ALGEMENE
VERGADERING
VRIJDAG 1 JUNI 1962
van de achter. De export onderging daardoor een remming en dö
uOfflcieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van Land- eift Tuinbouw én Veeteelt in Zeeland*
Frankering bij abonnement: Terneuzea
50e Jaargang No. 2633
Openingsrede van de Voorzitter der Zeeuwse
Landbouw Maatschappijir. M. A. Geuzego-
houden op de Algemene Vergadering van de
Z. L. M. op zaterdag 26 mei 1962
IN zijn jaarverslag over 1961 behandelt de president van
de Nederlandsche Bank in het bijzonder twee problemen,
nl. de invloed van de revaluatie ende invloed van de in
voering van de 45-urige arbeidsweek. Na geconstateerd tè
hebben dat de revaluatiemaatregel met zekere vertraging
de gevolgen heeft gehad die daarmee werden beoogd, be
toogt de president dat in de overspannen arbeidsmarkt
van 1961 van de goede voornemens van de geleidelijke
invoering van de vrije zaterdag niet veel terecht gekomen -
is, doch dat deze zich als een epidemie over het land ver
spreid heeft. Geen ondernemer die zijn personeel wenste
te behouden, kon bij zijn concurrenten ten achter blijven
en zo werd ter bestrijding van het zich in onderneming,
c.q. in bedrijfstak openbarende personeelstekort de arbeids
tijd op ruime schaal met ongeveer 6 verminderd, waar
door vanzelfsprekend het tekort nog veel nijpender werd.
In de gegeven conjuncturele omstandigheden had de in
voering op zo korte termijn van de verkorte werkweek
ernstige gevolgen.
De in overeenstemming met de conjunctuurphase nog
steeds aanzwellende vraag vond geen respons meer in een
vermeerderend aanbodintegendeel, de industriële produktie
vertoonde in de loop van de zomer een vrij abrupte ver
mindering. Aldus had de verkorting van de arbeidstijd
De boerenstand, aldus Ir. Geuze, is in de positie, die Prof. Ham-
ming in E.S.B. van 25 april j.l. in de vorm van een Chinees sprookje
heeft beschreven: „Een van de 10 zonen van Nam Ping was een
arme boer. hij was tevreden vanwege het idyllische landschap dat hij[
bewoonde, maar al zijn broers zeiden: Gij kunt niet tevreden zijn
want gij zijt arm. Zo geschiedde het dat de arme zoon van Nam Ping
op zekere dag naar zijn vader ging en sprak: „Vader, ik ben arm en
ik heb een lei aangeschaft om de oorzaak vcCn mijn armoede te wetent
laten we daar samen op rekenenAldus geschiedde het dat de arme
zoon van Nam Ping uit armoede geld nam om zijn zwakte te kennen
en ter ere van de hoogvereerde Mio Pi verkondigde hij zijn zwak
heden aan al zijn broederen. En zijn broederen spraken: „Het is goed
dat gij zwak zijt; lever ons Uw produkten tegen de kale kostprijs ojj
goedkoper, opdat ook onze kostprijzen laag blijven."
Het gebeurde zelfs in een jaar van grote welvaart 'dat de rijst
een wijle schaars was omdat de nieuwe oogst vertraagd werd door,
het koude weder. Toen spraken al de broederen tot Nam Ping, hun
vader: Zie toch, de rijst icordt duur, verbiedt toch de rijstuitvoer,
Opdat onze kostprijzen laag blijven. En tot hun arme broeder spraken
de zonen van Nam Ping: „Zie toch, Uw prijzen zijn altijd slecht
werk toch doelmatiger. Maar van hun winstmarge spraken de broei
deren bij dit alles niet.
een zeer belangrijke invloed op de economische resultaten
van het jaar 1961. De groei van de industriële produktie
1 en van het nationale produkt in het algemeen bleef ten
lopende rekening van de betalingsbalans vertoonde een
achteruitgang, die onder andere omstandigheden minder;
groot zou zijn geweest. Ernstiger nog was de invloed op de
ontwikkeling der arbeidskosten. In strijd met haar bedoeling
bracht de verkorting van de arbeidstijd voor het op de
export gerichte bedrijfsleven een verhoging van de arbeids
kosten per eenheid produkt, welke nog omvangrijker was
dan die welke door de revaluatie reeds was veroorzaakt.
De cumulatie van deze beide kostenverhogingen tot een
totaal van ongeveer 12V2 moet van wezenlijke invloed
zijn op de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfs
leven en de export. Ze overtreft verre de verhogingen
van de arbeidskosten, die in de meeste andere landen heeft
plaatsgevonden, behoudens de Duitse Bondsrepubliek. En
zegt de president dan de geschetste ontwikkeling
heeft de nationale huishouding in een gemakkelijk kwets
bare situatie gebracht. De late jaren ener hoogconjunctuur:
geven, zoals de ervaring leert, geen belangrijke produktivi-
teitsstijgingen meer te zien. In 1956 en 1957 bedroeg de
toeneming van de produktie per werknemer in de industrie
niet meer dan 3 resp. 1 Verwacht moet derhalve
worden dat 1962 aan het Nederlandse bedrijfsleven nog
een verdere stijging van de arbeidskosten per eenheid pro
dukt zal brengen. Inmiddels komt na 3 jaren van onafge
broken opgaande conjunctuur het einde van de periode-
van expansie onverbiddelijk naderbij. Niemand kan met
zekerheid voorspellen wanneer dit einde komt en op welke
wijze het zich zal manifesteren.
Twee gevaren bedreigen de nationale huishouding bij de naderende wisse
ling van het conjuncturele seizoeji: dat van de overbesteding en dat van heft
verlies van voldoende concurrentievermogen met het buitenland. Het gevaar,
voor het verlies van voldoende concurrentievermogen lijkt groter dan weleer.
Het is waar dat Nederland tot voor kort een duidelijke voorsprong had; de
stijging van de. arbeidskosten, die in ongeveer V/2 jaar tijds gaat plaatsvinden,
is echter groter dan ooit te voren, terwijl daarentegen het buitenland zich )U
de gevaren van kosteninflatie meer en meer bewust betoont.
Geachte vergadering. Waarom citeer ik dit alles zo volledig? Omdat hier
een man van groot gezag aan het woord is en omdat daar voor ons ook ver
schillende lessen uit te trekken zijn, niet alleen als burger, maar ook als
ondernemer.
Wel zijn inmiddels de nodige tegenwerpingen niet achterwege gebleven-
Van de zijde van de industrie zegt men, dat de heer Holtrop onderschat de>
technische mogelijkheden van de ondernemingen om toch nog tot kostenaan-
passingen te komen. Van de zijde van het N. V. V. zei de heer Roemers o.a.
dat een eerdere stijging van de lonen, lagere winsten, dus lagere investerin
gen en minder conjunctuuroverspanning zou hebben veroorzaakt. Volledig
heidshalve dient men er dan ook bij te zeggen, dat de produktie lager zou zijn
gebleven!
Zie verder pag. 507.