De Wet Vervreemding Landbouwgronden U' 508 Vervolg Algemene Vergadering van de Z. L. M. ZEEUWS LANDBOUWBLAD ER zijn weinig kwesties geweest na 1945 die in de boerenwereld zo een onderwerp van discussie hebben uitgemaakt, als thans het al of niet vervallen van de Wet Vervreemding Landbouwgron den. Vergelijkbare objecten wat de belangstelling betreft waren de Wet op de Materiële oorlogsschade en de Wet op de Watersnoodschade. We zouden over de Wet Vervreemding Landbouwgronden en de discussie die zich daaromtrent afspeelt enige kanttekeningen willen maken, zonder het onderwerp uitputtend te behandelen. Het bestuur heeft daaraan zojuist zowat de gehele morgen besteed, 'n Inlei dende opmerking moet luiden, dat veel van wat er tot nog toe aangaande deze zaak geschreven is en gepubliceerd een sterk demagogische inslag heeft. Er zijn b.v. hier en daar standpunten ingenomen, voordat men zelfs in de gelegenheid was geweest kennis te nemen van de inhoud van het wetsont werp en nog dagelijks haast leest men beschouwingen of uitlatingen, waaruit men moet concluderen dat men de tekst van het wetsontwerp niet of onvoldoende kent. Het is daarom de taak van de land bouworganisatie voor goede en juiste voorlichting zorg tc dragen. In de tweede plaats zou ik nog eens willen opmerken, dat het gaat om: wat is bij deze zaak het agrarisch belang, daarbij strokend met het algemeen belang, op lang zicht. De commissie die de Z. L. M. ter speciale bestudering van dit vraagstuk heeft ingesteld, noemt de volgende voor- en nadelen van eventuele opheffing van de W. V. L. VOOR OPHEFFING PLEITEN DE VOLGENDE ARGUMENTEN; a. In gebieden waar de door de Grondkamer vastgestelde maximum-prijs in het alge meen niet gehaald wordt, kan toepassing van de W. V. L. een prijsverhogende wer king hebben, wat overigens in Zeeland niet speelt. b. In gebieden waar men steeds aan de door de Grondkamer vastgestelde maxi mum-prijs toekomt, komt veel ontdui king van deze maximum-prijs voor. Het gevaar bestaat dat in vele gevallen in hoofdzaak alleen diegenen aan bod komen, die over niet geregistreerd vermogen beschikken. c. De Wet Vervreemding Landbouwgron den veroorzaakt een verstarring in het grondgebruik. Gronden voor tuinbouw ge schikt, zullen deze bestemming dikwijls niet krijgen, omdat de maximumprijs in het algemeen op basis van het huidige gebruik b.v. als normale landbouwgrond wordt vastgesteld. Voor deze prijzen wenst men niet te verkopen. Hetgeen dus in houdt, indien deze mogelijkheid ontbreekt, dat de grond dus dikwijls niet - aan zijn optimale bestemming komt. d. Bij onteigeningen bestaat in bepaalde gevallen de tendenz naar te lage prijzen, omdat men ergens toch nog vasthoudt aan de agrarische waarde. e. De kredietbasis van de eigenaar-gebruiker heeft zich niet kunnen ontwikkelen in de zelfde lijn als de huidige prijsbeweging in het algemeen. Er ontstaat op deze wijze een discrepantie tussen de prijsont wikkeling van de grond en andere ver mogensbestanddelen. Voor de huidige eigenaar betekent dit dus dat zijn inves teringsmogelijkheden beperkt worden. f. In het kader van de E. E. G. bestaat het gevaar dat Nederland met zijn lage grondprijzen uitverkoop van zijn gron den houdt. g. In het huidige systeem, waarbij de netto- pacht wordt afgeleid van normen die bij Algemene Maatregel van Bestuur wor den vastgesteld, kunnen wijzigingen van die normen onbillijkheden veroorzaken. Iemand die n.l. juist vóór een verhoging van de normen verkocht heeft, is dan wel sterk benadeeld. h. Men kan toch in een meer vrije ekono- mie een zeker vermogensbestanddeel niet blijvend aan bepaalde regelingen wat de prijs betreft binden, waarvan andere ver mogensbestanddelen vrijgesteld zijn. I. De regering is onder de huidige omstan digheden mede gezien de prijsbeperkende maatregelen niet bereid domeingronden te verkopen, terwijl grondeigenaren die genoodzaakt zijn te verkopen, de druk der prijsbeheersende maatregelen wel dienen te accepteren. TEGEN OPHEFFING ZIJN DE VOLGENDE ARGUMENTEN AAN TE VOEREN: a. Wanneer niet verlenging gepaard gaat met stijgende grondprijzen zal door de eigenaren en eigenaar-gebruikers meer vermogensbelasting betaald moeten wor- den. b. Bij hogere grondprijzen zullen bij verer ving meer successierechten betaald moe ten worden. De noodzaak om tot split sing in de eigendom of tot verkoop aan derden van een gedeelte van het bedrijf te moeten overgaan in verband met fi- t nanciële moeilijkheden zal zich hierdoor eerder dan voorheen voordoen. c. In bepaalde gebieden is de generatie- druk nog zodanig groot, dat de vraag naar grond het aanbod overtreft, waar door niet verantwoorde prijsstijgingen veroorzaakt zouden kunnen worden. d. Het gevaar bestaat dat bij stijgende grondprijzen een aantal pachters ge dwongen zal worden, tegen hoge prijzen hun pachtgrond te kopen, omdat de ver pachter tot verkoop overgaat. Het aloude verschijnsel dat de boer bij hoge grond prijzen gedwongen wordt zijn grond te kopen en bij een terugslag weer tegen lagere prijzen te verkopen, doet zich hier bij weer voor. e. De eigengeërfde boer komt zwaarder te zitten. Ons landböuwprijsbeleid is mede gebaseerd op kostprijsberekeningen. De eigenaarslasten zijn zowel voor grond als gebouwen ingecalculeerd op basis van pachtprijzen. De regering stelt uitdrukke lijk in de Memorie van Toelichting, dat de pachten niet verhoogd mogen worden, alleen op basis van verhoging van de grondprijzen. Wanneer de grondprijzen zouden stijgen en de pachtprijzen gelijk blijven, komen de werkelijke eigenaars- lasten en de hiervoor ingecalculeerde pachtprijzen verder uit elkaar te liggen. f. Wanneer bij het loslaten van de grond prijzen deze zullen stijgen zal èr uitein delijk een sterke druk op de pachten ont staan. g. Het gevaar bestaat dat in bepaalde ge bieden grondspekulatie zal toenemen, wat als nadeel voor een optimaal grondge bruik dient te worden beschouwd. [IT de beschouwingen die de Commissie dan laat volgen blijkt, dat men de voor- en de na delen van opheffing uiteraard gewogen heeft. Men is niet blind voor de nadelen, doch weegt de be zwaren tegen de huidige regeling zwaarder. Eén van de opmerkingen luidt: „Verder vindt men toch wel zeer belangrijk het feit dat van de hand having van de prijs beheer sing in de praktijk niet veel terecht gekomen is." Dienaangaande mogen we aanvullend wijzen op het adres van 9 april j.l., dat de Broederschap der Notarissen in Nederland en de Broederschap der Candidaat-Notarissen aan de Tweede Kamer der Staten Generaal heeft gezonden. In dit adres wordt een uitvoerige opsomming gegeven van de verschillende manieren waarop de Wet Vervreem ding Landbouwgronden wordt ontdoken, terwijl een onderschatting van die „stelselmatige wetsont duiking" als struisvogelpolitiek wordt gekwalifi ceerd. Wie dit adres leest, geachte vergadering, kan niet anders doen dan tot de konklusie komen dat een situatie als thans onmogelijk mag voort bestaan, want weliswaar zijn er weinig wetten, waarbii niet enige mazen om door te slippen een rol snelen, in dit geval wordt de wetgeving tot een aanfluiting en een straf voor iedere bonafide bur ger. die zich wel aan de regelen wenst te bonden. De grootst mogelijke meerderheid van de leden van onze Commissie verklaarde zich dan ook vóór opheffing van de Wet Vervreemding- Land bouwgronden. wat de prijsbeheersing betreft. Een stemmig echte** was mén van mening dat een dergelijke opheffing alleen aanvaardbaar is bij een goede regeling van het voorkeursrecht van de pachter. Deze regeling zal U inmiddels wel bekend zijn. Indien een eigenaar wil verkonen, dient hij eerst aan de pachter aan tc bieden. Wordt men het niet eens over de prijs, dan wordt taxatie gevraagd aan de Grondkamer. Wi] de pachter de dan naar voren komende priis gebaseerd op de werke lijke verkeerswaarde niet besteden, dan is de verpachter vrij te verkopen. Wil de verpachter tegen die nriis echter niet gunnen aan dc pachter, dan map hij het goed ook niet aan een derde ver kopen. Wat echter, wanneer hij dit toch doet? In dat geval wordt de verpachter verplicht één jaar pacht, met een minimum van 250.schadever goeding te betalen, terwiil onverlet blijft het recht van de pachter om volledige schadevergoeding te vorderen. Deze regeling komt ons bezwaarlijk voor en niet afdoende Wii zouden als voorwaarde willen stellen, dat, indien tegen de wetsvoorschrif ten tóch verkocht wordt met voorbijgaan van de pachter, zodanig sank ties worden getroffen, dat er zekerheid bestaat dat dc pachter hetzij alsnog 7ün rechten kan doen gelden hetzij zodanige scha devergoeding wordt toegewezen, dat dit feit alleen al prohibitief werkt tegen elke overtreding, 't Merk waardige is, dat ook van de zijde van de grond eigenaren tegen deze beoaling, met name tegen het woordje „onverlet" bezwaar bestaat, omdat men daarin evenzeer onzekerheid ziet gelegen, immers dit zou kunnen betekenen, dat enige vor dering te allen tijde op lange termijn zou kunnen worden ingesteld, dus steeds boven het hoofd van de eigenaar zou bijven zweven en op zijn onver wachts na vele jaren nog uit de lucht zou komen vallen. Een tweede punf dat onvoldoende gewaarborgd lijkt, Is de vaststelling van de vrije verkeers waarde van de grond door de Grondkamer. De Commissie zegt daarover o.a.: Essentieel van belang voor het optreden van de Grondkamer op dit gebied is het al of niet kunnen beschikken over gegevens van verkopen op min nelijke basis, omdat juist deze verkopen Dij een vrij spel van vraag en aanbod tot standkomen. Een publiekrechtelijke regeling met een meldings plicht van alle verkopen zal bedoeld probleem op lossen. Een belangrijke vraag is verder of de Grond kamer bij het vaststellen moet uitgaan van verge lijkbare verpachte- of pachtvrije objekten. Hierbij speelt direkt een rol de vraag of het acceptabel is dat het verschil in prijs tussen ver pachte en niet verpachte gronden vrij belangrijk wordt, waarbij tevens de aanvaardbaarheid van het feit dat het pachtrecht hierdoor een misschien aanzienlijke waarde krijgt toegedeeld, welke op een bepaald moment dan ook te gelde gemaakt kan worden, in diskussie komt. De Commissie wil er in dit verband op wijzen dat tot nu toe het pachtrecht als een zuiver per soonlijk recht wordt gezien ën niet als zakelijk recht. Het afstaan van pachtrecht tegen een gel delijke vergoeding is, behoudens ónder bepaalde omstandigheden - in de ruilverkavëlingsgebieden, dan ook officieel niet toegestaan. De léden zijn verder van mening dat het ver schil tussen verpachte en niet verpachte gronden niet te groot dient te zijn, daar hierdoor de be- heidheid tot verpachting sterk zou afnemen. Ten aanzien van de twee voorgaande punten zullen dus naar onze mening in het bijzonder ver beteringen dienen te worden aangebracht, wil de Wet Vervreemding Landbouwgronden volledig afgeschaft kunnen worden. HET wetsontwerp tot afschaffing van de hui dige wet en tot regeling van het voorkeurs recht van de pachter in de Pachtwet heeft tegen over zich gekregen een initiatief wetsontwerp van prof. Vondeling, die de huidige wet blijvend wil handhaven. Uit de thans verschenen Kamerstuk ken blijkt dat de diversiteit van opvattingen in de kringen der politieke partijen waarschijnlijk al even groot is als de spraakverwarring welke tot nog toe in de openbaarheid overal in den lande valt te constateren. Weinigen zijn het met weini gen eens. Hoezeer de opvattingen uiteenlopen illustreren een tweetal citaten. Het eerste is afkomstig uit een referaat voor de jaarvergadering van de Ver eniging voor Agrarisch Recht van mr. N. M. Zijp en luidt: De dynamiek van het grondverkeer zal zo veel als te verenigen is met een behoorlijk ver zekerd, stabiel gebruiksrecht van de pachter, on aangetast dienen te blijven. Een snelle en doelmatige aanpassing van de bedrijf sstruktuur vereist een zo beweeglijk mogelijk grondverkeer, zowel tussen de verschillende takken van landbouw (bestemmings wijziging) als tussen de bedrijven (bedrijfsgrootte- veranderingen). Het tweede citaat is van een voorstander van verlenging van de Wet Vervreemding Landbouw gronden, doch iemand die tevens prof. Vondeling bestrijdt, t.w. Tj. de Jong, te vinden in het R.K. Groningse Dagblad „Ons Noorden". Het luidt: Een ingrijpen in de rechten van de eigendom, zo diep, dat het in één flits opbenbaart, hoe de ge dachten- en gevoelswereld van Prof. Vondeling is aangetast door het plan-socialisme in zijn meest extreme vorm. De mening van de eigenaar, vriend schap, verplichtingen, in de persoonlijke sfeer, voor keur voor een persoon of familie, dat alles telt in zijn gedachtengang niet mee. Een onafhankelijke in stantie (dus een overheidslichaam) wijst aan. Prof. Vondeling ziet wel in, dat dit onafhankelijk lichaam hoge eisen stelt aan degenen die het moeten uit voeren, maar daar loopt hij verder luchtig over heen en concludeert: „Wij zouden een doelmatige toewijzing kunnen krijgen!" Er is natuurlijk geen schijn van kans, dat dit idee van Prof. Vondeling ooit enig succes in Nederland zal boeken, maar het tekent een zijde van deze bekende en bekwame agrarische deskun dige, die vele sociaal gezinde mensen pijnlijk treft. Het is dat overtrokken vertrouwen in overheids instanties en dat diepe wantrouwen in de menselijke samenleving, waarvan. Prof. Vondeling telkens weer blijk geeft. Steeds gaan zijn gedachten naar nieuwe machtige lichamen, die nationaal en internationaal de wereld moeten hervormen tot een geruisloos lopende straalmotor en hij ziet niet, en misschien vermag hij niet te zien, dat dit elimineren van de persoonlijke verantwoordelijkheid en het steeds overhevelen daarvan naar instanties, de samen leving steeds slechter en moreel zwakker maakt." NA deze illustraties zouden we willen besluiten met er op te wijzen dat er tussen de twee het verst uit elkander liggende opvattingen van afschaffen en blijvend aannemen, enige tussen- stromingen waarneembaar zijn van tijdelijk ver^ lengen van enige tot vijf jaren. De parlementaire behandeling van een wetsontwerp als dit, zal dan ook wel met meer dan gewone belangstelling af gewacht worden en de uitslag lijkt vooralsnog on zekerder dan ooit. Hoe liet echter ook worde, dit zou m.i. moeten vaststaan, n.l. dat de niet nageleefde verouderde en te strak kunstmatige normstelling voor de ver- kecrswaardebepaling van de grond aangepast wordt aan de eisen van behoefte, rechtmatigheid en billijkheid in het kader van een zich dynamisch ontwikkelde agrarische bedrijfstak in alle geledin gen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 4