Zeeuwse rundveehouderij en -fokkerij in ontwikkeling
BELANGRIJKE VERSCHUIVINGEN
VRIJDAG 14 SEPTEMBER 1962
Frankering hij abonnement: Terneuzeit
Ja&rtrang;
No. 2647
eeuws landbouwblad
„Officieel orgaan van de MaatschappU tot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland'
F|E Zeeuwse rundveehouderij heeft sedert 1950 belangrijke wijzigingen
ondergaan. In de eerste plaats is een duidelijke uitbreiding waar te
nemen die vooral in de tellingen na 1955 tot uitdrukking komt. Tot dat jaar
bewoog zich de rundveestapel tussen 75 en 85000 stuks, daarna volgde een
stijging tot omstreeks 95.000 stuks (ruim 96.000 bij de meitelling 1962).
Met deze uitbreiding van de veestapel in zijn geheel heeft de melkveehou
derij geen gelijke tred gehouden. In de jaren na 1950 nam de melkveehouderij
af van ruim 23.000 tot 18 a 19.000 koeien in 1957, '58 en '59. Dit was vooral
een gevolg van een voortgaande opruiming van melkvee op de akkerbouw
bedrijven. Daarnaast ging veel vee als gevolg van de overstroming in 1953
verloren. Vooral in de daarna ontwikkelde herverkavelingsgebieden werd het
melkvee veel langzamer aangevuld dan het handels- en mestvee.
Sedert 1959 is echter de situatie ingetreden dat een nog steeds voortgaande
uitstoot van melkvee op veel akkerbouwbedrijven meer dan geheel wordt op
gevangen door een vergroting van de melkveehouderij op gemengde bedrijven
met in de regel minder vruchtbare grond. Een groot aantal van deze bedrijven
beschikte voorheen, in navolging van de grote akkerbouwbedrijven op de
betere gronden over een gering of weinig produktief weilandareaal, veel
handels- en weinig voedergewassen, veel aangekocht voor handel en mesterij
bestemd jongvee en weinig melkvee.
Een grote stoot tot wijziging in dit bedrijfsplan, met veelal minder gunstige
economische resultaten als gevolg van lagere opbrengsten en minder goede
prijzen hebben de omvangrijke herverkavelingen en saneringen in Midden en
Noord Zeeland gegeven en ook de tot ontwikkeling gebrachte streekverbete-
ringen, met name in Tholen en Zeeuws-Vlaanderen.
Op de akkerbouwbedrijven is ondanks de toename van het aantal geheel
gemechaniseerde en ook van veeloze bedrijven de, hoofdzakelijk voor mesterij
op stal bestemde, rundveestapel (vaarzen, ossen en stieren) blijven toenemen.
Het totaal aantal stuks mest- en weidevee bedroeg bij de december-inven-
tarisaties van 1950, 1955 en 1962 resp. 5000, 8000 en 40.000 runderen. De pro-
duktie-eenheden aan vleesvee zijn per bedrijf dus vergroot.
ONDERSTEUND door het streven naar arbeidsvereenvoudiging met toepassing van moderne hulp
middelen bij de voeder- en melkwinning (vooral aanschaffing van melkmachines) kan hetzelfde
gezegd worden van de melkveehouderij op de gemengde bedrijven.
Volgens de mei-telling 1962 was de Zeeuwse melkveestapel weer toegenomen tot 21.200 koeien die op
ongeveer 5000 bedrijven worden gehouden. Het totaal aantal veehoudersbedrijven in Zeeland bedraagt
iets meer dan 6000.
De veranderingen 19501962 in de omvang van de rundveestapel zijn vaak zeer groot. Zo nam de
rundveestapel op Walcheren met 53 toe, die op Tholen, St. Philipsland, Zeeuws-Vlaanderen, Schou-
wen-Duiveland en De Bevelanden met resp. 26%, 25%, 22% en 16%. De melkveehouderij Iaat op
Walcheren een stijging zien van 20 op Schouwen van 18 en op Tholen, St. Philipsland van 16%.
Hiertegenover staat een afname in Zeeuws-Vlaanderen van 24 en op de Bevelanden van 20
De ontwikkeling van de gemengde bedrijven naar meer melkvee komt het sterkste in Walcheren tot
uitdrukking, maar is op de, na de verkaveling gesaneerde, bedrijven in de oude komgebieden van
Schouwen en Tholen eveneens aanwezig. Hetzelfde proces voltrekt zich op de bedrijven in de grens
gemeenten van Zeeuws-Vlaanderen echter met een sterke teruggang van het melkvee op de akkerbouw-
bedrijven in dit gebied.
DE FOKKERIJ IN BEWEGING
HET is duidelijk, dat een grotere kern van melk
vee en de daaruit voortkomende opkweek van
eigen jongvee betere vooruitzichten schept voor de
veefokkerij. Door de kleine eenheden melkvee per
bedrijf had de melkcontróle in het verleden relatief
minder gunstige uitbreidingskansen. De kosten in
de doorgaans kleine plaatselijke melkcontrólever-
enigingen waren betrekkelijk hoog. Bovendien stond
de geografische toestand van de provincie een
sterke organisatie van de melkcontróle vaak in de
weg. Ondanks dat, zijn er op dit gebied in de na-oor-
logse periode belangrijke vorderingen geboekt. In
1958 kwam de Prov. Vereniging voor Melkcontróle
(P. V. M.) tot stand, gefundeerd op de plaatselijke
afdelingen voor de melkcontróle, die zich de exploi
tatie van het centraal laboratorium en de registra
tie op zich nam. Nadat in 1951 een aantal van 5000
contrólekoeien werd bereikt duurde het tot 1959
vóórdat de 6000 werd gepasseerd. Daarna kon de
groei wat sneller verlopen en werd in 1961 een aan
tal contrólekoeien van 7000 overschreden.
Het percentage gecontroleerde koeien ïn Zeeland
steeg daardoor van 22 in 1950 tot 35 in 1962.
Het aantal contrólekoeien per bedrijf nam over
deze jaren toe van 4,4 tot 7,0.
De belangrijkste winst werd in Schouwen-Duivè-
land, Tholen en Walcheren verkregen; in de overige
streken werd de vermindering, als gevolg van op
ruiming van melkvee, eerst sedert 1960 in een klei
ne toename omgezet. Zo werd in het afgelopen jaar
over alle gebieden van de provincie bij een nog af
nemend ledental van 46 (alleen in Tholen en Schou
wen werd een kleine ledenwinst geboekt) een be
trekkelijk forse uitbreiding van 561 contrólekoeien
bereikt. Het percentage contrólekoeien is in Wal
cheren met 55 het hoogst en in Oost Zeeuws-
Vlaanderen met het grootste aantal bedrijven met
1—4 koeien nog het laagst. Sedert de in 1958 inge
voerde eiwit controle zijn 132 bedrijven met bijna
1000 koeien bij de eiwitcontróle aangesloten.
PRODUKTIE OP GOED PEIL
DE produktie van de gecontroleerde veestapel in
Zeeland beweegt zich op een goed peil. In 1950
werd een gemiddelde produktie berekend van 4660
kg melk met 3,75 vet in 312 dagen, tegen 4603
kg melk met 3,89 vet in 311 dagen per 1 juli 1962.
De stijging in het vetgehalte zet zich regelmatig
voort. Vrij omvangrijke, georganiseerde aankopen
van Fries fokvee hebben hierop na 1953 invloed ge
had- Daarentegen kon zich de melkgift, vooral de
laatste jaren bij een sterker toenemend aantal be
rekende lijsten, niet geheel handhaven.
Hoewel de eiwitcontróle bij een beperkt aantal
fokkers toepassing vindt, is het beeld vande tot
nu toe berekende eiwitgehalten niet ongunstig.
Walcheren en Oost Zeeuws-Vlaanderen liggen met
een eiwitgehalte van gemiddeld resp. 3,39 en 3,38
het hoogst. Begin I960 werd in geheel Zeeland het
systeem van 3-weekse controle toegepast.
De uitrusting van de melkcontróle onderging iu
in 1961 een belangrijke verbetering door de vesti
ging van de P. V. M. in het „Landbouwcentrum
Zeeland" te Goes. Op het centraal laboratorium en
vooL- de administratie zijn momenteel 3 gediplo
meerde controleurs werkzaam, terwijl in de afdelin
gen van de P. V. M. 63 monsternemer s zijn inge
schakeld.
INFORMATIECENTRUM EN FOK- EN
CONTROLE'VERENIGINGEN
IN samenwerking met „De Coöp. Vereniging Cen
traal Stierenstation Zeeland" werd 1 augustus
1961 te Goes een Informatiecentrum voor tokvee
ingesteld, dat er naar streeft door samenbundeling
van vraag en aanbod de aan- en verkoop yan gere
gistreerd fokvee te bevorderen.
Voor een goede ontplooiing van de fokkerij in
Zeeland is er behoefte aan goed werkende fok- en
controle verenigingen, die regionaal van opzet kun
nen zijn. De verenigingen op het gebied van de
melkcontróle en de stierhouderij werken nog teveel
naast elkaar en hebben een te beperkt wer kgebied.
De eerste stappen in deze richting zijn gezet. In
aansluiting op de in 1960 bereikte fusie van de beide
contröleverenigingen in Tholen kwam in 1962 de
eerste door het N. R. S. erkende „Fokvereniging
Tholen en St. Philipsland" tot stand, met toepassing
van de combinatieschets. Reeds traden bijna alle
leden van de melkcontróle in dit gebied, t.w. een
100-tal veehouders, tot de nieuwe vereniging toe.
Naast registratie voor de fokvereniging en de Ge
zondheidsdienst is de kalverregistratie voor het
N. R. S. en de koeienregistratie ten behoeve van
de K. I. en de P. M. D. in het nieuwe' systeem op
genomen.
Er worden in Sehouwen-Duiveland en Walcheren
voorbereidingen getroffen om analoog functionne-
rende fokverenigingen te stichten, met het doel dit
systeem in het kader van de P. V; M. voor de ge
hele provincie te verwezenlijken.
GEORGANISEERDE STIERHOUDERIJ
OOK op het gebied van de georganiseerde stier
houderij zijn in de jaren na 1950 in het belang
van de veeverbetering belangrijke vorderingen tot
stand gekomen. De opbouw van de K. I. vond in de
jaren 1948 tot 1951 plaats in welke periode 6 regio
nale K. I.-verenigingen met een gemeenschappelijk
coöperatief stierenstation te Goes werden opgericht.
De ontwikkeling van de K. I. blijkt uit de volgende
gegevens
1950 1961
Leden 6 K. I.-verenigingen 1555 2587
Geïnsemineerde runderen5326 .12850
De kwaliteit van de stieren onderging vooral de
laatste jaren een geleidelijke verbetering. Een vrije
uitwisseling van sperma tussen de verenigingen
onderling is sedert 1956 tot stand gekomen. Verder
gaande samenwerking van de verenigingen, met
name bij aankoop en financiering van hoogwaardig
stierenmateriaal, is momenteel in ontwikkeling.
Naast de K. I.-stieren worden nog vrij veel na
tuurlijk dekkende stieren gebruikt. Het aantal stier
renverenigingen verminderde sedert 1.950 van 10
tot 6, terwijl die in Walcheren en West Zeeuws*
Vlaanderen nog met een 8-tal stieren werkzaam zijn.
De particuliere dekstieren, die vooral in Zeeuws-
Vlaanderen nog lang niet uitgeschakeld zijn, vooral
voor het dekken van de zgn. handels'vaarzen, vol*
(Zie verder pag- 779.)