IJsselmeerpolders ten dienste
van overig Nederland
509
voor" recreatie bestemd
^eoied
Stedelijk gebied
VRIJDAG 1 JUNI 1 9 6 "2
le. De landaanwinning als landsbelang,
2e. de voordelen van de afsluiting,' waardoor een
aanzienlijk kortere verbinding Noord-Holland-
Friesland.
O 00$
o~op
Inleiding gehouden door Jr. A. P. Minderhoud,
Direkteur van de Wieringermecr (IJsselmeerpolders).
Ir. A. P. MINDERHOUD
4e. een belangrijk voordeel van minder dijks-
onderhoud.
5e. het beheersen van afwatering waardoor men
niet langer de invloeden onderging van hoog
oplopende vloeden enz., die vaak grote schade
aan de omliggende dorpen tot oorzaak
hadden.
Naast deze voordelen heeft de afsluiting ook
nadelen met zich meegebracht. De visserij is
deels de dupe van de afsluiting geworden, al is
het nog de vraag of het woord „dupe" op zijn
plaats is. De visserij, die nooit een vetpot is
geweest, werd hierdoor gedwongen tot om
schakelen. Een schaderegeling heeft veel moeilijk
heden overbrugd. Wat overgebleven is, heeft het
daardoor goed gekregen. Urk is gedeeltelijk over
geschakeld op de Noordzeevisserij, zodat een en
ander uitstekend is verlopen.
ÏVE WIERINGERMEER, nu 30 jaar geleden in
cultuur gebracht, heeft in hoofdzaak gediend
voor het belang van de landbouw. Daardoor werd
een groot nationaal vermogen gedwongen
Genoemd kunnen worden
Landbouwschuur met pachterswoning:.
IR. Minderhoud begon zijn inleiding met er op te wijzen dat het
„polderen" reeds sedert eeuwen de Nederlanders in het bloed zit.
Vroeger was vrijwel de enige drijfveer voor het aanwinnen van grond
financieel gewin voor de ondernemers. De verschillende inpolderingen in het
Noorden en Zuiden en de droogmakerijen in do Hollanden noemde ir.
Minderhoud als voorbeelden hiervan.
Bij de inpoldering van de Haarlemmermeer rond 1855 was er echter
niet alleen meer sprake van „gewin" maar kwam ook 'n soort „ander belang"
naar voren, het beginsel van algemeen belang, hetgeen met zich meebracht,
dat de overheid een rol ging spelen om dit tot stand te brengen.
In de geschiedenis terugkijkende komt men herhaaldelijk plannen tot
inpoldering tegen. Bij de vele oude plannen voor de Zuiderzeeafsluiting,
welke er waren vóór het plan „Lely", lijkt het dat er nog andere dan land
aanwinningsoogmerken aanwezig zijn. Ze zijn echter volgens spreker niet
bekend, niet genoemd of weinig op de voorgrond gebracht.
IIET plan „Lely" dat thans in uitvoering is, be-
vatte weliswaar landaanwinning als hoofd
motief, maar daarnaast ook vele andere belangen
welke voor „overig Nederland" van belang zijn.
3e. Het beschikken over een zoetwaterreservoir.
Dit is ook gebeurd, gezien het gebruik dat, ten
dienste van de landbouw, van dit reservoir kan
worden gemaakt. In de zomer wordt tot achter
in de Veenkoloniën dit water gebruikt ter
verbetering en doorspoeling van het „slechte"
water aldaar.
gespaard belegd in grond en goede gebouwen.
Was een andere belegging beter geweest?, zo
vroeg ir. Minderhoud zich af. Rechtstreeks heeft
de Wieringermeer nagenoeg uitsluitend gediend
als mogelijkheid voor jonge en oudere
boeren een goed bestaan te verschaffen. Ten tijde
van de crisisjaren vormde de Wieringermeer mede
een welkome werkgelegenheid voor vele werk
lozen en plaatsingsmogelijkheden voor boeren,
landarbeiders, handelaren en middenstanders.
Tevens kunnen nog als voordelen genoemd
worden de verkorting van de grote verkeersweg
Amsterdam-Leeuwarden en de overplaatsings
mogelijkheid van een klein aantal tuinders vanuit
„de Streek".
Het was middenin de crisisjaren, in de dertiger
jaren, dat de beslissing moest vallen of met de
Noordoostpolder doorgegaan zou worden. De
N. O. P. kreeg voorrang omdat deze goedkoper in
aanleg en het minst zout was. Gebleken was
reeds (bij de Wieringermeer) dat „winst" op
landaanwinning niet gemaakt kon worden. Zeker
niet bij de, in de crisisjaren geldende prijzen der
landbouwprodukten. De bevolkingsdruk naast
de algemene zin om door te gaan met wat een
maal begonnen was gaf de doorslag. Vandaar
de kleine verkaveling in de N. O. P. met
betrekkelijk kleine kavels. Op deze manier werd
gestreefd naar afneming van de bevolkingsdruk
of zo men wil bestaansmogelijkheid voor
boeren en landarbeiders. Door het stelselmatig
opleiden van een groot aantal jonge boeren bij
de ontginnings- en pionierswerkzaamheden, kon
den vele moeilijke gezinssituaties op het oude
land opgelost worden.
De eerste grote betekenis voor „Overig Neder
land" bleek in 1947 toen principieel besloten werd
om 3000 ha land voor de bedrijfsvergroting op
Walcheren beschikbaar te stellen. Hoewel spreker
van mening was dat de opzet geslaagd genoemd
kon worden, sprak hij tevens uit dat wellicht de
mogelijkheden tot bedrijfsvergroting iets forser
aangepakt hadden kunnen worden.
Op „Walcheren" volgde het z.g. „Wageningen",
minder bekend bij de buitenwacht. Door over
plaatsing en driehoeksruil konden de boeren in
de omgeving van Wageningen naar de nieuwe
polder worden overgeplaatst, waardoor de voor de
Landbouwhogeschool en verschillende instituten
benodigde gronden voor uitbreidingen en proef
velden beschikbaar kwamen. Ongelukkigerwijze
werden deze beide groepen in 1953 gevolgd door
de boeren uit de overstromingsgebieden van
Schouwen, Tholen en Zuid Beveland die aldaar
een nieuw bestaan konden opbouwen. Als ander
voorbeeld van grote betekenis noemde ir. Minder
houd de mogelijkheden in de nieuwe polder door
het stichten en verpachten van bijzondere be
drijven (Mansholt, Geertsema, N. A. K., de Eest
enz.), het beschikbaar stellen van gronden voor
onteigenden bij stadsuitbreiding en pachtbeëindi-
ging bijvoorbeeld van de „Rozenburgers". Indirekt
is ook voor vele er „omheen" wonenden de
N. O. P. een bron van bestaan geworden. Bijv,
Kampen profiteert geweldig van deze mogelijk
heden. Vele produkten van de polder worden aan
de Groninger beurs verhandeld en vele
leveranciers wonen in de polder of leveren er aan.
Bijkomstig kan nog vermeld worden dat het
Waterloopkundig- en het Lucht- en Ruimtevaart
laboratorium, die ruimte nodig hadden, van de in
de N. O. P. beschikbare ruimte geprofiteerd
Zie verder pag. 511.