551
VRIJDAG 8 JUNI 1962
b. DE LANDBOUWKUNDIGE TOETSING.
GEMIDDELD wordt circa van de 20.000 verkopen,
welke per jaar de Grondkamers passeren, op basis van de
landbouwkundige toetsing, afgewezen.
Bij de gehouden stemming blijkt, dat niemand handhaving van de
huidige landbouwkundige toetsing wenst (1 lid stemt blanco en alle
anderen stemmen vóór afschaffing).
NIETTEMIN Zijn een aantal leden van mening dat het toepassen
van een toetsing in de herverkavelingsgebieden goed gewerkt
heeft en dat getracht zou moeten worden voor de toekomst een
vorm van toetsing te vinden die dezelfde resultaten afwerpt. Deze
leden vinden, dat men vooral voor ruil- en herverkavelingsge
bieden een toetsing niet kan missen, omdat het optreden van onge
wenste splitsingen niet denkbeeldig is.
De andere leden zijn van mening dat de meeste ongewenste
splitsingen voorkomen bij boedelscheidingen, waaraan men toch niets
kan doen. Bovendien willen deze leden er op wijzen dat de toetsing
in de herverkavelingsgebieden alleen kan plaats vinden gedurende^
de herverkavelingsperiode en gebaseerd is op een speciale wet, die
een aflopend karakter heeft. Verder zijn zij van mening dat, hoewel
men zou kunnen stellen dat voor ruil- en herverkavelingsgebieden een
toetsing wrel degelijk waarde heeft, men dient te bedenken dat de voor
naamste verbeteringen die men bij de ruil- en herverkavelingen
aanbrengt, bestaan uit verbeteringen van de ontsluiting en de ont
watering. Déze werken op zichzelf wrorden door eventuele minder
gewenste verkopen te niet gedaan.
Overigens zullen in de toekomst naar hun mening ongewenste
verkopen steeds meer afgeremd worden door de noodzaak van een
verdere mechanisatie en een rationele bedrijfsvoering.
Gezien het feit dat indertijd de positieve toetsing, voorkomende
in het wetsontwerp Pachtwet, via een amendement in een negatieve
toetsing is veranderd (n.l. de toestand mag niet slechter worden dan
voorheen), zien deze leden hier weinig perspektief.
c. HET VOORKEURSRECHT VAN DE PACHTER.
Unaniem zijn de leden van mening dat bij opheffing van de Wet
Vervreemding Landbouwgronden het voorkeursrecht van de pachter
gehandhaafd dient te worden.
Het voorkeursrecht is een verkregen recht van een bepaalde
bevolkingsgroep, dat ingang heeft gevonden in het rechtsbewustzijn
van het agrarisch deel van het Nederlandse volk, waaraan men niet
dient te tornen.
IS DE REGELING VAN HET VOORKEURSRECHT IN HET
REGERINGSVOORSTEL VOLDOENDE 7
WANNEER men uitgaat van handhaving van het voorkeursrecht,
dient te worden nagegaan hoe dit zo goed mogelijk geregeld kan
worden bij verdwijning van de prijsbeheersing.
In het oude voorontwerp van wet was openbare verkoop door de
eigenaar onder alle omstandigheden toegestaan. Hierdoor werd het
voorkeursrecht geheel illusoir. Gelukkig is in het nieuwe voorstel van
de Regering openbare verkoop alleen onder zeer speciale omstandig
heden mogelijk.
Een zeer belangrijke zaak bij verkoop van gronden zonder prijs
beheersing is de kwestie van de sankties die er zijn bij het ten onrechte
passeren van de pachter. In het regeringsvoorstel is een en ander in'
de privaatrechtelijke sfeer opgelost, n.l. indien blijkt dat de pachter
ten onrechte gepasseerd is, is zondermeer een schadevergoeding van
1 jaarpacht met een minimum van 250,— verschuldigd, terwijl het
recht van de pachter om volledige schadevergoeding te vorderen onver
let blijft.
Mogelijkheden om het voorkeursrecht in de privaatrechtelijke sfeer
meer inhoud te geven zouden kunnen zijn:
a. het opleggen van een minimum boete van b.v. 5X de pacht, in plaats
van 1X de pacht;
b. wanneer blijkt dat de pachter bij verkoop ten onrechte is gepasseerd,
de pacht vanaf het moment van verkoop met b.v. 12 jaar verlengen.
■V
DE leden zijn van mening dat er van de schadevergoedingsregeling
in de praktijk niet veel terecht zal komen. In de eerste plaats zal,
wanneer verlenging met 6 jaar, gebaseerd op art. 43 van de Pachtwet,
bij verkoop aan derden mogelijk is, pas na verloop van deze periode
de pacht beëindigd kunnen worden en werkelijk schade optreden, zodat
pas dan een eis tot schadevergoeding kan worden ingesteld. Daarna
zal eerst nog de uitspraak moeten worden afgewacht, zodat het 7 a 8
jaar zal duren voor hierover jurisprudentie bekend is. In de tweede
plaats is het de vraag of men na verloop van deze tijd de eventuele
schade nog kan aantonen. Tenslotte kan het voorkomen dat de schade
vergoedingen zowel genoemd onder art. 56 h, lid 1 als 56 h, lid 3, van
het Regeringsvoorstel, op de eigenaar niet verhaalbaar zijn.
Unaniem is men van mening dat alleen een regeling op publiekrechte
lijke basis de mogelijkheden biedt het voorkeursrecht van de pachter
voldoende zeker te stellen»
TTi ERBIJ zouden alle verkopen, zowel van verpacht als van niet
A verpacht land, de Grondkamer moeten passeren, waarbij er op toe
gezien wordt of de gronden eventueel verpacht zijn en zo ja, of de pach
ter in de gelegenheid is gesteld van zijn voorkeursrecht gebruik te maken.
Bij dit publiekrechtelijke preventief stelstel is het ten ene male uitge
sloten een pachter ten onrechte te passeren en is iedere verdere sanktie
overbodig.
Hoewel de Kommissie zich bewust is van het feit dat aan deze
publiekrechtelijke regeling bezwaren van administratieve aard ver
bonden kunnen zijn, speciaal wat betreft de snelheid van overdracht
van de betrokken gronden, is zij nochtans van mening dat de rechts
zekerheid van de pachter in dezen dient te prevaleren.
Alle leden zijn van mening dat niet verlenging van de wet vervreemding
landbouwgronden, alleen acceptabel is bij een publiekrechtelijke regeling
en dat anders de wet verlengd dient te worden.
VASTSTELLING VAN DE VERKEERSWAARDE
VAN DE GROND.
EEN bijzonder probleem in het geheel van de regeling van het
voorkeursrecht van de pachter is bij vrije prijzen de vaststelling
van de verkeerswaarde van de grond door de Grondkamer, zoals in
het voorstel van de Regering is voorzien. De materiële waarde van
het voorkeursrecht is immers in sterke mate afhankelijk van de prijs.
Hoewel de Kommissie het niet tot haar taak rekent voor deze
vaststelling van de verkeerswaarde een goed sluitende regeling aan
te geven, is het toch een dermate belangrijk probleem dat een aantal
aspekten hierop betrekking hebbende, zal worden genoemd.
Essentiëel van belang voor het optreden van de Grondkamer op dit
gebied is het al of niet kunnen beschikken over gegevens van verkopen
op minnelijke basis, omdat juist deze verkopen bij een vrij spel van
vraag en aanbod tot stand komen. Een publiekrechtelijke regeling
met een meldingsplicht van alle verkopen zoals boven omschreven, zal
bedoeld probleem geheel opossen.
UEN belangrijke vraag is verder of de Grondkamer bij het vaststellen
van de verkeerswaarde moet uitgaan van vergelijkbare verpachte-
of pachtvrije objekten. Hierbij speelt direkt een rol de vraag of het
acceptabel is dat het verschil in prijs tussen verpachte- en niet ver
pachte gronden vrij belangrijk wordt en waarbij tevens de aanvaard
baarheid van het feit dat het pachtrecht hierdoor een misschien aan
zienlijke waarde krijgt toegedeeld, welke op een bepaald moment dan
ook te gelde gemaakt kan worden, in diskussie dient te komen.
De Kommissie wil er in dit verband op wijzen dat tot nu toe het
pachtrecht als een zuiver persoonlijk recht wordt gezien en niet als
een zakelijk recht. Het afstaan van pachtrecht tegen een geldelijke
vergoeding is behoudens onder bepaalde omstandigheden in de ruil-
verkavelingsgebieden niet toegestaan.
De leden zijn verder van mening dat het verschil in prijs tussen
verpachte- en niet verpachte gronden niet te groot dient te zijn, daar
hierdoor de bereidheid tot verpachting sterk zou afnemen.
In het algemeen zou kunnen worden gesteld dat voor de beleggers
geen verschil in prijs tussen verpachte- en niet verpachte gronden
zou dienen te bestaan.
SAMENVATTING:
aDe grootst mogelijke meerderheid is vóór niet-verlenging van de
Wet Vervreemding Landbouwgronden, mits het voorkeursrecht van
de pachter waterdicht wordt geregeld,
Eén lid is vóór handhaving van de Wet Vervreemding Landbouw
gronden.
b. Unaniem is men van mening dat handhaving van de huidige land
bouwkundige toetsing geen zin heeft.
Enkelen zijn van mening, dat gezien de gunstige resultaten in de
herverkavelingsgebieden een bepaalde, goed funktionerende methode
van toetsing wenselijk is, met name voor de ruil- en herverkave
lingsgebieden,
c. Handhaving van het voorkeursrecht van de pachter vinden alle
leden noodzakelijk.
d. De in het nieuwe Regeringsvoorstel vastgelegde regeling van dit
voorkeursrecht, vinden de leden onvoldoende.
e. Unaniem is men van mening dat de door de Regering voorgestelde
aanpassingen van de Pachtwet, ter regeling van het voorkeursrecht,
op publiekrechtelijke basis geregeld dienen te worden.
De Kommissie:
Voorzitter: W. KOSTER.
Leden: I. DE BRUIJNE.
S. J. DEES.
A. M. GELUK.
F. DE GROENE.
J. W. SCHEELE.
S. DE VISSER.
C. J. v. d. WERFF.
P. W. C. VAN WESTEN.
Rapporteur: C. P. J. VAN IWAARDEN.
Goes, mei 1962.