RAPPORT 549 van de Kommissie ad hoe, ingesteld door het Dagelijks Bestuur der Zeeuwse Landbouw Maat schappij, om een oordeel uit te spreken over de wenselijkheid van het al of niet verlengen van de Wet. Vervreemding Landbouwgronden. VRIJDAG 8 JUNI 1962 INLEIDING. DE Wet Vervreemding Landbouwgronden geldt, in tegenstelling met de meeste wetten, slechts voor een bepaalde tijd. Op 21 december 1953 is deze wet van kracht geworden en is sinds dien één keer verlengd. Ingevolge het bepaalde in art. 35, lid 3, vervalt de wet op 1 januari 1963. De vorige verlenging heeft in de Tweede Kamer nogal wat moeilijkheden veroorzaakt, waardoor deze materie sterk in de politieke sfeer is terecht gekomen. Het landbouwbedrijfsleven is bij deze wet zeer nauw betrokken. De Wet Vervreemding Landbouwgronden welke rechtsregelen stelt betreffende de overdracht van landbouwgronden, valt in hoofdzaak in drie onderdelen uiteen, n.l.: a. de prijsbeheersing; b. de landbouwkundige toetsing; c. het voorkeursrecht van de pachter. In het voorjaar van 1961 heeft de Regering een voorontwerp van wet aan de Sociaal Economische Raad en het Landbouwschap ter advies voorgelegd, waarin de hierboven onder a en b genoemde regelin gen niet meer voorkwamen, zodat alleen een regeling voor het voorkeurs recht van de pachter overbleef. De S.E.R. stemde met de kleinst mogelijke meerderheid vóór verlenging van de Wet Vervreemding Landbouwgronden en het Land bouwschap stemde met 13 tegen 10 stemmen eveneens voor verlenging. Overeenkomstig deze besluiten werd de Regering geadviseerd. De S.E.R. was verder van mening dat in het voorstel van 1961 geen waterdichte regeling van het voorkeursrecht was bereikt. Intussen heeft de Regering gemeend het voorontwerp van wet niet te moeten handhaven en zij heeft een nieuwe ontwerpwet bij de Tweede Kamer ingediend, waarbij een aantal wijzigingen in de bestaande Pacht wet worden voorgesteld, ter regeling van het voorkeursrecht van de pachter. Een belangrijk verschil met het oude voorstel is, dat niet meer onder alle omstandigheden tot openbare verkoop kan worden overgegaan. Velen waren van mening dat juist deze bepaling het voorkeursrecht van de pachter geheel op losse schroeven stelde. In het nieuwe voorstel is verder opgenomen een mogelijkheid tot verlenging van de pacht in plaats van met 4, met 6 jaar, indien aan derden wordt verkocht (zie art. 43, Pachtwet). Naast groeperingen die in hoofdzaak bereid zijn het regeringsstand punt te steunen, komen anderen voor die zeer uitdrukkelijk op verlenging van de Wet Vervreemding Landbouwgronden aandringen. Door oud- minister Vondeling die tot deze laatsten behoort, is om dit te bereiken bij de Tweede Kamer een initiatiefvoorstel van wet ingediend, bestaande uit één artikel, strekkende tot opheffing van de beperkte duur van de huidige wet. TAAK VAN DE KOMMISSIE. DAAR tijdens de besprekingen duidelijk bleek dat een goede positie bepaling voor de leden noodzakelijk was om tot een uitspraak te komen, werd hierover uitvoerig gediscussieerd. De Kommissie kwam tot de konklusie dat de leden bij de samenstelling van dit rapport hun persoonlijke mening dienden weer te geven, ongeacht het standpunt van de meerderheid der leden in hun Kring, hetgeen overigens zeer moeilijk valt te onderkennen. BELANGRIJKSTE VOOR- EN NADELEN VAN EEN EVENTUELE OPHEFFING VAN DE WET VERVREEMDING LANDBOUWGRONDEN. BIJ de beoordeling van de wenselijkheid de Wet Vervreemding Land bouwgronden al of niet te verlengen, is het noodzakelijk de belang rijkste voor- en nadelen die kunnen worden aangevoerd, in deze beoordeling te betrekken. Hieronder worden de voornaamste genoemd: Vóór opheffing pleiten de volgende argumenten; a, In gebieden waar de door de Grondkamer vastgestelde maximum prijs in het algemeen niet gehaald wordt, kan toepassing van de Wet Vervreemding Landbouwgronden een prijsverhogende werking hebben, wat overigens in Zeeland niet speelt. b, In gebieden waar men steeds aan de door de Grondkamer vast gestelde maximum prijs toekomt, komt veel ontduiking van deze maximumprijs voor. Het gevaar bestaat dat in vele gevallep in hoofdzaak alleen diegenen aan bod komen, die over niet geregistreerd vermogen beschikken. C» De Wet Vervreemding Landbouwgronden veroorzaakt een verstar ring iri. het grondgebruik. Gronden voor tuinbouw geschikt zullen deze bestemming dikwijls niet krijgen, omdat de maximumprijs in het algemeen op basis van het huidige gebruik b.v. als normale land bouwgrond wordt vastgesteld, Voor deze prijzen wenst men niet te verkopen. De grond komt dus dikwijls niet aan zijn optimale bestemming. d. Bij onteigeningen bestaat in bepaalde gevallen de tendenz naar te lage prijzen, omdat men ergens toch nog vasthoudt aan de agrarische gaarde, e. De kredietbasis van de eigenaar-gebruiker heeft zich niet kunnen ontwikkelen in de zelfde lijn als de huidige prijsbeweging in het algemeen. Er ontstaat op deze wijze een discrepantie tussen de prijs ontwikkeling van de grond en andere vermogensbestanddelen.: f. In het kader van de E.E.G. bestaat het gevaar dat Nederland met zijn lage grondprijzen uitverkoop van zijn gronden houdt. - g. In het huidige systeem, waarbij de netto-pacht wordt afgeleid van normen die bij Algemene Maatregel van Bestuur worden vastgesteld, kunnen wijzigingen van die normen onbillijkheden veroorzaken. Iemand die n.l. juist vóór een verhoging van de normen verkocht heeft, is dan wel sterk benadeeld. h. Men kan toch in een meer vrije ekonomie een zeker vermogens bestanddeel niet blijvend aan bepaalde regelingen wat de prijs betreft binden, waarvan andere vermogensbestanddelen vrijgesteld zijn. i. De Regering is onder de huidige omstandigheden mede gezien de prijsbeperkende maatregelen niet bereid domeingronden te verkopen, terwijl grondeigenaren die genoodzaakt zijn te verkopen, de druk der prijsbeheersende maatregelen dienen te accepteren. Tegen opheffing zijn de volgende argumenten aan te voeren: a. Wanneer niet verlenging gepaard gaat met stijgende grondprijzen zal door eigenaren en eigenaar-gebruikers meer vermogensbelasting betaald moeten worden. b. Bij hogere grondprijzen zullen bij vererving meer successierechten betaald moeten worden. De noodzaak om tot splitsing in de eigen dom of tot verkoop aan derden van een gedeelte van het bedrijf te moeten overgaan in verband met financiële moeilijkheden zal zich hierdoor eerder dan voorheen voordoen. c. In bepaalde gebieden is de generatiedruk nog zodanig groot, dat de vraag naar grond, het aanbod, overtreft, waardoor niet verantwoorde prijsstijgingen veroorzaakt zouden kunnen worden. d. Het gevaar bestaat dat bij stijgende grondprijzen een aantal pachters gedwongen zal worden, tegen hoge prijzen hun pachtgrond te kopen, omdat de verpachter tot verkoop overgaat. Het aloude verschijnsel dat de boer bij hoge grondprijzen gedwongen wordt, zijn grond te kopen en bij een terugslag weer tegen lagere prijzen te verkopert, doet zich hierbij weer voor. e. De eigengeërfde boer komt zwaarder te zitten. Ons landbouwprijsbeleid is mede gebaseerd op Kostprijsbereke ningen. De eigenaarslasten zijn zowel voor grond als gebouwen ingecalculeerd op basis van pachtprijzen. De Regering stelt uit drukkelijk in de Memorie van Toelichting, dat de pachten niet ver hoogd mogen worden, alleen op basis van verhoging van de grond prijzen. Wanneer de grondprijzen zouden stijgen en de pachtprijzen gelijk blijven, komen de werkelijke eigenaarslasten en de hiervoor ingecalculeerde pachtprijzen verder uit elkaar te liggen. f. Wanneer bij het loslaten van de grondprijzen deze zullen stijgen, zal er uiteindelijk een sterke druk op de pachten onstaan. g. Het gevaar bestaat dat in bepaalde gebieden grondspekulatie zal toenemen, wat als nadeel voor een optimaal grondgebruik dient te worden beschouwd. STANDPUNT KOMMISSIE. GEZIEN het bovenstaande heeft de Kommissie als volgt haar stand punt bepaald, waarbij de drie onderdelen van de Wet Vervreem ding Landbouwgronden apart behandeld zullen worden. a. PRIJSBEHEERSING. r\ E leden zijn van mening dat de nadelen van een eventuele op- U heffing van de wet Vervreemding Landbouwgronden zeer zeker aanwezig zijn. De hogere successieberichten en de meerdere vermogensbelasting zullen in bepaalde gevallen moeilijkheden veroor zaken. Ook zal het wellicht voorkomen dat vooral in gebieden met overheersend klein-bedrijf, de vraag naar grond zodanig groot kan zijn, dat niet onbelangrijke prijsstijgingen kunnen optreden, in het bijzonder in de overgangsperiode. Aan de andere kant zijn velen van mening dat de argumenten in het voordeel van opheffing van de Wet Vervreemding Land bouwgronden zeer belangrijk zijn. Met name het scheppen van de mogelijkheid om voor tuinbouw en fruitteelt aan de vraag naar grond te voldoen en voor oudere boeren zonder opvolgers, om hun bedrijf onder aanvaardbare prijzen op te heffen,' vindt men nood zakelijk. Bij een gehouden stemming blijkt dat de grootst mogelijke meerder heid van de leden vóór opheffing van de Wet Vervreemding Landbouwgronden, wat betreft de prijsbeheersing is, terwijl één lid zich tegen opheffing uitspreekt. Unaniem zijn de voorstemmers van mening dat de opheffing echter alleen aanvaardbaar is bij een goede regeling van het voorkeursrecht van de pachter, waarop nog nader zal worden ingegaan. ïZie verder pag. 551)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 21