landbouwtelling 1962 Enkele aspecten van het Landbouwbeleid VRIJDAG 29 JUNI 1962 VOORLOPIGE UITKOMSTEN LANDBOUWTELLING 1962 PROVINCIE ZEELAND Frankering bij abonnement: Terneuzen 50e Jaargang' No. 2637 s landbouwbla „Ofiföèel of gaan van de Maatschappij tot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland* DE voorlopige uitkomsten van de inventarisatie akkerbouwgewassen mei-telling 1963 zqn door liet C.B.S. vrijgegeven. Over de volledige gegevens beschikken wij bij het ter perse gaan van dit nummer, nog niet. Wel kunnen wij reeds de volgende bijzonderheden mededelen: Het areaal suikerbieten verminderde landelijk van 84.792 ha in 1961 tot 77.087 ha in 1962 met rond 7.700 ha of wel een teruggang van 9 Ook liet areaal consumptie-aardappelen liep landelijk verder terug van 80.915 ha tot 78.305 ha, een teruggang van 2610.ha of ca. 3 Deze teruggang is te wtftenr aan het areaal aardappelen op zand- en veengrond door een vermindering van 3550 ha (11 De oppervlakte kleiaardappelen nam iets toe n.l. van 48.800 ha in 1961 tot 49.740 ha in 1962, ongeveer 940 ha of 2 meer. Het totale areaal granen laat een vermindering zien van 16.500 ha of 3 Het areaal wintertarwe, dat het vorig jaar als gevolg van de weersomstan digheden sterk was teruggelopen, heeft weer een meer normaal aanzien gekregen. Het werd in vergelijking met het vorig jaar (39.457 ha) met rond 22.850 ha (58 uitgebreid. Daarentegen is de oppervlakte zomertarwe met rond 13.750 ha (17 gedaald. In totaal werd de oppervlakte tarwe met r°De uitbreiding van de oppervlakte wintergerst gaat de 5 niet te hoven (1961 - 7.394 ha: 1962 - 7.755 ha). Het areaal zomergerst werd met bijna 3.200 ha (3 verminderd. Het totale gerstareaal werd daardoor rond 2.800 ha (3 kleiner dan in 1961. Bij de haver en gemengd gewas is ook van een achter uitgang sprake; de oppervlakte haver verminderde met ruim 4.800 ha (4%). Het peulvruchtenareaal is zeer sterk ingekrompen. Het verminderde van ruim 35.000 ha tot bijna 2a.0Q0 ha of met 29 Bij de groene erwten is de vermindering het grootst n.l. rond 5.800 ha (25%). De oppervlakte schokkers is rond 1.800 ha (42%) minder, terwijl het areaal van kapucijners en grauwe erwten, bruine en witte bonen met resp. 39 en 40 teruggelopen is. De uitzaai van koolzaad is in 1962 6% groter dan het jaar daarvoor, m hoofdzaak door uitbreiding van het areaal in Oostelijk Hevoland. De teelt van hlauwmaanzaad is met 55 ha van geen betekenis meer; het areaal hiervan bedraagt nog slechts 12 van dat van verleden jaar. De oppervlakte lcarwijzaad is vrij stabiel gebleven en verminderde slechts 5 De verhouw van kanariezaad is meer dan verdubbeld. Het met vlas verbouwde areaal steeg met bijna 2.100 ha of 10 van ca. 21.660 ha in 1961 tot 23.760 ha in 1962. Ajs laatste <le groenvoedergewassen waar tegenover een kleine uitbreiding van het Iuzerne-areaal van 4 een forse inkrimping van de oppervlakte klaver staat, welke daardoor bijna gehalveerd werd. TEVENS geven wij onderstaand de ons, door het Bureau van de Provinciale Voedselcommissaris, ter beschikking gestelde uitkomsten Landbouw telling 1962 voor Zeeland, met ter vergelijking deze gegevens van bet vorige jaar. (in lia afgerond) Klei- en zand- District Winter Zomer Groene Schok Blauw- aard- Suiker tarwe tarwe Gerst erwten kers Bonen maanzaad Karwij Vlas Graszaad appelen bieten Schouwen en Duiveland 1454 894 3672 62 3078 119 3,3 18 601 261 1383 2165 Tholen en St. Philipsland 1335 264 1720 389 148 14 0,4 10 520 323 1598 1654 Noord-Beveland 793 354 904 499 82 14 - 11 796 385 1007 1220 Oost Zuid-Beveland 1026 522 1070 534 37 17 - 174 751 417 913 1408 West Zuid-Beveland 1784 801 2152 974 124 42 2,2 69 1391 328 1397 2183 Walcheren 1597 727 1293 831 474 93 2,3 13 763 396 920 1849 Oost Zeeuws-Vlaanderen (O) 1554 1109 2517 890 4 466 1.2 24 1349 347 1026 76 V 1700 West Zeeuws-Vlaanderen 3678 708 4304 1617 7 1027 - 306 3200 876 1049 19 1 3031 Oost Zeeuws-Vlaanderen (W) 2022 666 2918 943 - 511 - 35 1675 669 1070 39 1773 Totaar 15243 6045 20550 6739 1954 2303 9,4 660 11046 4002 10497 16983 21288 1961 3668 10721 26471 8567 3258 3731 191 679 9403 3122 10258 17279 14389 In 48 22.3 21 40% 40% - - -f- 17 28 -f 2.3 1.7 OE meest voor de hand liggende reactie van de indivi duele boer op een slechter wordende inkomenssituatie is het streven een voordeliger te werken bij gelijkblijvende of zo mogelijk groter wordende bruto-opbrengsten. Hogere op brengsten met minder kosten voortgebracht of desnoods dezelfde opbrengsten en lagere kosten, geven hem een ho ger arbeidsinkomen en alom zien we dan ook een wedloop in rationalisatie in volle gang. Dat deze rationalisatie vele vormen kan aannemen is bekend. Welke vorm het meest gewenst is hangt af van de omstandigheden waarin het be drijf verkeert en van de aanleg en bekwaamheden van de boer waarmee men te maken heeft. Algemeen is de ratio nalisatie door mechanisatie, waarbij de relatief dure arbeid vervangen wordt door machines, hetzij in het eigen bedrijf, hetzij in samenwerking met anderen, hetzij met behulp van loonwerker of werktuigencoöperatie. De drang naar ratio nalisatie kan tevens leiden tot specialisatie, bedrijfsvereen voudiging of ontmenging, tot verbetering van de inrichting van de bedrijfsgebouwen, tot bedrijfsvergroting enz. Aldus ir. A. W. Luitjens in het begin van zijn inleiding gehouden in de Algemene Vergadering van de Noordbra- bantse Maatschappij van Landbouw dinsdag j.l., waarbij hij centraal stelde de noodzaak om op de „goed geleide, sociaal en economisch verantwoorde bedrijven'' tot een hoger in komen te komen dan de laatste jaren het geval is geweest. RATIONALISATIE Ir. LUITJENS wees o.m. op de snelle ontwikkeling snellere toename van de produktie dan de vraag die de landbouw doormaakt, gekarakteriseerd waardoor een permanente druk op de prijzen ont- uoor rationalisatie cn produktiviteitsstijging, een staat. De toenemende rationalisatie vraagt steeds meer middelen, die in onvoldoende mate uit de be- drijfsresultaten geput kunnen worden, met als ge volg dat de rationalisatie geremd wordt en op het kapitaal van de boerenstand wordt ingeteerd. Is het verwonderlijk zo vroeg ir. Luitjens zich af dat een zekere moedeloosheid te constateren is onder de boeren en dat steeds sterker naar voren komt, dat de weg van de rationalisatie geen uit komst, geen perspectief biedt? Althans niet voor de boerenstand, die in omvang steeds verder af neemt, vaak zeer hard werkt, de bedrijven zo goed mogelijk aanpast en hiervoor investeert en sober leeft, met als resultaat... een achterblijven van de inkomensvorming vergeleken bij andere beroeps groepen, die zich (gelukkig) mogen verheugen in een toenemende welvaart en waar de vrijetijdsbe steding en de recreatie een hoofdprobleem zijn ge worden. Hoe begrijpelijk op zichzelf ook, toch mag dit ge voel van moedeloosheid niet gaan overheersen en tot een negatieve instelling leiden, al was het alleen al omdat de resultaten van de krachtsinspanning in de landbouw niet verloren gaan, maar de maatschappij als geheel ten goede komen. Een andere reden om door te gaan met de moder nisering van de landbouw is gelegen in het feit, dat we in de internationale concurrentie mee zullen moeten en het liefst moeten probe- (Zie verder pag. 599.),

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 1