Prijsvorming
tarwe en voergranen
in E.E.G.-beleid
VRIJDAG 3 AUGUSTUS 1962
Frankering bij abonnement: Terneuzetl
50e Jaargang No. 2645
„Officieel orgaan van de MaatschappU tot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland1'
Nu de Brusselse besluiten inzake een in de E. E. G. te voeren gemeenschap
pelijk landbouwbeleid op 30 juli voor enkele sectoren in werking is getreden,
wordt ook de akkerbouwer met een gewijzigde marktsituatie geconfronteerd.
Weliswaar blijft de doelstelling van het beleid dezelfde alsook in het nationale
vlak werd beoogd, namelijk het realiseren van een redelijke prijs, doch het
arsenaal van maatregelen om dit doel te bereiken heeft wijziging ondergaan.
In de akkerbouwsector kan de toepassing van de Graan verordening met name
leiden tot een betere „valorisatie" van tarwe en fabrieksaardappelen.
TARWE
REEDS sinds de dertiger jaren werd de prijsgarantie voor tarwe gerea
liseerd door het scheppen van een kunstmatige markt voor inlandse
tarwe, via de zgn. bijmengingsverplichting. Over het bijmengingspercentage,
d.w.z. de hoeveelheid inlandse tarwe die bij de meel- en bloembereiding zou
kunnen worden gebruikt, heeft vooral de laatste jaren steeds ernstig
verschil van mening bestaan tussen de landbouw enerzijds en de maalindustrie
en de bakkers anderzijds. De binnenlandse tarwe zou eigenlijk een „minder
waardig" produkt zijn, met onvoldoende bakaard. Of deze vertogen wel altijd
voldoende objectief waren, moet worden betwijfeld, want deze werden mede
ingegeven door het feit, diat de „slechtere" inlandse tarwe zoveel duurder
moest worden betaald dan de buitenlandse, die de maalindustrie van inter
nationale overschottenmarkt kon betrekken tegen dumpingprijzen, ver
beneden de prijs die de buitenlandse producent daarvoor had .ontvangen.
Zaterdag j.ï. werd door de Commissaris der Koningin Jhr. Mr. A. F. C. de
Casembroot officieel de eerste lading ge,hakselde lucerne in de stortbak
gekiept terwijl op het zelfde moment de motoren van de uiterst moderne
Coöp. Groenvoederdrogerij „Zeeuwsch-Vlaanderen" G. A. werden gestart.
Welnu, in het E. E. G.-beleid wordt thans de bui
tenlandse tarwe met een heffing belast om deloyale
concurrentie met eigen tarwe uit te schakelen.
Waar de bijmengingsverplichting thans komt te
vervallen, zullen de heffingen op buitenlandse tar
we zodanig moeten zijn dat, op basis van onderlinge
prijsverhoudingen, de inlandse tarwe tocli aan zijn
trek komt. Als logische consequentie van de voor
heen door de maalindustrie en bakkers gehouden
vertogen zal de „meerwaarde" van de buitenlandse
tarwe thans in een relatief hoge prijs tot uitdruk
king moeten komen.
PRIJSVORMING VAN DE TARWE
REEDS eerder was, in het kader van het natio
nale beleid, voor binnenlandse tarwe van
oogst 1962 een garantieprijs vastgesteld van 31,
per 100 kg. Deze kan in de E. E. G.-regeling worden
gegarandeerd doordat de „regering" (het V. I. B.)
ten allen tijde tegen deze prijs (interventieprijs) in
de markt zal zijn (voorheen slechts enkele malen
per jaar). Daarnaast zal de buitenlandse tarwe be
schikbaar worden gesteld tegen een richtprijs die
ongeveer 7 hoger ligt dan de interventieprijs of
de minimam-garantieprijs.
Met betrekking tot de prijsvorming van de tarwe
zal zich nu dus de volgende situatie voordoen. De
in het kader van het nationale beleid reeds eerder
vastgestelde garantieprijs bedraagt ƒ31,per 100
kg bij 17 vocht. Deze prijs heeft betrekking op
„gemiddelde" levering, in december. Voor vergoe
ding van opslagkosten en -risico's wordt per
maand een bedrag van 0,35 in rekening gebracht.
De garantieprijs bedraagt in augustus dan ƒ31,—
min 4 maanden a 0,35 is 29,60 per 100 kg af-
boerderij, of, rekening houdend met 1,65 com-
mercialisatiekosten, ƒ31,25 franco-fabriek. De in
het kader van het E. E. G.-beleid per land vast te
stellen richtprijs bedraagt voor Nederland 7
meer dan de interventieprijs, hetgeen in augustus
neerkomt op 33,60 per 100 kg. Deze richtprijs is
bepalend voor de zgn. drempelprijs, de prijs waar
voor de buitenlandse tarwe binnen kan komen.
Wanneer nu de kosten van aanvoerhaven naar
„tekortgebied" worden gesteld op 0,35 per 100 kg,
dan komt men in augustus tot een drempel-
prijs van 33,25 bij 17% vocht. (De drempelprijs
wordt in werkelijkheid uitgedrukt in 16 vocht.)
Aan de E. E. G.-landen wordt voorts nog een pre
ferentie verleend door de interne heffingen te ver
lagen met een „forfaitair bedrag" waarvan de
hoogte inmiddels is vastgesteld op 0,35 per 100
kg. Franse tarwe kan dus worden geïmporteerd
tegen een prijs van 32,90, hétgeen neerkomt op
33,25 per 100 kg franco fabriek.
In werkelijkheid z.al de buitenlandse tarwe nog
duurder komen dan bovengenoemde bedragen,
omdat ook nog rekening wordt gehouden met de
kwaliteitsverschillen t.o.v. de Nederlandse tarwe,
door een omrekening via de z.g. gelijkwaardig
heidscoëfficiënten.
Stelt men hier nu tegenover de garantieprijs voor
Nederlandse tarwe, welke in augustus neerkomt
op 31,25 per 100 kg franco-fabriek, dan is de
conclusie duidelijk: Waarom zou de maalindustrie
in Frankrijk of elders relatief dure tarwe kopen
zolang er in Nederland tarwe wordt aangeboden
tegen een op basis van dezelfde kwaliteit
ƒ2,of meer lagere prijs? Of, beter nog, kan ook
de omgekeerde conclusie worden getrokken:
waarom zou de boer zijn produkt tegen ga
rantieprijs aanbieden als hij weet, dat de indus
trie voor gelijksoortige tarwe bij import uit
Frankrijk of uit andere landen ƒ2,of meer
per 100 kg meer moet betalen?
Aangezien naast de 60 tarwe, die toch uit het
buitenland moet worden betrokken (omdat onze
produktie slechts 35 a 40 van de consumptie
dekt) de maalindustrie alle, geschikte, Nederlandse
tarwe kan gebruiken, verkeert de teler in een
sterke positie. Hij zal echter van de nieuwe moge
lijkheden die de gewijzigde marktsituatie hem
biedt, zelf gebruik moeten maken.
Een moeilijkheid hierbij vormt de omstandigheid,
dat de teler vaak genoodzaakt is vroegtijdig af te
zetten, waardoor aan het begin van het seizoen
het aanbod groter is dan de maalindustrie in een
korte periode kan verwerken. Men zal moeten
trachten, via poolvorming, met opslag door coöpe
ratie en- handel, hèt aanbod zoveel mogelijk te
spreiden.
„THEORETISCH", zo schrijft de heer G. H. Mor-
sink o.m. hierover in de „Bron" van het L.
C. C., zal de tarwemarkt zich in september bewegen
tussen ƒ31,60 en ƒ34,franco grootste tekortge-
bied. De maalindustrie, die grotendeels geconcen
treerd aankoopt, zal trachten niet veel meer dan de
interventieprijs, te betalen, hetgeen uiteraard haar
goed recht is. De telers hebben echter in de coöpe
raties met hun outillage en opslagcapaciteit 't mid
del in handen om te streven naar de richtprijs. Door
het grote aanbod, dat nog te veel gedwongen op
de markt gebracht wordt, zal de prijs in augustus/
september niet veel hoger of zelfs wel lager kun
nen zijn dan de interventieprijs. Ofschoon het
V. I. B. van goede wil zal zijn om op interventie
niveau aan te kopen is het de vraag of alle aan
geboden partijen direkt afgenomen en opgeslagen
kunnen worden. Wanneer dat niet het geval is,
blijft de markt onder 'de druk van het aanbod»
Door het telersaanbod te bundelen kan een posi-
tief marktbeleid gevoerd worden. Grote partijen
kunnen worden opgeslagen en eerst verkocht wan
neer de grote druk verdwenen is. Bovendien kan
meer dan voorheen naar kwaliteit betaald worden.
Het is misschien aan te bevelen een scheiding te
maken tussen zomer- en wintertarwe, daar zomer-
tarwe in de regel een betere bakkwaliteit heeft
dan wintertarwe. Voor de tarwemarkt heeft de
heer Morsink goede verwachtingen mits de telers
ervan overtuigd zijn, dat eendrachtig samenwer
ken hier kracht betekent.
Overigens kan ook de maalindustrie zelf opslaan.
Dit wordt mede mogelijk gemaakt door de staffel-
regeling waardoor het gehele niveau dus ook
de heffing op de buitenlandse tarwe maande
lijks met 0,35 per 100 kg wordt verhoogd.
VOERGRANEN
IN tegenstelling tot tarwe waar de import
voorheen, althans in Nederland, niet met hef
fing werd belast wijkt het E. E. G.-voergraan-
beleid praktisch niet veel af van het tot nu toe in
Nederland toegepaste stelsel ter realisering van
de door de regering in vooruitzicht gestelde prij
zen. Integendeel, het E. E. G.-stelsel is geheel ge-
ent op het Nederlandse systeem van monopolie-
heffingen bij import en restituties bij export. Alleen
de uitvoering is iets meer geperfectioneerd. Zo
wordt b.v. de speling rond de drempelprijs veel
kleiner, waardoor minder risico dat de prijs niet
wordt gehaald. De prijzen blijven voor oogst 1962
voor gerst 28,en haver 26,75 per 100 kg. De
sleutel bij omrekening van de prijzen van buiten
landse granen op Nederlandse kwaliteit dus de
zgn. gelijkwaardigheidscoëfficiënten ondergaan
enige wijziging: de uitvoering van de regeling en
de vaststelling van de heffingen gebeuren thans
immers door Brussel. Al met al lijkt het er op, dat
de prijzen inderdaad wel zullen worden gehaald,
terwijl voor goede kwaliteiten zoals brouw gerst
en kippengerst zeker een kwaliteitspremie zal
kunnen worden bedongen. Ook de handel verwacht
blijkbaar geen prijsinzinking; we hebben althans
de indruk, dat van de nog onder het „oude regime
bestaande mogelijkheid tot termijnaankoop in ruime
mate gebruik is gemaakt. Voorlopig hanteert Ne*
derland voor de voergranen nog geen staffelrege-
ling; voor de komende jaren moet dit echter wel
ernstig worden overwogen. Ook hier geldt dat
mogelijke spreiding van het aanbod voordelen kan
inhouden, waarbij overigens moet worden bedacht»
dat met name de brouwgerst reeds aan het begin
van het seizoen zijn bestemming kan vinden.