Enkele aspecten van het te voeren landbouwbeleid od w: beloofden vorige week in een tweede artikel over de inhoud van de Memorie van Toelichting op de landbouwbegroting, het door de Minis ter gedachte prijs- en marktbeleid aan een beschouwing te zullen onderwer pen. Want dit beleid is voor de boeren in ons land toch in de eerste plaats van het grootste belang. VRIJDAG 5 OKTOBER 1962 OVERZICHT «Officieel orgaan van de MaatscliappU lof bevordering van Land- en Tuinbol en Frankering bij abonnement: Terneuzea 50e Jaargang No. 2650 Hiervan hangt hun bestaan van alle dag af in een tijdperk, waarin de mark ten, die door onze landbouwprodukten bereikt worden, een zeer wisselvallig beeld geven. Een beeld, dat jammer genoeg veel meer tekenen van overver zadiging vertoont dan van willige vraag. Een beeld bovendien, dat veelal ver troebeld wordt door allerlei kunstmatigheden. Er is immers praktisch geen land, dat zijn overschotten aan landbouwprodukten niet met behulp van exportsubsidies, steunmaatregelen in het eigen land enz. op de markten van zijn nabuurlanden tracht te spuien. Juist door de in de Westelijke wereld aanwezige overschotten, door de vreemde handelspraktijken van de landen achter het ijzeren gordijn en door de geringe koopkracht van de volkeren in grote delen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika, dient ook onze regering een actief markt- en prijsbeleid te voe ren. wil zij onze boerenstand, althans grote delen ervan, niet ten onder zien gaan. De genoemde oorzaken zijn ook de reden, waarom in het verband van de E. E. G. een begin is ge maakt met een dergelijk beleid, hetwelk dan is opgezet om geleidelijk in de wordende Europese gemeen schap te worden toegepast. HET GEMEENSCHAPPELIJK BELEID HET is noodzakelijk, alvorens nader in te gaan op de Memorie van Toelichting, nog iets van dit gemeenschappelijke landbouwbeleid te zeggen. Tot nu toe heeft de Ministerraad van de E. E. G. aanvaard Europese regelingen voor granen, var kensvlees, eieren, slachtgevogelte, groente en fruit en wijn. Op stapel, maar nog lang niet aanvaard, staan regelingen voor zuivelprodukten, rundvlees en rijst. Deze regelingen beogen om in de over gangsperiode, die tot 1970 duurt, tot een. vrije han del in de genoemde produkten te komen en tot eenzelfde prijs- en marktpolitiek in de zes landen van de E.E.G. Elk van de zes landen en regeringen, blijft in deze ovèrgangsperiode gedeeltelijk Vrij om zelve steun te verlenen waar dat nodig is, al is deze vrijheid dan aan zekere grenzen gebonden. AAN HANDEN EN VOETEN GEBONDEN AAN E. E. G.-REGELINGEN WIJ hebben met opzet deze tussenpassage in onze beschouwing opgenomen, omdat wie het hoofdstuk „De markt- en prijspolitiek in de landbouw" van de Memorie van Toelichting leest, de indruk zal krijgen, dat het beleid van de E.E.G. ons eigen landbouwbeleid reeds volledig beheerst en de Minister van Landbouw aan handen en voe ten gebonden is aan de Brusseler besluiten van januari j.l. en aan de besluiten, die nog genomen moeten worden. Het genoemde hoofdstuk bestaat namelijk uit sluitend uit uittreksels van de in de E. E. G. aan vaarde verordeningen. Interessant voor degene, die nog eens in het kort wil weten wat er zoal be sloten is. Maar het is tevens een bewijs, dat deze .Minister van Landbouw helemaal geen eigen be leid voor ogen heeft. Men vraagt zich zelfs in ver bazing af, of hij hier nog wel aan gedacht heeft. Of hij heeft nagedacht of een eigen markt- en prijs beleid, binnen de toelaatbare grenzen van de E. E. G.-verordeningen, voor onze landbouw of voor sommige produkten* nodig is of niet. VEELZEGGENDE CIJFERS CN toch behoeft de Minister voor het beant- woorden van deze vraag niet ver te zoeken. In zijn eigen en zelfde Memorie van Toelichting staan namelijk onder het tweede hoofdstuk ge titeld „De economische toestand in de land- en tuinbouw" een aantal veelzeggende cijfers over het gemiddelde arbeidsinkomen per ondernemer. Wij laten deze cijfers onder aan deze pagina volgen, waarbij men dient te bedenken, dat het hier om gemiddelden van de L. E. I.-bedrijven gaat en er dus bedrijven onder en boven deze cijfers liggen. DALENDE ARBEIDSINKOMENS TUANNEER men deze cijfers bekijkt valt de daling van het arbeidsinkomen over bijna de gehele linie sterk op. Er zijn enkele uitzonde ringen, maar wij kunnen niet anders dan consta teren, dat de inkomenspositie van vele Nederlandse boeren vorig jaar uiterst zwak was. Het is boven dien «duidelijk, dat de ontevredenheid in het Noor den en Oosten van ons land toeneemt, hetgeen een ieder bemerkt, die landelijke vergaderingen mee maakt. Er komt nog bij, dat waarschijnlijk de toestand in deze gebieden dit oogstjaar niet beter zal zijn. Want voor de akkerbouwgewassen is het weer in het Noorden zeer ongunstig geweest. Hetzelfde geldt voor de voederpositie op de vee bedrijven in Noord en Oost. Daar komt tenslotte nog bij het instorten van de eierprijs. De situatie ziet er voor deze gebieden zeer som ber. uit, terwijl wij alleen maar kunnen zeggen, dat het in de meeste andere delen van ons land ook niet overloopt, al mogen wij in het Zuid-Westen dan nog dankbaar zijn er beter af te komen dan in Noord en Oost. ONVOLDOENDE MARKT- EN PRIJSBELEID MAAR het doet in dit verband toch wel won- derlijk aan, dat volgens de Memorie van Toe lichting 's Ministers enige zorg is een herziening van de algemene opzet van het garantiebeleid, op dat dit aangepast wordt aan de E. E. G.-regelingen. Dat verbetering van onderwijs, onderzoek en voor lichting tezamen met de cultuurtechnische wer ken zeer belangrijke zaken zijn tegenwoordig, zal niemand ontkennen. Het zijn zaken, die hun winst echter pas later afwerpen. Maar het markt- en prijsbeleid moet zorgen, dat er straks nog boeren over zijn, die van die winst kunnen profiteren. Het luchtig heenlopen van deze Minister over dit voor vele boeren van levensbelang zijnde on derdeel van het landbouwbeleid heeft ons van deze bewindsman zeer teleurgesteld. Wat wij zo in het land horen bewijst, dat de on tevredenheid toeneemt. De Nederlanders en zeker de boeren zijn rustige mensen, die over het alge meen de methoden van hun wat hetergebakerde Franse en Belgische collega's niet overnemen. De inhoud van deze Memorie van Toelichting geeft sterk de indruk dat de Minister zich weinig zorgen maakt over de slechte inkomenspositie van grote delen van de Nederlandse boerenstand en over de gevolgen hiervan. Of speculeert hij erop, dat de gevolgen wel voor zijn opvolger zullen zijn? Hoe het ook zij, het markt- en prijsbeleid, zoals Minis ter Marijnen dit presenteert, is onvoldoende en dat dit onaangename gevolgen zal hebben, valt te ver wachten. S. Boekjaar 1958/1959 1959/1960 1960/1961 1961/1962 Akkerbouwbedrijven Gemiddeld arbeidsinkomen per ondernemer Noordelijke Oldambt Z.westelijk N.-Holl. droogmakerijen Veenkoloniën Friese klei- Bouwstreek kleigebied bouvvstreek W.ring.meer Overige gebied. (40 ha) (46 ha) (35 ha) (35 ha) (31 ha) (20 ha) (35 ha) 1.700 14.950 7.500 3.650 3.850 3) 20.300 6.750 1.000 18.750 18.700 11.650 12.800 13.550 31.300 17.900 17.250 12.050 23.450 9.250 8.250 12.150 10.950 8.150 8.400 17.400 16.950 6.800 Weidebed rijven Gemengde bedrijven Kleiweide Veen weide Overgangs-Consumptie- Friese Oostelijk Boekjaar gebieden gebieden gebieden melkgebied. Wouden zandgebied (23 ha) (21 ha) (16,50 ha) (17 ha) (14,50) (11 ha) 1958/1959 14.050 10.650 9.300 10.850 7.600 7.150 1959/1960 13.000 11.700 10.900 11.150 6.650 5.500 1960/1961 14.150 10.500 8.900 9.500 9.000 7.300 1961/1962 i) 12.600 9.000 7.250 6.400 7.100 4.400 i) Zeer voorlopige cijfers. 2) Gemengde bedrijven op kleigrond. 3). Negatief. Zuidelijk zandgebied (10,50 ha) 8.000 5.900 8.7*50 5.800

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 1