Landbouwpolitiek voor de naaste toekomst Het hoofdbestuur van het K.N.L.C. over het landbouwbeleid op korte termij'n Frankering bij abonnement: Terneuzexi VRIJDAG 15 JUNI 1962 50e Jaargang No. 2635 eeuuis landbouwblad „Oflflcieel orgaan van de Maatschappy tot bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland" e HET hoofdbestuur van het K. N. L. C. heeft ^gemeend naast zijn, reeds eerder gepubliceerde, bijdrage tot de oordeelsvorming over de discussie nota van het Landbouwschap over de landbouwpolitiek op langere termijn, zich eveneens te moeten uitspreken over bepaalde maatregelen ten be hoeve van de Nederlandse land- en tuinbouw in de naaste toekomst. De landbouw bevindt zich in een aanpassingsproces, waarbij een ver snelde rationalisatie in alle opzichten geboden is, mede met het oog op het behoud van de concurrentiekracht bij het ingaan van de gemeenschap pelijke marktordening in het kader van de E. E. G. Deze modernisering vergt de nodige financiële middelen juist in een tijd, dat de inkomenssituatie van de agrarische ondernemers te wensen overlaat en een steeds grotere achterstand vertoont bij die buiten de land bouw. Op enkele punten van het garantiebeleid voor de komende periode zal naar het oordeel van het hoofdbestuur van het K. N. L. C. verbetering noodzakelijk zijn. Het is echter duidelijk, dat hiermee niet kan worden volstaan en dat tevens aanvullende maatregelen, die eveneens op korte termijn een gunstig effect sorteren, moeten worden getroffen. Het is noodzakelijk, dat op korte termijn een samenstel van voorzieningen ter vermijding of vermindering van een achterstand van de landbouwbevolking en het landbouwbedrijf bij andere sectoren van de volkshuishouding wordt getroffen, met name ten aanzien van prijsgaranties, lonen en arbeids voorwaarden, belastingen, kredietvoorzieningen en andere produktie-om- standigheden. Gaat het hier speciaal om van overheidswege te treffen maatregelen, vanzelfsprekend heeft de georganiseerde landbouw ook tot taak om zelf het mogelijke te doen om de positie van het agrarische bedrijf op korte termijn te verbeteren: hier valt b.v. te denken aan activiteiten om tot grotere samenwerking en beter samenspel bij de binnenlandse en buiten landse afzet van landbouwprodukten te geraken. AANPASSING AAN HET E. E. G.-SYSTEEM REKENING moet worden gehouden met de mogelijkheid, dat voor de oogst 1963 het Nederlandse garantieprijspeil, met name voor de granen, mede bepaald zal worden door besluiten in het kader van het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de E. E. G. Over enkele maanden zullen immers cri teria voor de bepaling van gemeenschappelijke richtprijzen moeten worden vastgesteld. Redelijker wijze dient te worden aangenomen, dat voor granen Nederland tot een zekere aanpassing naar boven zal worden verplicht. Successievelijk treden „heffingsverordeningen" in werking voor produkten, die in Nederland veelal ook reeds onder een garantieregeling vallen. Voor deze produkten moet het Nederlandse systeem van marktordening en prijsregeling worden aangepast. Welk effect dit op het prijspeil hier te lande voor andere produkten dan granen zal hebben, is op dit moment nog niet goed te beoordelen. Het hoofdbestuur van het K. N. L. C. legt er de nadruk op, dat een verbetering van het Nederlandse garantiestelsel en -prijsniveau overeen zou stemmen met een zich in de landbóuwpraktijk steeds dui delijker manifesterende behoefte. Zou er van een verplichte aanpassing in verband met de E. E. G. nog geen sprake zijn, dan toch zijn er dwingende redenen om het garantiebeleid op enkele punten te herzien. De noodzakelijke mo dernisering van het landbouwbedrijf en de even noodzakelijke verbetering van de arbeidsvoorwaarden zijn in dit "verband belangrijke factoren. MODERNISERING ONDER de huidige omstandigheden moet de boer terwille van het gezond financieren van zijn bedrijf over een zekere hoeveelheid eigen finan ciële middelen beschikken. Naast de vrijkomende afschrijvingsbedragen is een bedrag nodig voor extra investeringen. In de kostprijsberekening komt deze laatstgenoemde factor niet tot uiting; het karakter van de LEI-vóórcalculaties, gebaseerd op nauw op de bestaande werkelijkheid aanslui tende gegevens, staat dat niet toe. Het is daarom naar het oordeel van het hoofd bestuur van het 5v. N. L. C. noodzakelijk om in de garantieprijzen een marge op te nemen, die recht doet aan deze factor modernisering. LONEN EN ARBEIDSVOORWAARDEN DE sterke indruk laat zich vestigen, dat de rela tieve gelijkstelling van de beloning van de land arbeid niet meer bestaat en dat gesproken moet worden van een, steeds groter wordende, sociale achterstand in de agrarische bedrijfstak in verge- lijking met andere sectoren. Aan de hand van be schikbare loonstatistieken van het C. B. S. is te berekenen, dat er een aanzienlijke achterstand in het uurloon in de landbouw gemiddeld ten opzichte van dat van de vergelijkbare industriële arbeids krachten is ontstaan. Daarnaast, is er echter ook een, wellicht nog moeilijker aanvaardbaar, ver schil in arbeidstijd tussen de landbouw en de met- agrarische sectoren. Geldt in de laatste praktisch algemeen de 45-urige werkweek, in de akkerbouw beloopt de werkweek nog gemiddeld 47 uur en in de veehouderij 56 a 57 uur. Opheffing van deze achterstand zou leiden tpt eën behoorlijke verhoging van de arbeidskosten. De ruimte, ontstaan door produktiviteitsstijging, is daarvoor hoogstwaarschijnlijk niet voldoende én die is bovendien reeds hard nodig om de achter stand niet groter te laten worden. Verkleining van de-gesignaleerde, uiteraard nader te onderzoeken, achterstand is noodzakelijk, maar deze is slechts mogelijk, als de regering bereid is het effect van in verband hiermee te treffen extra-maatregelen ten aanzien van lonen en arbeidsvoorwaarden in akkerbouw en veehouderij door te berekenen in de garantieprijzen. KOSTPRIJSBEREKENINGEN HOEWEL de ontwikkeling van het E. E. G.-land bouwbeleid in toenemende mate invloed zal krijgen op het Nederlandse beleid, zullen de kost prijsberekeningen van het L. E. I. voorlopig hun belangrijke betekenis voor de vaststelling van het garantiebeleid behouden. Hoewel nog in 1960 een herziening van uitgangspunten en afspraken heeft plaats gehad, is er met betrekking tot één kosten element naar de mening van het K. N. L. C. alle reden om zo niet een principiële herziening, dan toch een correctie door te voeren. De wanverhouding tussen de werkelijk bestaan de en de in de kostprijsberekening opgenomen kosten van bedrijfsgebouwen is n.l. zodanig, dat hier een aanpassing noodzakelijk is. Zowel een waardering op basis van eigendom als een in het huidige systeem voorafgaande herziening van de officiële pachtnormen roept bezwaren op in het kader van het praktische pachtbeleid. Wel is het mogelijk, en derhalve noodzakelijk, om naast de pachtnorm een toeslag voor verbete ring van' bedrijfsgebouwen in de kostprijsbereke ning op te nemen, mede omdat de pachter reeds veelvuldig deze verbeteringen voor zijn rekening n'eemt. Het L. I. zal zo spoedig mogelijk een her nieuwd onderzoek naar de eigenaarskosten moe ten instellen. Voorts dient bij de bepaling van de vergoeding voor de bedrijfsleiding rekening te wórden gehou den met de bestaande bezwaren tegen grote ver schillen in vergoeding per ha voor hetzelfde pro- dukt en in de totale vergoeding tussen enkele bedrijfstypen. Aan deze bezwaren wordt tegemoet gekomen door op de andere bedrijfstypen hetzelf de percentage van 12% van de bewerkings- en rentekosten te nemen als reeds voor het kleï- akkerbouwbedrijf wordt toegepast. Omdat het hier een vergoeding voor dagelijkse leiding en admini stratie betreft en niet een redelijk-inkomen-norm, is vooralsnog een algemene verhoging van het niveau van de bedrijfsleidersvergoeding niet nodig, BELASTINGEN JIET beraad over de ontwikkeling van een ge il meenschappelijke markt en een gemeenschap pelijk beleid voor agrarische produkten in de E. E. G. heeft de indruk versterkt, dat in het bijzonder de Nederlandse boer in een nadelige positie wordt gebracht door het fiscale beleid, dat in Nederland wordt gevoerd. Het is gewenst, dat de niet-agra- riër een goed begrip heeft van de „winst" in het landbouwbedrijf en van de bittere noodzaak om die winst te maken wil het landbouwbedrijf kun nen worden voortgezet. Naast normaal te achten gezinsuitgaven zal niet alleen het ondernemers- risico hierin dekking moeten vinden, maar ook de behoefte aan de nodige investeringsmiddelen. De inkomsten van het landbouwbedrijf zijn zeer wisselend van jaar tot jaar. Daarom moet voor de inkomstenbelasting een middeling van inkomen- over meer jaren worden toegepast om een onbil lijke en funeste werking van de progressie tegen te gaan; de thans terzake voorgestelde voorziening moet nog onvoldoende worden genoemd. In het fiscale vlak moet ook de mogelijkheid worden benut om juist de moeilijkheden bij de verbetering en vernieuwing van de bedrijfsgebou wen aan te vatten, als het garantiebeleid en het pachtbeleid hierin falen. De vorming van belasting vrije reserves voor dit doel dient te worden toe. gestaan. ANDERE MAATREGELEN 70ALS reeds opgemerkt meent het hoofdbestuur van het K. N. L. C. dat een doelgericht geheel van complementaire voorzieningen naast het ga rantiebeleid nodig is om voor de naaste toekomst de Nederlandse landbouw tot steun te zijn. Twee voorwaarden dienen daarbij dan in het bijzonder in acht te worden genomen: deze maatregelen moeten zoveel mogelijk direct de individuele boer tot nut zijn, want het komt er voor de boer opaan om zijn bedrijf op korte termijn zo rationeel mogelijk te kunnen in richten. Bij de toepassing van deze maatregelen moet in de eerste plaats aandacht worden geschon ken aan gebieden met ongunstige produktie- omstandigheden en aan bedrijfstypen die door middel van het garantiebedrijf niet voldoende zijn te helpen, zoals bijv. het gemengde bedrijf op de lichte gronden. In het kader van het structuurbeleid in enge zin moeten in de eerste plaats meer openbare middelen beschikbaar komen voor ontsluitings- en waterbeheersingswerkengezien de technische uit voerbaarheid en de gebleken behoefte, zou hier veel meer geld kunnen worden besteed. Voorts is er de meermalen geuite noodzaak om meer kredie ten beschikbaar te stellen ten behoeve van wette lijke en vrijwillige ruilverkavelingen. In de sfeer van de Voorlichting moet vooral het gebruik van bedrijfseconomische boekhoudingen worden gestimuleerd; door de meest geëigende financiële tegemoetkomingen moet het in de prak tijk toepassen van nieuwe systemen en technie ken in de bedrijfsvoering zoveel mogelijk worden bevorderd. BESLUIT IN het voorgaande is een aantal factoren opge somd, dat een verhoging van het garantieprijs niveau noodzakelijk maakt en verantwoord doet zijn. Tot slot werd gewezen op verbeteringen in het fiscale beleid en in het structuurbeleid in ruime zin, die zich als even noodzakelijk en verantwoord aandienen. Vooral als aan alle desiderata ten aan zien van het garantiebeleid niet tegemoet geko men zou kunnen worden, worden d;e andere com plementaire voorzieningen onontkoombaar; doel matiger dan voorheen moet de landbouw worden gediend bij zijn poging zich aan de eisen des tijds aan te passen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 1