Van allerlei en overal Levensverzekering DE OLVEH VA N f 8 7 9 Vogel en wildschade? (ii) Ir. G. S. ROOSJE, adjunct-directeur Proefstation voor de Fruitteelt te Wilhelminadorp LEVENSVERZEKERING JYE heer G. J. Bras te Rilland-Bath deed ons naar aanleiding van de in ons vorig nummer geplaatste tips van de heer Mabesone over beper king van vogelschade in bieten, een uitvoerig schrijven toekomen waaraan we het volgende ont lenen „In het Landbouwblad van 29 juni jl. las ik een stukje over vogelschade in bieten. Hierin geeft de heer M. A. Mabesone een tweetal tips om deze schade te verminderen. Volgens de heer Mabe sone wordt de schade in de bieten veroorzaakt door patrijzen en fazanten en de hazen zouden volgens hem geen schade veroorzaken. Ik ben echter van mening, dat de praktijk mij anders geleerd heeft. In 1959, toen het net zo droog was als nu, trof ik 's morgens op een per ceeltje bieten van circa 60 are geregeld 4 5 vol wassen hazen aan, maar geen patrijzen of fazan ten. Op de plaatsen waar deze hazen hadden ge zeten, vond ik menige biet die ze nog maar net hadden afgeknaagd. Dus wel degelijk de hazen, die de bietenplanten vernielden Ook in 1956, op een perceeltje tuinwortels, ge teeld voor een zaadtelersfirma voor zaadwinning, dezelfde ervaring. Het boven de grond uitstekende groene loofkroontje trok de hazen onweerstaan baar aan met als gevolg flinke vreterij van hazen en konijnen. Een knalapparaat gaf enige dagen verlichting, maar zodra ze bemerkten van het ge knal verder geen nadeel te ondervinden, trokken ze zich er niets meer van aan. Ook Stanhia werkte niet afdoende. Resultaat: 3 kg zaad van 20 are! In hetzelfde jaar in stamslabonen en bruine bonen, dank zij hazen en konijnen, grote schade. Ik had al vroeg, vóór er geoogst werd, de jacht- heer in kennis gesteld van de aard der schade. Deze heeft de moeite genomen zich te komen over tuigen van de stand van genoemde gewassen en gaf tegenover de jachtopziener volmondig te ken nen dat de schade van die aard was dat er moest betaald worden. En zo waar, na veel moeite is het mij gelukt ƒ200 als schadevergoeding te krijgen! En dat terwijl de werkelijke schade minstens 1000 bedroeg Ik gun iedere jager graag het plezier van de jacht, doch dan mag men als grondgebruiker toch verwachten dat een plezier-jager ook eergevoel heeft en zijn verplichtingen tegenover de grond gebruiker nakomt". 0 Wij zouden naar aanleiding van de opmerkin gen van de heer Bras er op willen wijzen dat, bij het ontstaan van werkelijke schade door nalatig heid van de huurder van de jacht, de grondgebrui ker schadevergoeding van deze kan eisen. De grondgebruiker dient de betrokken jager omtrent de schade direkt op de hoogte te brengen. Het verdient tevens aanbeveling de secretaris van de Wildschade-Commissie voor Zeeland, de heer H. Griffioen te Goes (tel. 01100—4046), te waarschu wen. Indien grondgebruiker en jachthouder geen overeenstemming over het bedrag van de schade kunnen bereiken worden bij belangrijke schade door deze Commissie drie taxateurs ingeschakeld om het schadebedrag te taxeren. Bij verschil van mening tussen grondgebruiker en jachthouder over vergoeding van de schade, ook nadat taxatie door deze Commissie heeft plaats gehad, kan de grondgebruiker zich tot de kantonrechter wenden voor het indienen van een eis tot schadeloosstel ling. Er zijn dus wel mogelijkheden om zijn „recht" te krijgen. RED. In verband met zijn benoeming elders heeft ir. P. M. Felius, adjunct-directeur van het Proef station voor de Fruitteelt in de Volle Grond te Wil helminadorp, met ingang van 1 juli 1962 ontslag verzocht uit zijn functie. Het bestuur heeft dit ver zoek ingewilligd. Tot zijn opvolger in de functie van adjunct directeur werd benoemd ir. G. S. Roosje. Ir. Roosje is reeds bijna 10 jaar op het Proef station te Wilhelminadorp werkzaam als weten schappelijk onderzoeker, gedetacheerd door het I. P. O. Hij zal zijn nieuwe functie aanvaarden op 1 augustus a.s. PAKKEN VERZAMELWAGEN HET is niet rationeel om pakken hooi en stro uit een opraappers direct op het land te laten vallen. In de rij liggen pakken vèr uit elkaar en het op een wagen laden vraagt veel arbeid. Een pakkenslede, waarop stapels worden gemaakt, geeft verbetering. Maar er moet een man op staan. Dat betekent; een extra arbeidskracht; een beperkte capaciteit bij grote persen, omdat de man minder pakken kan verwerken dan de pers kan maken; een gevaar voor de man, omdat hij door schokken van de slee af kan vallen. (lm al deze redenen is er in Engeland een toenemende belangstelling voor automatisch werkende verzamelsleden of -wagentjes. Op een grote Britse boerderij maakte men een wagentje, waar tien, ten hoogste twaalf pakken direkt uit het perskanaal ingeperst kunnen worden, via een oplopende verlengplaat. Door aan een touw te trekken klapt de achterwand omhoog en blijven de pakken liggen. De trekkerchauffeur kan dus rijen dwars op de rijrichting vormen. Dit vereenvoudigt het laden aanmerkelijk. Het wagentje bestaat uit een personenauto-vooras. Het autostuur is verbonden met de trekboom en deze heeft een eind achter de as van de pers zijn draaipunt. Daardoor volgt het wagentje de pers in bochten. Op deze as is een bak met wanden van golfplaat aangebracht. De lengte-doorsnede van het wa gentje is V-vormig met een sterk schuinstaande voorwand en een van onderen vergrendelde steil- staande achterwand. Deze scharniert van boven. Wordt de veerbelaste vergrendeling onderaan de wand door 'n ruk aan een touw van de trekkerchauffeur losgetrokken, dan wijkt de achterwand door de druk van de pakken. Is de bak leeg, dan valt de wand terug en wordt opnieuw vergrendeld. (Practical Power Farming, 5/'62.) RATIONALISATIE BIETENTRANSPORT IN vele landen worden grote hoeveelheden bieten per spoor naar de suikerfabrieken gebracht. Ook 1 in Engeland. De Britse spoorwegen hebben, om dit transport te rationaliseren, een speciale laadbak laten maken. Deze bak bestaat uit een raamwerk met gaas en staat op uitschuif bare poten. Van onderen is hij V-vormig en de bodemhelften kunnen wegklappen. Er kan 3 ton bieten in. (De werkwijze komt over een met de reeds jaren ook in ons land bekende laadkisten.) Een vrachtauto brengt de bakken naar het land, waar zij worden geladen. Dit kan eventueel op een naast de machine rijdende wagen. Per vrachtauto worden de gevulde bakken afgehaald. Door de poten iets uit te schuiven kan de vrachtauto er onder rijden. Dan laat men de bak op de auto zakken. Bij het station worden de bakken met een kraan op spoorwagons gezet. Men krijgt dus geen over lading van de bieten. Zij gaan in dezelfde bakken van het land naar de fabriek. (Practical Power Farming, 5/'62.) AANGEDREVEN AS OOK VOOR AARDAPPEL- EN BIETENROOIERS? |\E Optimat stalmeststrooier van de firma Krone kan met aangedreven wagenas worden geleverd. u De constructie wijkt af van de gebruikelijke en zou daarom vrij goedkoop zijn. Helaas wordt de werkelijke prijs niet in het hier geciteerde bericht genoemd. De as wordt aangedreven vanaf de aandrijving van het mechanisme van de strooier Nu moet bij een aangedreven as de omtreksnelheid van trekker- en wagenwielen op elkaar zijn afgestemd. Dat in tekent, dat vrijwel voor elk ander trekkertype andere tandwielen in de overbrenging nodig zijn. Dat is kostbaar en een groot bezwaar. Als men twee niet gelijke trekkers bezit kan de wagen niet door elkaar achter beide worden gebruikt. Krone heeft dit opgelost door een eenvoudige variator in de aandrijving van de wagenas aan te bren gen. In enkele minuten kan de trekkerchauffeur hiermede de gewenste overbrenging instellen. Door dat de V-snaar in de variatoroverbrenging wel iets kan slippen, is geen vrijloop nodig, zoals gebrui kelijk bij aangedreven assen. De belangstelling voor aangedreven wagenassen is in Duitsland heel wat groter dan bij ons. Vooral omdat men hen op steile hellingen goed kan gebruiken, in het bijzonder ook bij afdalingen. Dat er in ons land zo weinig belangstelling is, wordt o.i. veroorzaakt door de hoge prijs, de korte tijd per jaar dat zij werkelijk gewenst zijn vooral bij bietentransport -— en het bezwaar dat de wagen op een bepaalde trekker is afgesteld. Ook voor aangedreven machine-assen, b.v. aardappel- en bietenrooiers be staat geen belangstelling. Of dit terecht is, betwijfelen wij. Misschien dat ook hier de constructie'van Krone nieuwe mogelijkheden biedt. H. UOEWEL de levensverzekering in de eerste plaats bedoeld is om het belang van de enke ling te dienen, is het interessant om te zien welk een belangrijke plaats zij inneemt in onze natio nale economie. Men zou het levensverzekeringsbedrijf kunnen beschouwen als een instelling voor gezamenlijk sparen. De voor de verzekeringen betaalde premies vormen dan de „inlagen" en de uitkerin gen zijn de „terugbetalingen". Omdat de premiebetalingen voorafgaan aan de uitkeringen, overtreffen de „inlagen" bij een zich normaal ontwikkelend bedrijf altijd verre de „terugbetalingen". Dit verschil vormt, met de gekweekte rente, de z.g. wiskundige reserve, die dus kan worden ver geleken met het „spaar-tegoed" bij de spaarban ken. Zo hadden de gezamenlijke Nederlandse levensverzekeringsmaatschappijen aan het eind van 1957 ter dekking van hun verplichtingen een belegd vermogen van 6,3 miljard gulden. En ieder jaar komt daar ongeveer een half mil jard bij, zodat het nu zeker meer dan 7 miljard gulden bedraagt. Dit betekent dat het levensver zekeringsbedrijf als spaarinstituut van evenveel betekenis is als de specifieke spaarinstellingen (spaarbanken en boerenleenbanken). In ons land met zijn snel stijgende bevolking zijn grote besparingen dringend nodig voor finan ciering van de woningbouw en de uitbreiding en modernisering van bedrijven. Het ligt dan ook voor de hand dat de overheid gaarne de grote ontwikkeling van het levensver- zekeringbedrijf ziet. Dit komt o.a. tot uiting door de fiscale bepalingen die vaak de verzekering nemer in een gunstige positie plaatsen. In dit ver- band mag ook worden opgemerkt dat de boer als ondernemer belang heeft bij het bezit van ron levensverzekeringpolis, omdat deze hel; verkrijgen van kapitaal voor uitbreiding en modernisering van het eigen bedrijf vaak aanmerkeliik verge makkelijkt. BESCHERMING IJE aard van 't levensverzekeringbedrijf brengt mee dat de polishouders vaak vele jaren premies betalen alvorens zij recht op een uit kering krijgen. Om de grote belangen van de po lishouders te beschermen heeft de regering in 1922 de wet op het levensverzekeringbedrijf afge kondigd. In deze wet, die mede op aandringen van de levensverzekeringmaatschappijen tot stand kwam, werd o.m. het toezicht op het levensvei - zekeringwezen opgedragen aan de Verzekerings kamer. Deze stelt ieder jaar een verslag samen waarin talrijke gegevens over het bedrijf zijn ver zameld en waaraan ook de in de aanvang van dit; artikel vermelde getallen zijn ontleend. Hoewel de levensverzekeringmaatschappijen als vrije ondernemingen uiteraard geen onnodige inmenging in hun zaken wensen, is hun verstand houding met de Verzekeringskamer uitstekend dank zij het begrip dat van weerszijden betoond wordt en dank zij de wet op het levensverzeke ringbedrijf, die de maatschappijen de vrijheid laat tot het uitstippelen van hun eigen bedrijfs beleid. Na deze algemene inleiding wordt in een vol gend artikel eens wat nader ingegaan op het be lang van de levensverzekering voor de enkeling. KORTEN AERK AD f t S GRAVE NHAGE BIJKANTOREN AMSTERDAM ARNHEM EINDHOVEN,'S GRa'^ENMAGE. GRONINGEN, ROTTERDAM, UTRECHT

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 15