verslag Nederlandsche Heidemaatschappij V KIJD AG 14 SEPTEMBER 1933 781 BUITENLAND: VOORZICHTIG BELEID Er wordt wel eens verondersteld, dat op het ge bied van verbetering van de bodem in Nederland langzamerhand het punt van „verzadiging" is be reikt. Droogleggingen en inpolderingen vormen een der markantste aspecten in de geschiedenis van ons volk. Waterbeheersing, in de zin van ener zijds bescherming tegen wateroverlast, anderzijds watervoorziening voor droge gronden, is de eeuwen door een probleem geweest, dat de Nederlanders heeft bezig gehouden. De groei van onze bevolking „in tal en last", de gewijzigde levensbehoeften en de toenemende betekenis van onze agrarische ex port stelden eisen, die een voortdurend paraat zijn op het gebied van de bodemproduktiviteit nood wendig maakte. Maar deze ontwikkeling staat niet stil; integendeel: de statistieken wijzen uit, dat de bevolkingsaanwas steeds sneller gaat, waardoor niet slechts ontsluiting en verbetei'ing van cultuur gronden een nog steeds actuele aangelegenheid is, maar ook voorziening in de recreatieve behoeften van urgent belang geacht mag worden. Daarnaast dient men bedacht te zijn op de consequenties, die voortvloeien uit de groeiende Europese economi sche bindingen. eis en onder leiding van de Deltadienst van de Rijkswaterstaat worden d« grootse plannen voor de deltawerken uitgevoerd. Maar het verslag betoogt, dat de jaren 1960 en 1961 hebben geleefd, dat de strijd tegen het binnenwater zeker niet naar de achtergrond mag worden verdrongen. Van vele streken weten wij nu weer heel goed dat de waterstaatkundige toestand nog veel te wensen overlaat. Op zeer vele plaatsen in het land is wateroverlast opgetreden, waartegen op korte termijn maatregelen zullen moeten worden genomen. Daarnaast blijkt hoe langer hoe meer, dat door een doelmatige drainage het produktie- vermogen van dc grond nog belangrijk kan worden vergroot. Het verslag vermeldt, dat bij de werken' in het binnenland vrijwel geheel werd overgegaan tot machinale uitvoering. In het voorjaar waren op dc zgn. aanvullende werken nog vrij belangrijke aantallen arbeiders uit de arbeids reserve tewerkgesteld, maar in de loop van het jaar verdwenen deze werk krachten. De N. H. M. is daarom steeds verder gegaan met de rationalisatie en mechanisatie van het werk, dat zich nog steeds uitbreidt. SPREIDING OVER HET GEHELE LAND N grafieken is aangegeven het aantal in 1961 gereedgekomen grotere objecten, resp. naar soort, naar opdrachtgever en naar subsidie. Het betreft: ruilverkavelingen bij overeenkomst, wettelijke ruilverkavelingen, waterbeheersingsobjecten (inclusief drainage), andere cultuurtechnische objecten en sportvelden. De „andere cultuurtechnische werken", in totaal 318, resp. 110 in Overijssel en Gelderland, 77 in Groningen, Friesland en Drente, 60 in Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland, 52 in Noord-Brabant en Limburg en 19 in Zeeland, nemen hierbij de eerste plaats in. Zij vertegen woordigen ook een grote verscheidenheid van werken: van verhoging van de bodemproduktiviteit. ontsluiting van gebieden, verbetering van de bos- stand, schepping van recreatieterreinen, waartoe ook de sportvelden (in totaal 40) gekend mogen worden. Verder moeten genoemd worden de waterbeheersingsobjecten en de ruil verkavelingen, met als opdrachtgevers het Rijk, provincies en gemeenten, plaatselijke en contactcommissies, waterschappen en polderbesturen, instel lingen en particulieren. De in het verslagjaar gereedgekomen objecten zijn te onderscheiden in gesubsidieerde door de Cultuurtechnische Dienst, waar onder de Aanvullende Werkgelegenheid is begrepen (259), en die zonder subsidie, in vrij werk (174). Van de hierboven opgesomde objecten zijn ei4 verscheidene die een uitgave van miljoenen vergen. Van enkele belangrijke werken wordt in het jaarverslag een overzicht gegeven. Draineren met verbeterde machine van Van der Endo in Noord-Holland. (Foto Ned. Heide Mij.) IIET jaarverslag over 1961 deelt tal van bijzonderheden mede over werk „in den vreemde", waaruit blijkt dat de Heidemaatschappij bij steeds meer belangrijke objecten wordt ingeschakeld en deze export van technische kennis en diensten op een stevig fundament is gebaseerd. Dank zij een voor zichtig beleid wordt voorkomen dat bij tegenslagen, als gevolg van de labiele toestanden in bepaalde gebieden, grote verliezen worden geleden. Een voor beeld hiervan is Kongo. Daar is de werkzaamheid beperkt gebleven tot land bouwkundige adviezen. Uitvoering van andere objecten zoals die in Senegal, Irak en Iran zijn zonder al te grote risico's mogelijk. Ook in Suriname is een werkmaatschappij der Ned. Heide My onder de naam N. V. Lareco actief met het uitvoeren van diverse objecten bezig Een Toolbarploeg" in bedrijf. (Foto Ned. Heide Mij.) GROTE VERSCHEIDENHEID DIT alles wordt weer eens indringend aan de orde gesteld in -het jaarverslag v van de Nederlandsche Heidemaatschappij over 1961. Onmiddellijk springt naar voren welk een grote omvang en betekenis de cultuurtechnische werken, die de laatste jaren tot stand zijn gekomen, die in uitvoering zijn en nog vele waarvoor plannen worden gemaakt, hebben. Zij beperken zich geenszins tot een bepaald gebied, maar zij strekken zich uit over het gehele land. Zij geven ook een beeld van aanzienlijke verscheidenheid en het treft bovenal, van welk een ingrijpende betekenis zij zijn voor de economische en sociale vooruit zichten van de streek waar zij worden uitgevoerd, maar óók voor die van ons gehele volk. Bijzondere aandacht wordt gevraagd voor het grote belang van een goede waterbeheersing. De bescherming tegen de zee was vanzelfsprekend een eerste

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 5