ALGEMENE VERGADERING van de Z.L.M. (Vervolg rede van de Voorzitter) META-ISO-SYSTOX 507 VKIJDAG 1 JUNI 19*2 I N de landbouw hebben wij evenzeer te maken ge had met de nadelige gevolgen van de revalua tie die onze uitvoerpositie heeft aangetast. Het kostenvraagstuk, met name ook in de loonsector, speelt evenzeer een belangrijke rol en de zuig kracht van concurrerend ander bedrijfsleven is zö r oot geweest, dat het veel boeren niet mogelijk was daar tegen op te bieden. De boerenstand is in de positie, die prof. Hamming in E. S. B. van 25 april j.l. in de vorm van een Chinees sprookje heeft beschreven: Een van de 10 zonen van Nam Ping was een arme boer. Hij was tevreden vanwe ge het idyllische landschap dat hij bewoonde, maar al zijn broers zeiden: Gij kunt niet tevreden zijn, want gij zijt arm. Zo geschiede het dan dat de arme zoon van Nam Ping op zekere dag naar zijn vader ging en sprak: „Vader, ik ben arm en ik heb een lei aangeschaft om de oorzaak van mijn armoede te weten; laten we daar samen op rekenen". Aldus geschiede het dat de arme zoon van Nam Ping uit armoede geld nam om zijn zwakte te kennen en ter ere van de hoogvereerde Mio Pi verkondigde hij zijn zwakheden aan al zijn broederen. En zijn broe deren spraken: „Het is goed dat gij zwak zijt; lever ons Uw produkten tegen de kale kostprijs of goed koper, opdat ook onz<? kostprijzen laag blijven". Het gebeurde zelfs in een jaar van grote welvaart dat de rijst een wijle schaars was omdat de nieuwe oogst vertraagd werd door het koude weder. Toen spraken al de broederen tot Nam Ping. hun vader: Zie tochde rijst wordt duur, verbiedt toch de rijst- uitvoer opdat onze kostprijzen laag blijven. En tot hun arme broeder spraken de zonen van Nam Ping: „Zie toch, Uw prijzen zijn altijd slecht, werk toch doelmatiger." Maar van hun winstmarge spra ken de broederen bij dit alles niet. ■■*4} -iUi- Wanneer we nu de LEI, de beschreven lei, raad plegen, dan blijkt uit het statistisch overzicht 1960/ 61 van de uitkomsten van landbouwbedrijven, dat in het Z.W.-kleigebied de opbrengsten 5 hoger waren dan in de jaren 1955/56 t/m 1959/60; de kosten waren daarentegen bijna 8 hoger. Bij de granen waren de geldopbrengsten per ha van win tertarwe en zomergerst gemiddeld resp. 25 cf en 12 beter dan in deze basisperiode; de geldop brengsten per ha van zomertarwe vertoonde alleen in Zeeuws-Vlaanderen een gunstig resultaat. De peulvruchten, die in het Z.W.-kleigebied gemiddeld 13 van de oppervlakte innemen, hadden gemid deld lagere opbrengsten dan in de basisperiode. Tenslotte waren de geldopbrengsten van de con sumptieaardappelen op de Zeeuwse eilanden en in Zeeuws-Vlaanderen ongeveer de helft van die in de jaren 55/56 t/m 59/60. WELKE inspanningen zijn er nu op gericht het inkomen van de boer te vermeerderen? We zouden hierbij viererlei inspanningen kunnen on derscheiden; in de eerste plaats de pogingen daar toe door de individuele ondernemer zelf; in de tweede plaats de maatregelen en de leiding welke de eigen agrarische organisaties, benevens een semi-officieel orgaan als het Landbouwschap daar aan proberen te geven; in de derde plaats de maat regelen van de rijksoverheid die daarop gericht zijn en in de vierde plaats de internationale maatrege len zoals die in EEG-verband in voorbereiding zijn en zoals die in groter verband niet alleen bevorde rend maar ook tegenwerkend kunnen optreden. Wat de maatregelen van de individuele onderne mer betreft, het lijkt er vaak op dat hij meer ge dreven wordt dan dat hij zelf drijft. Het tempo van de veranderingen welke zich aan hem opdrin gen komt als een stroomversnelling over hem heen en vooral het feit van de overlopend toenemende arbeidsschaarste dwingt die boer tot allerlei ver anderingen in de organisatie van zijn bedrijf, in zijn bouwplan, in zijn mechanisering en motorise ring op de akker en in de gebouwen en in de stal. en dat alles zet hem weer in de kneep van veel grotere financieringsdruk dan tevoren. Dat- de agrarische ondernemer daarbij toch niet geneigd is het hoofd in de schoot te leggen blijkt wel uit het investeringstempo. In het eerder vermelde verslag van de president van de Nederlandsche Bank von den we dat de landbouw van de bruto investerin gen in vaste activa in 1961 5 voor zijn rekening heeft genomen, terwijl de stijging in procenten ten opzichte van het voorafgaande jaar van deze inves teringen in 1959 bedroeg 23 in 1960 15 en in 1961 weer oplopend na het natte en slechte jaar 1960 tot 21 (Advertentie) het systemisch insekticide BAYER' j \JLy met de langaüe werkingsduur N.V. A GR O CHEMIE ARNHEM Totaal moet in de landbouw thans ongeveer 16 miljard gulden geïnvesteerd zijn. Over de taak van de landbouworganisaties zelve zal ik ditmaal niet spreken; het is een onderwerp op zichzelf en wel licht zal ik er in de wintervergadering op terug komen. BUNDELING VAN KRACHTEN VOOR DE AFZET DE bemoeiingen van het Landbouwschap zijn, voor ieder die een goed lezer is van de land bouwbladen, duidelijk vele. Het rapport over het landbouwbeleid in de toekomst heeft bijzonder veel tongen en pennen losgemaakt en er is tot nog toe ook bijzonder veel over geschreven. Wat echter nog uitblijft is de reactie van de Overheid. Het zou toch wel zeer belangwekkend zijn om te weten hoe de Overheid nu denkt over en hoe zij staat tegenover de stellingen die in het rapport zijn ontwikkeld. We zijn ondertussen alle maal wel, mede aan de hand van dit rapport ook, tot de conclusie gekomen dat de afzet zeer bijzon dere aandacht in de boerensector behoeft en lvet is daarbij natuurlijk wel aan het Landbouwschap om de gedachten daaromtrent te ontwikkelen, maar het is aan het bedrijfsleven zelf om tot uitvoering te komen. De marges van de tussenpersonen staan in het algemeen vast en uiteindelijk is het de producent van de grondstof, die in het dalende klimaat zijn prijzen ook terug ziet lopen. Hoe langer wil over dit vraagstuk nadenken, hoe meer wij tot de con clusie komen dat het uitermate gewenst zou zijn dat de idee die ir Luitjens op het laatste Land bouwkundig Congres heeft ontwikkeld, verwezen lijkt moet worden, n.l. dat in de top van de centrale landbouw- en landarbeidersorganisaties tezamen met de top van de meest vooraanstaande en belang rijkste coöperaties overleg zou plaatsvinden hoe wij zouden kunnen komen tot een bundeling van zoveel mogelijk krachten, een bundeling die wij in het industriële bedrijfsleven regelmatig en sinds lange tijd waarnemen, die daar geleid heeft tot Marijnen aanvoelt wat onze verhoudingsgewijze lage inkomens van deze laatste jaren voor de boe renstand in het algemeen betekenen. De dichter Adriaan Morriën heeft in een bundeltje poëzie over de boer geschreven als over een vergrote gestalte; zijn leven heeft een diepere zin, de tijd heeft geen vat op hem, de onzekerheid van de stedeling be dreigt hem niet. Het is inderdaad bijzonder gevoe lig geschreven, maar men krijgt soms de indruk, schrijft het blad van de Veenkoloniale Boerenbond, dat de Overheid onze inkomsten ook „vergroot" ziet, door ons meer toe te dichten dan we hebben en krijgen en dat zij, mocht ons inkomen dan eens niet toereikend zijn, van ons verwacht dat wij het met de diepere zin die ons leven heeft, aanvullen. Er is één lichtpunt op het ogenblik, Mijne Heren, hoewel dat nog steeds niet uit de bus gekomen is, n.l. dat de Overheid nu ook wil inzien dat ze de Nederlandse vlasteelt niet langer de dupe mag laten worden van de discriminatoire bepalingen die België en vooral Frankrijk in dit opzicht nemen en ook dat de regeling van vlascertificaten van énkele jaren geleden weer ingevoerd zou kunnen worden. Doch op het gebied van de koolzaadteelt, wat de bietenteeltsector zon kunnen ontlasten; op het ge bied van de bietenteelt zelf. waar de prijs door een foutieve berekening: van Overlieidszijde tegen de aanvankelijke publicatie in, nu weer voor deze oogst wel verlaagd zal worden; op het gebied van de aardappelteelt, waar men in een beroerd jaar als 1960 weinig- of geen medewerking ondervond en niemand van het Departement zijn schoenen in de modder durfde wagen; op het gebied van de regu lering van de vleesimport, steeds weer loopt men aan tegen In muur op van te weinig gevoel voor wat de binnenlandse landbouwpolitiek nog meer vraagt dan het praten over dorre rekensommen. Wat wen sen we dan? Meer begrip voor de praktische om standigheden. In de morgenvergadering van het Hoofdbestuur is o.ni. ook over de aardappelpositie gesproken. Uit de discussie is vvel gebleken dat men graag gezien had dat er in Nederland in de pers ook gepubliceerd was, dat er bij de boeren geen aarda ppel voorrad en meer aanwezig zijn en de boer dus ook geen hoge prijzen ontvangen heeft. Hier moet van boeren/.ijde toch vvel met nadruk op gewezen worden! Achter de bestuurstafel de voorzitter Ir. M. A. Geuze, de Commissaris der Koningin Jhr. Mr. A. F. C. de Cascmbroot en het lid Gedeputeerde Staten de heer A. Schoul. trust- en kartelvorming, waartegen wij door het middel van de coöperatie ook welbewust ten strijde getrokken zijn, maar waarbij we toch verzuimd hebben om het voorbeeld van de concentratie in dit bedrijfsleven tot op voldoende hoogte op te voeren. Dat speelt ons op het ogenblik parten en we zullen dan ongetwijfeld, wanneer we deze weg opgaan, misschien de Consumentenbond en andere belangen groeperingen tegenover ons vinden. Maar we kun nen toch niet langer meer doorgaan en ons niet langer veroorloven, door een te grote splitsing, 'door een te grote gespletenheid, door een te grote spreiding onze krachten dientengevolge te zeer ge ïsoleerd te houden. OVERHEID BLIJFT ACHTER WAT de Overheid betreft, deze vertoont in zijn be moeiingen met het agrarische bedrijfsleven niet de aktiviteit die wij gaarne zouden zien. Wij bagatelliseren daarbij niet de overheidsbijdragen in geld die onze agrarische sector met name in de veehouderij en de landbouw op de lichtere gronden nodig heeft; aan de andere kant is het zó, dat we onvoldoende bemerken dat een man als Minister DE E. E. G. INTERNATIONAAL gezien wachten we nu af, of de graanverordening van de EEG per 1 juli a.s. toegepast zal kunnen worden en hoe deze dan toe gepast zal worden. De overgangsfase geeft aanlei ding tot het in de lucht hangen van allerlei han delstransacties sommigen kwalificeren ze als normaal, anderen als speculatief welke in ieder geval grote risico's met het oog op een goede afzet van de eigen oogst 1962 meebrengen, omdat een grote voorraadvorming aankoop en opslag van deze komende oogst zouden kunnen blokkeren. Desalniettemin wordt in Brussel hard gewerkt, ook Minister Marijnen en zijn medewerkers sloven zich uit en de besprekingen met Engeland, welke nog vóór de grote vakantie tot bepaalde resultaten zouden moeten leiden, komen daar nu nog weer bij. Lichamelijk en geestelijk wordt van vele van onze topfunctionarissen teveel gevergd, laten we dat niet vergeten bij alle kritische gesteldheid, die onze stand wel eens wat overmatig eigen is en de waardering hiervoor niet onder stoelen of ban ken steken. (Zie verder volgende pagina.).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1962 | | pagina 3