,
brengt grote veranderingen met zich mee.
In dit kader, zo stelde dr. Van der Wielen, dienen wij ons land- en tuin-
bouwonderwijs te plaatsen. In tal van nieuwe gebouwen heeft het lager land
en tuinbouwonderwijs een ongekende moderne vorm aangenomen 4 jaren
opleidingsmogelijkheid onder leiding van goed pedagogisch geschoolde krach
ten waar mogelijk ook de economische scholing een behoorlijke* plaats in
krijgt. Helaas, evenals bij de K. L. M.moderne vliegtuigen, goede grond
dienst, ervaren piloten, doch jammer genoegte weinig passagiers!
Want ondanks deze goede „service" daalt het aantal leerlingen op onze
lagere land- en tuinbouwscholen sterk. In de éne provincie sterker dan in de
andere. Maar de deelneming aan deze vorm van onderwijs laat toch „zinkende"
aantallen zien.
Begrijpelijk, zegt u evenals ir. Buiter, welke het verlies van de leer
lingenaantallen van het lager land- en tuinbouwonderwijs in Drenthe in de
laatste jaren op 30 schatte. Begrijpelijkde arbeidsmarkt in Zeeland
trekt de jongeren naar andere beroepen en werk
zaamheden èn de geboortencurves, welke in Zee
land altijd al tot de laagste in het land hebben
behoord, laten nu in de tijd der „bestedingsbeper
king" opnieuw een naoorlogse inzinking zien.
En dan die ruilverkavelingen enz. Ook de boe
renstand vermindert procentueel t.o.v. de gehele
beroepsbevolking. De landarbeidersgroep is zo
danig verouderd door het wegtrekken der jonge
ren, dat ook deze achteruitgang moet worden ge
ïncasseerd.
Op de Leerkrachtendag; 1962 van de Lagere Land- en Tuinbouwscholen der
Z. L. M. dankt de voorzitter van de Onderwijscommissie, de heer B. 11. G. ter
Haar Romeny, de inleider op deze dag Dr. H. G. W. van der Wielen, die sprak
over de toekomst van het Landbouwonderwijs.
UET U.L.O.-onderwijs groeitmaar wordt
in zijn twee eerste jaren een verkapt V. G.
L.O.-onderwijs voor status zoekende ouders, dat
als apart V.G.L.O.-onderwijs door de plattelands
bevolking niet is aanvaard. Men zegt50 van de
XJ.L.O.-leerlingen verlaat na de tweede klasse
feinde der leerverplichting) het U.L.O.-onderwijs,
1/3 van degenen die het einddiploma behalen heb
ben één of meermalen gedoubleerd.
Op de lagere technische school haalt van elke
schoolgeneratie ongeveer 60 het einddiploma
tgenover de 25.085 geslaagden in 1960 stonden 16.624
leerlingen die een L.T.S.- of een dagvakschool
zonder einddiploma verlieten.
Evenzo bij de hogere burgerscholen, en evenzo
in het leerlingenstelsel.
Geen normale beëindiging van de school, noch
van de opleiding. Wat betekent dit?
Dat straks, wanneer er een structuurwijziging
komt op de arbeidsmarkt, door crises of export
moeilijkheden öf bij voortgaande mechanisatie
en automatie, wij in ons land een sterk onge
schoold onvolwaardig arbeidspotentieel zien
werkloos worden.
Het is bekend: de helft van de leerlingen gaat
na de lagere school nog met tegenzin naar school.
Vóór de oorlog kon 20 van de lagere-schoolbe-
volking deze riiet op de normale manier beëindi
gen.
Maar het is evenzeer bekend dat een produc
tieverhoging en een voortgaande arbeidstijd
verkorting vraagt een goede practisch geschool
de en algemeen ontwikkelde wilskrachtige
jonge generatie. En wij maken ons dus ernstig
ongerust over deze massa ongeschoolden, welke
slechts tijdelijk in het arbeidsproces nu wordt
ondergebracht.
Wij menen, dat de z.g. „Landbouw- en tuin-
bouwwinterschool", thans middelbaar land
bouwonderwijs geheten wat leerlingenaan
tallen betreft zal profiteren van de achteruit
gang van het leerlingenaantal van de lagere
land- en tuinbouwscholen.
Ï\D VAN DER WIELEN noemde als noodzake-
lijke voorwaarden voor een bloeiend land
en tuinbouwonderwijs:
Het lager land- en tuinbouwonderwijs te hand
haven en waar mogelijk een geleidelijke zeer
voorzichtige concentratie toe te passen.
Het lager land- en tuinbouwonderwijs vooral in
zijn eerste twee leerjaren practisch zowel als
theoretisch nog sterker een algemeen vormend
karakter te geven en tot een echte plattelands-
school te maken, en de laatste twee jaren op
het technische en economische onderwijs toe te
spitsen.
•fo Aan te dringen bij de overheid spoedig de leer
verplichting met een jaar te verlengen. Vooral
nu het onderwijs zich zo voortreffelijk naar de
practische kanten oriënteert.
•fr Zorg te dragen dat in het westelijke beroeps
onderwijs ook de lagere land- en tuinbouw
school haar verantwoorde plaats krijgt.
De leerkrachten van het lager land- en tuin
bouwonderwijs bij de voorlichting te betrek
ken, opdat de vakontwikkeling zich voort
durend bij de veranderende techniek en ar-
beidsmethode kan aanpassen.
■fc De scholen te maken tot centra van cursorische
arbeid, in de vorm van applicatiecursussen,
cursussen voor volwassenen.
Voortdurend de voortgaande scholing der leer
krachten te behartigen.
m" Door toelatingseisen de onjuiste gang naar het
voortgezet onderwijs kwalitatief te bevorderen.
LIET is hier niet de plaats om dieper in le gaan
op de middelbare land- en tuinbouwschool
noch op de hogere land- en tuinbouwschool, welke
laatste wij in Zeeland niet kennen.
Uit andere hoofde ben ik, aldus dr. v. d. Wie
len, ongerust over de daling van het leerlingen-
peil bij ons gehele beroepsonderwijs. De getal
len van het aantal cursisten dat de opleiding
niet beëindigt, zijn dermate verontrustend, dat
op de duur gevreesd moet worden voor een
„residu" van werklozen zoals de Verenigde Sta
ten thans laat zien en dat niet getuigt van het
kunnen en de vasthoudendheid van onze Ne
derlandse bevolking in zijn jongere generatie
en het besef van de ouderen.
Ook in het beroepsonderwijs van onze middel
bare land- en tuinbouwscholen zullen wijzigingen
naar de kant van de praktijk en de algemene vor
ming tot ondernemer toegepast moeten worden,
waardoor het als eindonderwijs, en niet in de aller
eerste plaats als vervolgonderwijs, doelmatiger
worde.
De kracht zal opgebracht moeten worden, om
hier ook in Zeeland, achter het land- en tuin
bouwonderwijs te blijven staan nu het leerlin
genaantal een crisis een onnatuurlijke crisis
volgens my ondergaatDe overheid zal
aan deze verschijnselen niet voorhij kunnen
gaan nu het ontwerp van wet op het voortgezet
onderwijs een mantelwet nieuwe moge
lijkheden wettelijk voor het beroepsonderwijs
gaat opleveren.
In het by zonder in Zeeland zult U uw ogen
open, uw geest klaar en vaardig moeten houden,
terwille van de komende generatie, aldus dr.
Van der Wielen.