De toekomst van onze jongeren
Meningen uit de provincie
H. J. v. d. ZANDE, Nieuwerkerk,
Vice-voorzitter van de Kring Schouwen-
Duiveland, en voorzitter van de Zeeuwse
Stichting voor Beroepenvoorlichting en
School- en Beroepskeuze voorlichting.
S. DE VISSER, Aagtekerke,
Voorzitter van de Kring Walcheren en lid van het Dagelijks Bestuur der Z. L- M.
Een jongere
geeft zijn mening
H. C. v. d. Maas, Kats,
Provinciaal voorzitter van de L. J. G.
Zeeland.
ZEEUWS LANDBOUWBLAD
1. IVE stemming in de landbouw is de laatste tijd
wel wat in mineur, maar ik zie toch vol
doende toekomstmogelijkheden voor onze jon
geren in de landbouw. Dat geldt zowel voor de
boer als voor de werknemer.
Hier in Z. W. Nederland zitten we gunstig.
Kijk maar eens naar de ontwikkelingen in de
tuinbouw en fruitteelt. Het is hier een gunstig
klimaat en we zitten in een Deltagebied. Ik
hoorde laatst op een vergadering dat er in een
straal van 400 km, 40 miljoen mensen wonen.
Alle jongeren kunnen we zeker niet plaat
sen. We hebben steeds meer gemechaniseerd.
Maar dat gebeurde ook in het verleden niet,
toen trokken er ook al weg.
2. IA, op de kleinere bedrijven ziet men hier dat
men nog wel te veel jongeren op de be
drijven houdt. De Landbouwschool in Zierikzee
bewijst dat ook wel, het zijn steeds jongeren
van de kleinere bedrijven.
De algemene indruk ook van anderen hier
op het eiland is, dat er teveel jongeren op deze
bedrijven blijven hangen, en dat kan in de toe
komst nog wel eens tot moeilijkheden leiden.
In het verleden was dit ook al zo dacht ik.
Op het grotere bedrijf zag men dat veel min
der. t>aar zocht men meer mogelijkheden bui
ten het eiland als ze hier niet meer waren.
3. IVE mogelijkheden zijn op dit moment natuur-
lijk voldoende aanwezig, gezien de ar
beidssituatie in heel Nederland. Dat was vroe
ger veel minder het geval. Een vraag is of men
van die mogelijkheden op de hoogte is en dat
IN het kader van dit nummer over de toe
komst van onze jongeren, hebben wij in
een persoonlijk gesprek enige leden van onze
Z. L. M. in verschillende delen van onze pro
vincie een aantal vragen voorgelegd. Alle
verklaarden zich direkt bereid (zonder enige
voorbereiding) hun medewerking te ver
lenen.
Vragen en antwoorden werden op de band
opgenomen. De gestelde vragen vindt U hier
onder; daarnaast op deze pagina, hun menin
gen over de gestelde problemen, zoals deze in
het gesprek naar voren kwam, zoveel moge
lijk weergegeven.
1. Hoe ziet U de toekomstmogelijkheden
voor de landbouwjongeren en de plaat
singsmogelijkheden voor deze jongeren
in de agrarische bedrijfstakken?
2. Denkt U dat door de huidige arbeids
situatie de neiging wordt versterkt om
meer zoons op het bedrijf te houden dan
er mogelijkheden zijn om op te volgen?
3. Vindt U dat de jongeren die niet in de
landbouw geplaatst kunnen worden, vol
doende mogelijkheden hebben en wordt
van deze mogelijkheden ook gebruik ge
maakt?
4. Vindt U bij de keuze van een beroep bui
ten de landbouw, het advies van een des
kundig beroepskeuze-adviseur gewenst?
5. Er wordt wel eens gezegd dat de besten
de landbouw verlaten. Is dat naar uw
mening juist?
betwijfel ik ten zeerste en er wordt naar mijn
mening dan ook onvoldoende van gebruik ge
maakt.
4. IA, dat is zeer gewenst. Vroeger stond men
J "daar wat sceptisch tegenover, men voelde
daar nog niet zo veel voor. Tegenwoordig, als
men zo eens het oordeel hoort van personeels
chefs van bedrijven, dan wordt dit zeer aanbe
volen.
Men moet de jongeren wijzen op de toekomst
mogelijkheden in andere beroepen en de scho
len die daaraan voorafgaan. En daar wordt veel
te weinig aandacht aan besteed.
5. WAT noemt men de besten? Die het best op
de lagere school en H. B. S. meekunnen
Die minder meekunnen blijven hier natuur
lijk makkelijker op het eiland hangen. Maar
dat wil helemaal nog niet zeggen, volgens mij,
dat dit de minsten zijn en die wegtrekken de
besten. Dat zal later mopten blijken, want ook
na school valt er nog heel wat te leren.
1. IVE toekomstmogelijkheden voor de landbouw-
jongeren zie ik wel wat moeilijk, omdat
men in de agrarische sector steeds meer te kam
pen zal krijgen met een tekort aan arbeids
krachten en daardoor de bedrijfsvoering na
tuurlijk steeds moeilijker zal worden. Het zal
allemaal gecompliceerder worden, meer me
chanisatie wat vooral ook moeilijkheden zal
meebrengen in de financiële sector.
De plaatsingsmogelijkheden zullen in Zee
land en ook vooral op Walcheren moeilijker wor
den omdat naar mijn idee veel land weg zal
gaan naar de industrie en vooral ook naar de
recreatieve sector.
Het zal mijns inziens zo worden dat er nog
een tekort komt aan bedrijven als uit ieder
boerengezin één in de landbouw gaat, omdat-
er boerderijen totaal zullen verdwijnen.
2. PR komt meer en meer de neiging om de
zoons, die toch geen bestaan in de land
bouw kunnen vinden, dan ook iets anders te
laten doen. En dat men dan op het moment een
tekort aan arbeidskrachten heeft, neemt men
op de koop toe. Men gaat dat meer en meer in
zien.
3. [\AT is op Walcheren nog in een begin-stadi-
um. De eerste weg die hier bewandeld
moet worden is gaan studeren, hetzij op am
bachtschool, of op middelbare of hogere scho
len. Dat neemt ook steeds toe. Of er voor deze
jongens als ze afgestudeerd zijn, voldoende
emplooi zal zijn, is een vraag die op dit moment
natuurlijk moeilijk te beantwoorden is. Maar
ik geloof dat men nog wel wat meer het in de
technische richting moet zoeken. Ik ben per
soonlijk van mening dat er in de industrie nog
heel wat mogelijkheden liggen en dat alle mo
gelijkheden nog niet worden benut. Waar
schijnlijk zijn er leerlingen die naar Mulo of
H. B. S. gaan, die deze richting niet aan kunnen
en het meer in de technische richting, bijv. am
bachtsschool moeten zoeken.
4. 2EER gewenst.
5. HAT is naar mijn mening maar ten dele juist.
D* Misschien zijn het wel de jongens die op
het moment hiisschien iets meer begaafd zijn
die vertrekken, maar dat hoeven nog niet al
tijd de besten te zijn. Want juist zij die liefde
voor hun beroep hebben en dat ook innerlijk
wensen te beleven, die worden boer. En dat
worden uiteindelijk dan toch in dét vak de
besten.
1. IK zie het zo, dat het boeren hier in Nederland
een vak kan blijven. Ik ben het niet eens
met de mensen die zeggen; „Het boeren gaat
slecht" en hun kinderen voorhouden, ook al
hebben ze een behoorlijk bedrijf, niemand moet
maar opvolger worden omdat het in de toe
komst toch niets meer is. Ook al veranderen er
veel dingen, b.v. door de E. E. G., ik geloof dat
het aan de boer zelf is om zich bij de verande
ringen aan te passen. Ik denk hierbij bijv. aan
intensiveren, in sommige gevallen misschien
extensiveren, op bepaalde bedrijfstypen. En
specialisatie, soms wel zo ver gaande, dat b.v.
een bepaald bedrijf zich volkomen gaat aan
passen aan de recreatie. Maar niet bij voorbaat
bang zijn. Wat betreft de plaatsingsmogelijkhe
den geloof ik dat de ouders die een bedrijf heb
ben er goed van doordrongen moeten zijn dat
het gevaarlijk is een bedrijf te splitsen omdat
de rentabiliteit wel eens verloren kan gaan.
Men moet voor de overige kinderen dan ook
niet bang zijn andere beroepen te kiezen.
2. IK weet niet of dat zo is, ik heb de indruk van
niet. Maar als het wel zo is dan vind ik
dat heel erg dom. Ik dacht dat er altijd nog
wel arbeidskrachten zullen blijven. Het zal zich
in de toekomst ook wel aanpassen aan de om
standigheden. Het beroep van landarbeider,
is al door de werkklassifikatie omhoog gegaan
en de landarbeiders zullen, als er b.v. nog één
man op een bedrijf is, in de toekomst misschien
ook veel beter betaald kunnen worden en ook
meer verantwoordelijkheid en wellicht enige
mede-verantwoordelijkheid kunnen gaan dra
gen voor dat bedrijf.
3. UOLGENS mij zijn de mogelijkheden voor de
jongeren van het platteland precies de
zelfde en precies evenveel als voor de andere
jongeren.
Als er meerdere kinderen zijn, hebben we in
de boerenstand altijd nog het voordeel dat één
manlijk erfgenaam eigenlijk al een beroep
heeft, als opvolging op dat bedrijf redelijk is.
Men zal er meer van doordrongen moeten
zijn dat andere beroepen ook mogelijk zijn, ook
al is het dan misschien naar boerenbegrippen
een „minder beroep". Maar die onderscheiding
is geloof ik belachelijk.
Ik dacht dat van deze andere mogelijkheden
onvoldoende gebruik wordt gemaakt. Al is het
alleen maar zo dat men alle kinderen, ook al
hebben ze de capaciteiten nog steeds niet de
kans geeft een middelbare opleiding te laten
volgen waarmee ze verder kunnen, bijv. ook
naar een universiteit.
4. IK dacht dat het in heel veel gevallen gewenst
is. Vooral in de landbouwsektor zijn er
heel wat kinderen die bij voorbaat niet weten
wat ze worden willen. En dan zou ik ze willen
laten testen op hun aanleg en capaciteiten en
laten voorlichten wat de mogelijkheden zijn.
Dat is het minste toch wel.
5. IK heb wel eens die indruk gekregen, ik zie
het dan voor Noord-Beveland en dan mis
schien ga ik nog wel te ver en dat is kritiek die
ik dan niet mag uitoefenen. Het ligt wel in lijn
de beste studiehoofden zoals men ze dan populair
noemt; die gaan eruit. En er is dan wel eens de
neiging om de jongen die dan helemaal niet
kan leren op het bedrijf te houden en dat gaat
dan ten koste van de bedrijfsleiding.
Hoewel de praktijk dikwijls heeft bewezen
en dat zeggen de ouderen dan en daarin heb
ben ze wel ergens gelijk, dat men geen studie
hoofd hoeft te hebben om een goede boer te
worden.